Nogmaals, ik persoonlijk zie geen probleem in het vrijwillig hechten aan sjabbath door hen die in Jesjoea geloven uit de volken. Ik heb er meer een probleem mee als zij dit gaan doen op grond van de Torah, geboden aan Jiesrael en allen die zich te midden van hen willen vestigen. Het wordt echter buiten die context niet van hen geeist.
De tekst uit J'sjajahoe 56 wordt vaker voorgehouden als bewijs dat niet Joden de sjabbath zouden mogen/moeten houden. Het hoofdstuk begint echter met:
"Alzo zegt de HASJEM: Bewaar het recht, en doet gerechtigheid; want Mijn redding (J'SJOE'ATHIE) is nabij om te komen, en Mijn gerechtigheid (we-TSIEDKATHIE) om geopenbaard te worden"
Jes.56 spreekt over het nabij zijn van de Masjiach, de hoop op hem vestigend. De context van Jesaja is in de tegenwoordige tijd. Jesjoe'a was nog niet gekomen, nog niet verkondigt door zijn afgezanten. De enige weg tot HASJEM was in die tijd je te houden aan de vereiste miniems geboden/ondervonden door Adam en Noach: Gehoorzaamheid aan G-d en dus geen ongehoorzaamheid - d.i. nml. afgoderij (Gen.2:16,17; 3:1-5; Hos.6:7) aanhangen van een "zijn vrouw" en dus niet meerdere, want dat is dus hoererij (Gen.2:24); nuttigen van vlees is enkel toegestaan zonder consumptie van het bloed (Gen.9:3,4). Ik meen dat vers 21 van Hand.15 hierop op deze wijze ook betrekking heeft: van oudsher werd Mosjeh (de Choemasj - Pentateuch - Gen., Ex., Lev., Num., Deut.) overal gelezen. Iedereen zou hierom wel op de hoogte moeten zijn van de minimums die HASJEM van de volken verwacht middels Zijn geboden aan Adam en Noach (vaak benoemd als de Noachidische geboden, deze in die term gebezigde geboden komen echter slechts ten dele overeen met die in Hand.15:20,29 en 21:25 worden genoemd).
Dat Jes.56 spreekt over het houden van sjabbath en Torah zegt niet zoveel meer dan dat in die tijd de geriem (de bijwoners), die dus verbleven in Ha-Erets, ook gezegend zouden worden met Jiesrael.
De Torah is goed, maar niet verplicht aan de volken, behalve als zij de sjabbath in Jiesrael verstoren, of overtreding aldaar tegen G-d en medemens begaan of wilde deel hebben in de offerdiensten, dan moesten zij zich ook laten besnijden. Er was besloten dat binnen Jiesra'el geen sjabbath mocht worden overtreden, dus mocht ook een uit de volken geen hout inzamelen. Het houden van feesten en brengen van offers en koosjer eten werd echter nergens verplicht aan geriem. Wanneer zij echter in de dienst en het Heiligdom wilden komen, dan gold enerlei wet. Wel zouden de volken zich aandatgene wat aan Adam en Noach geboden is moeten houden, zoverre situationeel van toepassing (ik bedoel, het gebod m.b.t. de ark maken en het verbod te eten van de vrucht is niet op ons van toepassing, bijv. Wel: horen naar G-d en dus niet naar het belang van ander [slag] of jezelf neigen daar tegenin - d.i. afgoderij; het 1 vrouw aanhangen door 1 man; geen vlees met bloed nuttigen).
Met woensdag als de dag van de kruisiging zit men m.i. te vroeg. Er wordt steeds van 3 dagen gesproken, en ook van 3 dagen en 3 nachten.
Woensdag, overdag - dag 1, woensdag avond/donderdag nacht - nacht 2;
Donderdag, overdag - dag 2, donderdagavond/vrijdag nacht - nacht 2;
Vrijdag, overdag - dag 3, vrijdagavond/zaterdag nacht - nacht 3.
De opstanding was na sjabbbath - na zaterdag overdag en voor zondag overdag. Dus m.i. was de kruisiging op donderdag.
Sam
Sjim'oe d'var-HASJEM gojim! - Hoor het woord van de Eeuwige, gij volken! (Jer.31:10)