Ik heb n.a.v. zijn artikel het volgende bericht aan ds.P.de Vries gezonden:
Geachte ds.de Vries
Met steeds klimmende verbazing heb ik uw artikel De verhouding tussen de christelijke kerk en het Joodse volk gelezen, daarom hier een paar kritische kantt:
1.Het is een zeer oude als een axioma geworden stelling dat er buiten de kerk geen zaligheid is. Maar de Schrift leert ons dat er buiten de Messias geen zaligheid is. En dat is heel wat anders! Want God is niet aan de kerk gebonden om Zich te openbaren. Want van Adam tot Noach openbaarde Hij Zich in de heilige linie van Seth. Na de zondvloed in het geslacht van Sem tot de toren bouw van Babel. Toen maakte Hij een nieuw begin in het geslacht van Abraham tot Mozes. Toen heeft Hij het volk Israël tot Zijn getuige verkoren. In geen van deze verschillende bedelingen was er sprake van een Gemeente v.Chr. organisch door de inwonende Geest aan Hem verbonden in Zijn opstandingsleven. Het is puur anachronisme om op al de voorgaande bedelingen het etiket ‘kerk’ te plakken. Want daar is in de Schrift een heilsorde die niet omkeerbaar is. Eerst moest Chr. uit de doden opstaan en de H.Geest uitgestort hebben voordat er sprake van een Gemeente kon zijn. De verzoening rust in alle bedelingen wel op hetzelfde fundament van het bloed van het Lam, maar de positie van en de relatie met de Messias van de Gemeente is een geheel andere dan die van Israël en de volken in het messiaanse rijk. Want de Gemeente is de hemelse bruid en Israël het aardse volk van de Koning. De bekering van Israël
2. In heel de Schrift wordt de naam Israël uitsluitend gebruikt voor het fysieke nageslacht van Abraham. Gal 6:16 ziet dus niet op de eerste christenjoden, want in de Hand. staan de apostelen voortdurend juist tegenover de leiders van Israël, maar het Israël Gods zijn de Joden die het geloof der vaderen bewaard hebben, God en Zijn Torah liefhebben en daar zoveel als doenlijk is naar leven en geleefd hebben, Want die hopen op dezelfde Messias als wij. Het verschil is dat zij Hem niet herkend hebben in Zijn vernedering en lijden en de kerk Hem niet kent in de heerlijke openbaring van Zijn koninklijke eer en ambt. Zij leert nog steeds een puur geestelijk koninkrijk,(vandaar dat Hand.1:6 steevast verkeerd uitgelegd wordt) en heeft Israël een ‘christelijke’ Christus gepredikt waarin de Jood zijn Messias niet herkent, temeer omdat zij in Zijn naam eeuwenlang de Joden vervolgd en vermoord heeft. Ook hier weer dat Roomse verabsoluteren van de alleen-zaligmakende kerk als de enigst denkbare gestalte van het Koninkrijk. Alsof Gods heil in de Messias alleen door de kerk bemiddel kan worden!
3.Er is geen enkel bewijs in de Schrift te vinden dat God Zijn verbond met Abraham in de kerk voortgezet heeft. Als alle gelovigen Abrahams zaad en kinderen genoemd worden is dus niet uit een verbonds-, maar uit een geestelijke relatie. Want Abraham is het grote voorbeeld van allen die in de voorhuid gerechtvaardigd zijn Rom.4.
Gedurende de tijd van Israëls verharding vergadert de Heere door de prediking van het Evangelie en het getuigenis van de Heilige Geest Zijn Gemeente uit Joden en heidenen terwijl Zijn verbond met Abraham als een soort by-pass buiten de kerk om gewoon doorloopt. Daarom heeft Hij de eeuwen door het land voor het volk en het volk voor het land bewaard. .Pas als de Gemeente vol is keert de stroom van Gods genade in de Messias weer terug in de bedding van het verbond met Abraham. Wat ik in dit art. mis is het niet onderkennen van de verborgenheid en eigen identiteit van de Gemeente en het inzicht in de bredere relaties van de Schrift. En dat kan ook niet anders als de hele Schrift onder de noemer van een kerk en een verbond van Adam tot de jongste dag gebracht wordt. zie hiervoor art.XXVII N.B.G. Maar de nog toekomstige bekering zal geen inlijving in de Gemeente, maar tot zijn Messias als theocratisch Koning zijn Hos.3;Ezech.37:24,25. Hier zou nog veel meer over te zeggen zijn, maar ik wil het voor ditmaal hierbij laten.met br.gr: j.Vlot