naamloos schreef:Zie je nou zelf niet hoe je alles bij elkaar concludeert?
Er staan meerdere verbonden in de bijbel, en ook veel beloften die lang niet allemaal in een verbond beschreven zijn.
Als God zegt dat ik door zijn belofte te geloven een erfgenaam van God wordt, en dat ik door het geloof deel in de zegen van Abraham en de belofte van de H.G. ontvang, dan is dat zo. Daar hoef ik geen verbondpartner voor te zijn.
Het staat God vrij hoe hij mensen tot erfgenamen maakt, daar heeft hij onze systemen niet voor nodig.
Je blijft maar negeren dat aan een verbond-testament niets toe of afgedaan wordt, dan houdt het voor mij op.
Een paar opmerkingen hierbij:
- in het door jou geciteerde gedeelte (Gal. 3) gaat het over het verbond met Abraham, dat tevoren bevestigd was op Christus. Uit datzelfde gedeelte kun je concluderen (en daar is niets mis mee) dat wie bij Christus hoort, dus ook in het verbond met Abraham begrepen is. Waarom zou de apostel bij zijn bespreking over wet en geloof anders het verbond met Abraham (dat aan de wet op de Sinai voorafgaat!) erbij halen?
- Aan een verbond-testament wordt niets toe of afgedaan, inderdaad. Daarom is het verbond met Abraham (de man uit Ur der Chaldeeen) ook zo ruim dat daarin alle geslachten van het aardrijk gezegend worden (Gen. 12:3, Gen. 28:14). Het verbond met Abraham is niet beperkt tot Israël, hoewel het wel tijdelijk in die bedding vorm kreeg. God had vanaf het begin al de wereld op het oog en niet alleen Israel.
- Het staat God inderdaad vrij hoe Hij mensen tot erfgenamen maakt, maar als Hij dat doet, dan doet Hij dat door middel van het verbond. Het begint al in Gen. 3 (de moederbelofte) en verder middels de verbonden met Noach, Abraham, Izak en Jakob, Mozes (Sinai) en David.
- Er is een rechtstreeks verband tussen het verbond en de erfenis. Door de Middelaar van het nieuwe verbond (testament) is er sprake van een erfenis voor degenen die door die Middelaar tot kinderen van God worden gemaakt. Er is geen sprake van erfenis zonder de Middelaar van het nieuwe verbond. Zo spreekt bijvoorbeeld Hebr. 9:15 erover:
Hebr. 9:15 En daarom is Hij de
Middelaar van het nieuwe verbond, opdat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond waren, de
geroepenen de belofte van de eeuwige
erfenis ontvangen.
Wie horen er dus tot het verbond? De geroepenen (zie ook Rom. 1:6, 1 Kor. 1:2 enz, dus de gemeenteleden) en zij ontvangen de belofte van de eeuwige erfenis. Dit is geen systeem, dit kun je gewoon in de Bijbel terugvinden.
naamloos schreef:Over het nieuwe verbond zei ik: Het bloed van het nieuwe verbond is de grondslag voor elke gelovige van Adam t/m de voleinding van de wereld, dus dat is niet iets Joods.
Dus je zegt: door het bloed van het nieuwe verbond word je gered, maar je hebt met het nieuwe verbond zelf niets te maken? Dat is hetzelfde als zeggen dat je door de wielen van de auto naar je bestemming wordt gebracht zonder dat je in de auto zit. Nee, het is 1 geheel. Het bloed en het verbond horen bij elkaar en zijn niet los verkrijgbaar. Zonder bloed geen verbond en zonder verbond ook geen bloed.
naamloos schreef:1. In Israël ingelijfd worden is iets anders dan in Christus ingelijfd te zijn.
2. Ik lees niets over geloof van de familie van Rachab dus dat laat ik rusten, ik lees wel dat ze in Israël werden ingelijfd.
In dit geval viel het samen. Rachab is door het geloof gered (Hebr. 11:31) en is ze in Christus en in Israël ingelijfd en is ze niet net als de anderen omgekomen. Dat haar familie bij haar was op het moment dat de muren vielen, geeft aan dat ze haar woorden van redding geloofden.
benefietdiner schreef:Je standpunt is mij duidelijk elbert. De kinderdoop is aannemelijk te achten als we de Bijbel + traditie nemen.
Nee, dat is niet mijn conclusie. De ene christelijke doop is
altijd al inclusief de kinderen van de gemeente geweest. Want de Bijbel spreekt nergens over een verbod op het dopen van kinderen. Ga je daar wel van uit, dan heb je pas iets uit jouw baptistische traditie aan je Bijbel toegevoegd.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)