Berichtdoor biblebook » 09 mei 2006 18:22
Beste Elbert,
U schreef:
Want we (als zijnde niet-joden) zijn niet letterlijk uit Egypte getrokken (Deut. 5:15), maar wel geestelijk (nl. uit het diensthuis van de zonde).
Openbaring 18
3 Want van den wijn des toorns harer hoererij hebben alle volken gedronken, en de koningen der aarde hebben met haar hoererij bedreven, en de kooplieden der aarde zijn rijk geworden van hare grote weelde.
4 En ik hoorde ene andere stem van den hemel, die zeide: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen deel hebt aan hare zonden, en opdat gij niet iets ontvangt van hare plagen;5 want hare zonden reiken tot aan den hemel, en God gedenkt aan hare ongerechtigheden.
Kijk Elbert, Openbaring 18 is duidelijk. De essentie van haar boodschap inzake de eis en laatste oproep om God de Vader alle eer te geven, vinden we in Openbaring 14 in de 3 engelenboodschap. In Openbaring 18 spreekt God van de wereld als een Groot Babylon. Een economisch religieuze staat. (Katholiek + Rome= de 1e gemeente van het NT dat zich laat bezoedelen door de heidense aanbidding van afgoderij)
Let wel Daniël verwijst naar het Beeld van Nebukadnessar, Daniël en Openbaring behoren bij elkaar. Het gaat bij het Geestelijk Israël niet om een aardse aanbidding in de zin van een dode-letterknechterij zoals dat bij de Joden het geval was. Immers de profetie was daadwerkelijk in hun midden, en nog wilden zij het Geestelijke niet begrijpen. Nochtans zei Mozes dat God Geest was.
Als het Joodse volk van het OT, de essentie van de wet geestelijk hadden begrepen, en Christus toen Hij in hun midden was - de profetie tonende- dan hadden zij ook moeten begrijpen dat zij net zo'n Tempel hadden moeten /kunnen zijn als Christus door de Heilige Geest.
Zij bleven echter naast de vleespotten, ook de cultuur van Egypte navolgen, waarbij Aaron notabene het Gouden Kalf smeedde.
Terwijl ze juist van de Egyptenaren -bijna- waren verlost, behalve de oproerkraaier Datan!
Daniël wijst naar de 2300 dagen en morgens, de essentie van een Beeld, de wereld die verdeeld is door machthebbers en door diverse metalen ook omschreven worden, evenals hun tijden van afval en bestaan.
Babylon, de Stadstaat is het hoofd zal, uiteindelijk in die verre toekomst (onze tijd dus) de gestalte aannemen van een wereldomvattend Rijk. Nebukadnessar droomde dus feitelijk de feiten over zijn eigen Stadstaat, dat in de toekomst een veel grotere vorm zou aannemen.
Daniël waarschuwt hem de Almachtige God aan te nemen, zoals dus ook wij Hem dienen aan te nemen in Geest, en derhalve daardoor uit kunnen gaan, geestelijk, dat inhoudt dat we onderscheidelijk het valse Evangelie, de 3 onreine Geesten en dus het verval van het Evangelie ( de 4 paarden uit Openbaring 6) ten opzichte van het zuivere en juiste evenwichtige Evangelie dat God de Vader door Christus en de HG aan ons toont.
Bijzonder aan deze bewering maar ook boodschap is dat uiteindelijk niemand zal kunnen ontkennen dat God de Vader de enige God is die het waard is om alle eer te ontvangen. Zelfs zij die menen dat er een wereldse verlossing zal plaats vinden, op grond van afgeschafte wetgeving ( het OT) in een aards Jeruzalem dat reeds door de Persoon die zich Christus waant (de Paus) is bedoezeld met een zelfgerechtigde troons eis, toen hij in 2001 Israël bezocht en zo op die manier het Joodse volk heeft misleid.
Toen in 1798 de Joden Napoleon dankten voor het uitschakelen van de invloed van de Paus, waren zij in een verrukte stemming. Nu, nog geen 250 jaar later aanbidden zij de Farao van het Grote Babylon en hebben zij het aardse Heiligdom voor de zoveelste keert uitgeleverd en bezoedeld met het Beest, waarvan Openbaring 12 t/18 ons leert dat alle koningen der aarde het achterna zullen gaan.
Wie als deze wapenfeiten in het licht van Christus plaatst, kan toch niet anders opmerken dat alleen een Heilige Geest ons nog tot een nuchter inzicht kan bregen, om ons een ander mens aan te trekken dat in Geest accordeerd mat dat wat van boven is en niet van beneden.
Johannes 3
1 En er was een mens uit de Farizeën, genaamd Nikodemus, een overste der Joden.
2 Die kwam tot Jezus bij nacht, en zeide tot hem: Rabbi, wij weten, dat gij zijt een leeraar van God gekomen; want niemand kan de tekenen doen, die gij doet, zo God niet met hem is.
3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar ik zeg u: Tenzij iemand op nieuw geboren worde, kan hij het rijk Gods niet zien.
4 Nikodemus zeide tot hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij ook wederom in den moederschoot ingaan en geboren worden?
5 Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar ik zeg u: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij in het rijk Gods niet komen.
6 Wat uit vlees geboren wordt, dat is vlees, en wat uit den Geest geboren wordt, dat is geest.7 Verwonder u niet, dat ik u gezegd heb: Gij moet op nieuw geboren worden.
8 De wind blaast waarheen hij wil, en gij hoort zijn suizen wel, maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat. Alzo is ieder, die uit den Geest geboren is.
9 Nikodemus antwoordde en zeide tot hem: Hoe kan dit geschieden?
10 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij een meester in Israël, en weet dit niet?11 Voorwaar, voorwaar ik zeg u: Wij spreken hetgeen wij weten, en getuigen wat wij gezien hebben, en gij neemt onze getuigenis niet aan.
12 Gelooft gij niet, als ik u aardse dingen zeg, hoe zult gij geloven, indien ik u hemelse dingen zou zeggen?
Johannes 7
7 De wereld kan u niet haten; maar mij haat zij, want ik getuig van haar, dat hare werken boos zijn.
Hoe kunnen we dan aannemen dat een aards Jeruzalem zou uitsteken boven datgene wat Christus -notabene- over de wereld zegt. In het licht dat Jezus openbaart over de Schriftgeleetdheid die Nicodemus aan de mensen voorhoudt, mag blijken dat Jezus het in beide gevallen er over heeft dat de mensen en Schriftgleerden het ontbreekt aan het Geestelijk inzicht én aspect van het Evangelie en Zijn Rijk.
Johannes 19
1 Toen nam Pilatus Jezus en geeselde hem.
2 En de krijgsknechten vlochten ene kroon van doornen, en zetten die op zijn hoofd, en deden hem een purperen kleed aan,
3 en zeiden: Wees gegroet, koning der Joden! en zij gaven hem kinnebakslagen.
4 Toen ging Pilatus wederom naar buiten, en zeide tot hen: Zie, ik breng hem tot u uit, opdat gij erkent, dat ik geen schuld in hem vind.
5 Alzo kwam Jezus buiten, en droeg een doornenkroon en een purperen kleed; en [Pilatus] zeide tot hen: Zie, de mens!
6 Toen de Hogepriesters en dienaars hem zagen, schreeuwden zij, zeggende: Kruis hem! kruis hem! Pilatus zeide tot hen: Neemt gij hem en kruisigt hem, want ik vind geen schuld in hem.
7 De Joden antwoordden hem: Wij hebben ene wet, en naar die wet moet hij sterven, want hij heeft zichzelven tot Gods Zoon gemaakt.
8 Toen Pilatus dat woord hoorde, vreesde hij nog meer,
9 en ging wederom binnen in het rechthuis, en zeide tot Jezus: Vanwaar zijt gij? Maar Jezus gaf hem geen antwoord.
10 Toen zeide Pilatus tot hem: Spreekt gij tot mij niet? Weet gij niet, dat ik macht heb u te kruisigen en macht heb u los te laten?
11 Jezus antwoordde: Gij zoudt geen macht over mij hebben, indien zij u niet van boven gegeven was; daarom, die mij aan u heeft overgeleverd, heeft groter zonde.12 Van toen af zocht Pilatus hem los te laten; maar de Joden schreeuwden zeggende: Laat gij dezen los, dan zijt gij des keizers vriend niet; want wie zichzelven koning maakt, die is tegen den keizer.
13 Toen Pilatus dat woord hoorde, bracht hij Jezus buiten, en zette zich op den rechterstoel, ter plaatse, die genaamd is Steenplaveisel, in het Hebreeuws: Gabbatha.
14 En het was de dag der voorbereiding van Pasen, omtrent de zesde ure; en hij zeide tot de Joden: Zie, uw koning!
15 Maar zij schreeuwden: Weg met dezen! Kruis hem! Pilatus zeide tot hen: Zal ik uwen koning kruisigen? De Hogepriesters antwoordden: Wij hebben geen koning dan den keizer.
16 Toen gaf hij hem aan hen over, opdat hij gekruisigd zou worden. En zij namen Jezus en leidden hem weg.
17 En hij droeg zijn kruis, en ging uit naar de plaats, die genaamd is Hoofdschedelplaats, in het Hebreeuws genaamd Golgotha.
18 Aldaar kruisigden zij hem, en met hem twee anderen, aan elke zijde één, en Jezus in het midden.
19 Ook schreef Pilatus een opschrift, en zette dat boven aan het kruis; en er was geschreven: Jezus van Nazaret, de koning der Joden.
20 Dit opschrift lazen vele Joden, want de plaats, waar Jezus gekruisigd werd, was nabij de stad; en het was geschreven in de Hebreeuwse, de Griekse en de Latijnse taal.
21 Toen zeiden de Hogepriesters der Joden tot Pilatus: Schrijf niet: De koning der Joden (het Geestelijke Israël dus); maar dat hij gezegd heeft: Ik ben de koning der Joden. (de Schriftgeleerden wilden hier dus Jezus de schuld geven van het feit dat Hij hen niet naar het beloofde land heeft kunnen voeren nogal wiedus als het een Geestelijke zaak van erkenning is)
22 Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven. ( ..zoals ook de Farao van Egypte uitte)
23 De krijgsknechten dan, toen zij Jezus gekruisigd hadden, namen zijne klederen, en maakten vier delen, voor elken krijgsknecht een deel, alsook den rok. De rok nu was zonder naad, van boven af geheel geweven.
24 En zij zeiden onder elkander: Laat ons dien niet in stukken snijden, maar daarom loten, wiens hij zijn zal; --opdat de Schrift vervuld werd, die zegt: "Zij hebben mijne klederen onder zich gedeeld, en hebben over mijn gewaad het lot geworpen". Dit deden dan de krijgsknechten.
25 En bij het kruis van Jezus stonden zijne moeder, en zijn moeders zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena.
26 Toen nu Jezus zijne moeder zag, en den jonger, dien hij liefhad, daarbij staande, zeide hij tot zijne moeder: Vrouw, zie, uw zoon!
27 Daarna zeide hij tot den jonger: Zie, uwe moeder! En van die ure af nam de jonger haar tot zich.
28 Hierna, dewijl Jezus wist, dat alles alreeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld werd, zeide hij: Mij dorst.
29 En er stond daar een vat vol edik; en zij staken ene spons vol edik op een hysop, en hielden ze hem aan den mond.
30 Toen nu Jezus den edik genomen had, zeide hij: Het is volbracht! en hij neigde het hoofd en gaf den geest.
31 De Joden dan, dewijl het de dag der voorbereiding was, opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven gedurende den sabbat, --want de dag dezes sabbats was groot-- (De Sabbat is dus hier een wettische dode-letter wetsregel zoals alle geboden door de Joden werden gehouden. ook hier een bewijs dat de Joden het Geestelijke aspect van Christus'dienstwerk niet begrepen en alleen op zichzelf wilden toepassen i.p.v aan de volkeren in het Geestelijke aspect van Christus'voorbeeld te tonen, in de toenmalige wereld.)verzochten Pilatus, dat hunne benen gebroken en zij afgenomen zouden worden.
32 Toen kwamen de krijgsknechten en braken de benen van den eersten en van den anderen, die met hem gekruisigd waren;
33 doch toen zij tot Jezus kwamen en zagen, dat hij alreeds gestorven was, braken zij hem de benen niet,
34 maar een der krijgsknechten doorstak zijne zijde met ene speer, en terstond kwam er bloed en water uit.
35 En die het gezien heeft, heeft het getuigd, en zijne getuigenis is waarachtig, en hij weet, dat hij de waarheid zegt, opdat ook gij gelooft.
36 Want dit is geschied, opdat de Schrift vervuld werd: "Gij zult hem geen been in stukken breken".
37 En wederom zegt ene andere Schrift: "Zij zullen zien in wien zij gestoken hebben".
38 Daarna verzocht Jozef van Arimathéa--die een jonger van Jezus was, doch heimelijk, uit vrees voor de Joden, --Pilatus, dat hij het lichaam van Jezus mocht afnemen; en Pilatus stond het toe. Hij kwam dan en nam het lichaam van Jezus af.
39 Ook kwam daar Nikodemus, die voorheen des nachts tot Jezus gekomen was, en bracht mirre en aloë onder elkander, omtrent honderd pond.
40 Toen namen zij het lichaam van Jezus en bonden het in linnen doeken met specerijen, gelijk de Joden plegen te begraven.
41 En er was aan de plaats, waar hij gekruisigd werd, een hof, en in den hof een nieuw graf, waarin nog nooit iemand gelegd was.
42 Aldaar legden zij Jezus, om den dag der voorbereiding der Joden, dewijl het graf nabij was.
Hier leren we toch duidelijk dat de Sabbat zowel een wettische kant heeft welke de Joden zich hebben toegeeigend, terwijl Christus duidelijk leert dat de Sabbat voor alle mensen is.
Nicodemus laat duidelijk blijken dat hij het Geestelijke aspect van Jezus Dienstwerk de enige maatstaf van het Geloof kan zijn. Nicodemus verloor weliswaar alle menselijke aandacht, eer en , door de afgunst van zijn Joodse collega's en Schriftgeleerden alle functies en werd, net zoals Christus een paria. Hij had het wereldse aanzien verloren maar overwon door het Geestelijk inzicht en de aanname van een Evangelie dat een Geestelijke aangelegenheid is, in de aanschijn van een Hemels Rijk en niet van een aardse rijk, dat door de ongehoorzaamheid aan en de menselijke interepettaie van de wet en de geboden, niet in Christus en de Heilige Geest,maar op grond van aardse zondige Priesters en een eigengerechtigheid alsook door egoistische motieven de verlossing alleen voor zichzelf op te eisen. Christus misbruiken voor eigen -menselijke- doelen zal altijd fout aflopen. Christus zal zich niet laten manipuleren.
Wat je hier dus schreef:
Want we (als zijnde niet-joden) zijn niet letterlijk uit Egypte getrokken (Deut. 5:15), maar wel geestelijk (nl. uit het diensthuis van de zonde).
.....is dus van exact dezelfde orde als datgene wat de Joden hadden moeten begrijpen toen God de Vader hen uit Egypte verloste.
Als wij dus ook niet begrijpen dat we -geestelijk- moeten veranderen en ons lichaam een Tempel moet worden -Geestelijk- , dan zullen ook wij de kans lopen, een gouden kalf te smeden, dat dezelfde gevolgen voor ons zal hebben, als dat voor de toenmalige groep Joden ook had.
Als wij bereid zijn andere klederen aan te trekken en Geestelijk dus een Tempel kunnen zijn, in plaats van een stenen omhulsel zoals de Joden dachten, dan kunnen wij pas tot het een Geestelijk Israël groeien.
De Joden leefden met het zicht op een beloofd land. Natuurlijk, voor de toenmalige zereld zouden zijn een volmaakt voorbeeld kunnen zijn geweest indien zij God de Vader hadden begrepen in de essentie van het Heiligdom in de geestelijke aspecten er van. De Heilige Geest zou hun Tempel zijn geweest.
Als zij Mozes hadden willen begrijpen toen hij 2x met de stenen tafelen van de berg Horeb kwam, hadden zij Geestelijk moeten zoeken naar de betekenis van die Stenen tafelen. Het was al erg genoeg -dus- dat God notabene Zijn wet moets opschrijven, terwijl die in hun hart (verstand) had moeten zitten.
God kan nu eenmaal niet werken met dienstknechten die Zijn raadgevingen in de wind slaan. God de Vader wil dienstknechten zoals Daniël, dienstknechten die Geestelijk met Zijn regering in verbinding staan. Die daardoor hulp kunnen ontvangen en daardoor dan dientengevlge ook zullen lijden en vervolgd worden. Immers hun Rijk is een ander Rijk dat nooit kan accorderen met het Grote Babylon..
Mensen die staan voor het Evangelie dat wijst naar dat Hemelse aspect van een zuiver Geestelijk Israël en een zuiver Hemels Jeruzalem. God de Vader zal geen compromieën sluiten.
De verheerlijking moet nog komen, dat wel. We kunnen nog groeien in Geloof en in het voorbeeld van een Geestelijk welzijn voor alle mensen.
We kunnen nog groeien zo, dat we niet meer terug willen en stanvastig zijn als een Rots. Dat is wat Christus' wil en Hij hoopt dat wij er ook voor zullen kiezen. Niet op vage geweldadige strijd waarmee wij menen ons doel te moeten bereiken, maar door Zijn Geest.
Openbaring 14
6 En ik zag een anderen Engel vliegen door het midden des hemels, [color=brown]die had het eeuwig Evangelie, om het te verkondigen aan degenen, die op de aarde wonen, en aan alle natiën en geslachten en talen en volken,7 en zeide met ene grote stem: Vreest God en geeft Hem eer, want de tijd zijns oordeels is gekomen; en aanbidt Hem, die gemaakt heeft den hemel en de aarde en de zee en de waterfonteinen.
8 En een andere, een tweede Engel volgde, die zeide: Gevallen, gevallen is het grote Babel, omdat het met den wijn harer hoererij alle volken heeft gedrenkt.9 En een andere Engel, een derde, volgde hen, en zeide met ene grote stem: Indien iemand het dier aanbidt en zijn beeld, en het merkteken aan zijn voorhoofd of aan zijne hand aanneemt,
10 die zal ook van den wijn van Gods toorn drinken, die onvermengd ingeschonken is in den kelk zijns toorns; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel Vóór de heilige Engelen en Vóór het Lam.
11 En de rook van hunne pijniging gaat op in eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag noch nacht, die het dier aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams aanneemt.
12 Hier is de lijdzaamheid der heiligen, die de geboden Gods houden en het geloof in Jezus bewaren.13 En ik hoorde ene stem van den hemel tot mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden, die in den Heer sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hunnen arbeid; want hunne werken volgen hen.[/color]
Staat er nu in deze laatste en indringende oproep aan alle gelovigen in Christus, dat er iemand eerst noch wordt bevoordeeld?
De Joden van het OT hebben hun tijd gehad. Christus is degene geweest die het NT vorm heeft gegeven. Hij heeft ook een einde gemaakt aan de bevoorrechte positie van de Joden. Hierboven staat het klip en klaar!
12 Hier is de lijdzaamheid der heiligen, die de geboden Gods houden en het geloof in Jezus bewaren.13 En ik hoorde ene stem van den hemel tot mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden, die in den Heer sterven, van nu aan. [color=blue]
Over Overblijfselen gesproken!