Speedy schreef:Joannah schreef:Speedy schreef:
Als jij zo consequent toepast de geloofsdoop, betekent dat de kinderen die niet geloven verloren gaan. En kom niet aan met de poespas van het opdragen want dan doe je precies wat jij de voorstanders van de kinderdoop verwijt want de schrift spreekt nergens over opdragen.
De Schrift spreekt wel ergens over zuigelingendoop?????
1. Je gaat niet in op mijn reactie die aangeeft dat als jij zo consequent de geloofsdoop hanteert betekend dat een kind wat sterft dus verloren gaat.
2. Toon mij aan vanuit de schrift dat zuigelingen NIET zijn gedoopt.
1. 1Korinthe 7:14
2.in de bijbel wordt b.v. aan de kamerling gevraagd of hij het zeker weet, dat hij zich wil laten dopen,
Als hij hierop Ja zegt, zegt de apostel. ok, DAN pas is het geoorloofd.Eerst geloof, bekering en dan doop, was de volgorde.
De uitdrukking “zijn gehele huis” wil nog niet zeggen, dat er zuigelingen bij behoorden. Ook de slaven en dienstknechten behoorden bij zijn huis. Een vermoeden dat bij “zijn gehele huis” ook zuigelingen aanwezig waren vormt een hele zwakke basis voor de praktijk van de zuigelingendoop.
Verder laat 1 Petrus 3:21 ons zien, dat de doop “een bede is van een goed geweten tot God”.
Dit heeft met gehoorzaamheid aan God te maken.
Er is hierbij geen sprake van de zogenaamde ”wederdoop” want er is maar één doop.
Men is besprenkeld OF gedoopt, maar niet twee keer gedoopt.“Johannes doopte te Enon bij Salim, omdat daar veel water was” (Johannes 3:23 ) Voor besprenkeling heb je niet veel water nodig!
“En terstond, toen Hij uit het water opsteeg…”(Marcus 1:9) We zien het voorbeeld van de Here Jezus Zelf, die zich door Johannes in de Jordaan liet dopen door onderdompeling.
“…beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de kamerling, en hij doopte hem.”(Handelingen 8:38)
De vroege kerkgeschiedenis vermeldt ons, dat deze vorm van dopen gedurende de eerste drie eeuwen van de kerk gehandhaafd werd.
Pas na de bekering van de Romeinse keizer Constantijn de Grote, waarmee een einde kwam aan de christenvervolgingen, ging men geleidelijk over tot de doop der besprenkeling.
De christenen werden nu niet meer vervolgd, ze werden juist met respect behandeld, zodat het vele voordelen met zich meebracht om christen te worden.
U begrijpt wel dat dit leidde tot een uitholling van het christendom. Iedereen die in het christelijke rijk van Constantijn de Grote geboren werd was door zijn geboorte automatisch een christen en behoorde dan ook gedoopt te worden.
Hiermee ontstond de massale zuigelingendoop met daaropvolgend, om gezondheidsredenen voor de zuigelingen, de besprenkeling.
In de fundamenten van de oude kerken zijn nog steeds de doopvonten terug te vinden die gebruikt werden vóór bovenstaande ontwikkeling.
Het gaat hier om een doopvont in de vorm van een kruis, waarbij in de beide dwarsbalken trappen aangebracht zijn.
Bij de doop werd het kruis, dat in de rotsen uitgehouwen was, vol water gezet, waarin de dopeling via de ene trap in het kruis afdaalde om vervolgens gedoopt te worden en via de andere dwarsbalk het kruis te verlaten.
Een prachtig mooi beeld waarin aangegeven wordt dat we met Christus gekruisigd en opgestaan zijn.
Toen het symbool van de doop vervangen werd door de besprenkeling, is ook de betekenis van de doop veranderd.
Door het symbool van de doop door onderdompeling laat de dopeling zien met Christus begraven en in nieuwheid des levens opgestaan te zijn.
In Romeinen 6:4,5 wordt aan de doop deze betekenis gegeven: “Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn aan zijn opstanding.”.
Niet in de besprenkeling maar juist in de doop der onderdompeling wordt deze gebeurtenis zichtbaar gemaakt. Door verandering van dit symbool is de betekenis van de doop ook veranderd. Omdat men meent dat de kerk de plaats van Israël ingenomen heeft wordt de doop nu gezien als de besnijdenis en toetreding tot de kerk, Gods huidige verbondsvolk, waarbij niet alleen de jongetjes maar ook de meisjes besneden (gedoopt) worden.