Ik weet het, een lang stuk, maar door een beter begrip over de wet van God en de wet van Mozes kun je niet in een paar zinnen begrijpelijk maken, excuus hier voor!!
Bastiaan30
mal 4:4 laat zien dat de wet van Mozes tot Israel gericht is.
mal 4:4 Gedenk de wet van Mozes, Mijn knecht, die Ik hem bevolen heb op Horeb aan gans Israël, der inzettingen en rechten.
en vervolgens:
Deut 6:3 Hoor dan, Israël! en neem waar, dat gij ze doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land, dat van melk en honig is vloeiende.
Bastiaan30, Wel, we zullen onderscheidt moeten maken tussen de wet van God en de wetten van Mozes.
(De Wet des Heren, d.i. de wet der Tien Geboden) die werd door God op de berg Sinaï aan Mozes gegeven, die God met eigen vinger had neergeschreven.
Zelfs heeft God voor de tweede keer op de stenen tafelen geschreven een teken van duurzaamheid, wel een bewijs van de grote waarde die God aan de decaloog toekent.
En
deze wet van God (2 stenen tafelen)werden
in de ark des verbonds bewaard. Nu de wet(ten) van Mozes:
We vinden daarover een bericht in Deut. 31 : 24-26, „En het geschiedde toen Mozes voleindigd had de woorden dezer wet te schrijven in een boek, totdat zij voltooid waren, zo gebood Mozes de Levieten die de ark des verbonds droegen, zeggende : Neemt dit wetboek
en legt het aan de zijde van de ark des verbonds des Heren uws Gods,
dat het aldaar zij ten getuige tegen u." Opmerkelijk is het, dat in deze teksten juist de tegenovergestelde bijzonderheden worden genoemd, die wij zoëven hebben gelezen over de wet Gods.
ten eerste, niet God, maar Mozes schreef deze wet;
ten tweede, ze werd niet op stenen tafelen maar in een boek, op papyrusrollen, een
teken van vergankelijkheid, geschreven;
en ten derde, deze wet werd
niet bewaard in de ark des verbonds, zoals Gods wet,
maar naast, ter zijde van de ark.
En dit handschrift van Mozes was
een wet in inzettingen bestaande en gegeven„ten getuige tegen u".Nu komen we tot de vraag : Welke wet heeft Christus afgeschaft?
Het Oude Testament heeft ons thans voldoende ingelicht om in het Nieuwe Testament een harmonie te ontdekken tussen de teksten die over beide wetten spreken.
Allereerst de Schriftuurplaats waarin gezegd wordt, wat door Christus weggenomen en aan het kruis genageld is.
Gods Woord zegt in Col. 2 :13, 14 aldus : „En Hij heeft u, toen gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vlezes, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende, uitgewist hebbende het handschrift dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, welke, zeg ik, enigerwijze tegen ons was en heeft dat uit het midden weggenomen, het aan het kruis genageld hebbende."
In dit tekstwoord wordt dus gezegd, dat het handschrift dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, door Christus is weggenomen en aan het kruis genageld.
Een ieder die opmerkzaam bovenstaande uiteenzetting over Gods wet en de wet van Mozes heeft gevolgd, zal dadelijk begrijpen welke van deze twee in Col. 2 : 14 wordt bedoeld, nl. de joodse wetten en inzettingen die door Mozes geboden waren.
Alle ceremoniële wetten, die betrekking hebben op de tempel- en offerdiensten, waren een voorafschaduwing van het ware grote offer dat eenmaal door de Messias zou worden gebracht.
Toen Jezus Christus op Golgotha als een zoenoffer voor onze zonden stierf, vervielen daardoor natuurlijk de tijdelijke, schaduwachtige, ceremoniële en specifiek joodse wetten.
Wanneer nu Paulus in zijn brieven spreekt over een wet die vervallen en afgeschaft is, dan bedoelt hij daarmee dus de wet van Mozes, de schaduwachtige, ceremoniële wet. En wanneer hij spreekt over de heerlijkheid en de heiligheid van Gods geboden, dan zinspeelt hij op Gods wet, de Wet des Heren, de Tien Geboden.
Er is dus geen sprake van dat de wet der Tien Geboden door Christus op Golgotha is afgeschaft.
Wel is er door de kruisdood van Christus een wet vervallen, nl. de joodse ceremoniële wet, maar Gods geboden zijn onveranderlijk en bindend, ook voor de gelovigen onder het Nieuwe Testament.
Juist is de Wet des Heren de maatstaf in het leven van de wedergeboren mens, dus voor diegenen die leven onder de genade van Christus.
Heeft Paulus de Sabbat en de Bijbelse feesten afgeschaft?
Er zijn heel wat christenen die gewoontegetrouw de door Rome ingestelde zondag vieren als een door God ingestelde rustdag en de ‘christelijke’ feesten onderhouden op heidense data omdat het hun zo is geleerd.
Maar er zijn er maar zéér weinig die de moeite hebben genomen om de Bijbel er eens op na te slaan.
Als je deze broeders en zusters in Christus aanspreekt op dit feit, dan ervaar je over het algemeen dat het erg gevoelig ligt om er over te praten.
Zodra je hen confronteert met het feit dat de Bijbelse feesten door God zijn ingesteld op andere data dan waarop zij door de huidige christenen wordt gevierd, begint men al heel snel verwijten te maken dat iemand die de feesten op de Bijbelse tijden onderhoud ‘wettisch’ is.
Velen van hun theologen en voorgangers beroepen zich op uitspraken van Paulus en beweren dat hij heeft gezegd dat deze feestdagen des HEREN zijn afgeschaft of weggedaan.
Eén van de geciteerde teksten is deze: “Nu gij echter God hebt leren kennen, ja meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, waaraan gij u weder van meet af aan dienstbaar wilt maken? Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar” (Galaten 4:9-10). Door deze tekst in verband te brengen met de Sabbatsheiliging en de feestdagen des HEREN suggereren deze ‘onderwijzers’ dat Paulus de dagen, maanden, vaste tijden en jaren zou afkeuren en verwerpen, die de HERE zelf in Zijn heilige Wet (Tora) als een altoosdurende inzetting heeft opgedragen te houden. Deze redenering is niet logisch omdat ook Paulus de Sabbat heeft gehouden (Hand. 17:2) en ook zelf de Bijbelse feestdagen heeft gevierd zoals Pesach, het Feest der Ongezuurde Broden (1 Kor. 5:6-8) en het vasten op Grote Verzoendag (Hand. 27:9).
Paulus veroordeelt Dagen, maanden, vaste tijden en jaren welke een heidense oorsprong hebben.
Het valt mij steeds weer op dat velen de tekstfragmenten uit hun context lichten en daarop hun conclusies baseren, die dan een eigen leven gaan leiden. Dat is ook met deze geciteerde tekst het geval, want op het eerste gezicht schijnen zij hier gelijk te hebben als men deze verzen geïsoleerd leest. Maar als men niet alleen deze verzen doorneemt, maar het gehele gedeelte vanaf vers 8, dan zien wij duidelijk dat Paulus het hier niet heeft over de Sabbat en de Feestdagen des HEREN.
Paulus heeft het hier over speciale dagen en tijden die door de heidenen aan de afgoden waren gewijd, en dat is heel wat anders!
In vers 8 schrijft Paulus namelijk, dat de van oorsprong heidense Galaten in de tijd dat ze de God van Israël nog niet kenden, afgoden hadden gediend.
In vers 9 vraagt Paulus zich dan ook af hoe zij ondanks hun nieuwe geloof in de God van de Bijbel en in Jezus Christus alsnog terug kunnen keren naar hun van oorsprong heidense tradities en wereldgeesten, door hen opnieuw te dienen in plaats van God, … de Schepper van Hemel en Aarde! En nu komt dus vers 10 waarin hij het houden van dagen, maanden, vaste tijden en jaren ter ere van deze afgoden veroordeelt!
Dit geeft dus wel even een ander beeld van de Waarheid dan wat de huidige theologen en geven.
Maar wie u in verwarring brengt, zal zijn straf hebben te dragen, …
Paulus zegt het volgende: “Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt.
Houdt dus stand en laat u niet weer een slavenjuk opleggen. Zie, ik, Paulus, zeg u: indien gij u laat besnijden, zal Christus u geen nut doen. Nogmaals betuig ik aan ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na te komen.
Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij. Wij immers verwachten door de Geest uit het geloof de gerechtigheid, waarop wij hopen. Want in Christus Jezus vermag noch besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde werkende. Gij liept goed. Wie is u in de weg gekomen, dat gij aan de waarheid niet meer gehoorzaamt? Die overreding kwam niet van Hem, die u roept. Een weinig zuurdeeg maakt het gehele deeg zuur. Ik voor mij ben van u overtuigd in de Here, dat gij geen andere mening zult hebben. Maar wie u in verwarring brengt, zal zijn straf hebben te dragen, wie hij ook zij. Wat mij echter betreft, broeders, indien ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het aanstotelijke van het kruis van kracht beroofd!” (Galaten 5:1-11).
Wat Paulus hier wil duidelijk maken is dit: wij kunnen de behoudenis niet verdienen door het houden van de wet.
Maar als wij door het offer van Jezus uit genade de behoudenis, het eeuwige leven, ontvangen, onverdiend, dan houden wij Gods geboden maar al te graag uit dankbaarheid.
De wet is dus beslist niet afgeschaft, maar zij is ook beslist niet het middel om de behoudenis te bewerken. Voor een gelovige uit de heidenen (volken) is dus alleen de besnijdenis des harten van toepassing, niet de lichamelijke besnijdenis. Laat hij zich echter wel besnijden, dan geeft hij daarmee aan dat hij zijn behoudenis verwacht uit de werken der wet en daarmee plaatst hij zichzelf buiten de genade. Daarom schrijft Paulus nadrukkelijk aan de Korinthiërs: “Laat ieder zo leven, als de HERE hem toebedeeld heeft, zo, als God hem geroepen heeft. Zo schrijf ik het in alle gemeenten voor. Is iemand als besnedene geroepen, hij late het niet verhelpen; is iemand als onbesnedene geroepen, hij late zich niet besnijden.
Want besneden zijn betekent niets, en onbesneden zijn betekent niets, maar wel het houden van Gods geboden! Ieder blijve bij die roeping, waarin hij was, toen hij geroepen werd!” (1 Korinthiërs 7:17-20).
Geen Staatsburgers maar wel de Burgerrechten van Israël
De gelovigen uit de heidenen zijn als het ware “geestelijke immigranten” en dienen zich wel aan de bestaande wetten te houden zoals ook in elk land van nieuwe immigranten wordt verwacht en zoals de HERE heeft opgedragen! In tegenstelling tot het oude Verbond hoeven zij onder het Nieuwe Verbond echter niet genaturaliseerd te worden tot staatsburgers van het immigratieland. Ze mogen hun eigen nationaliteit behouden, maar krijgen een permanente verblijfsvergunning, een vergunning tot vestiging. Ze hoeven geen Joden meer te worden en zich te laten besnijden, wat onder het Oude Verbond eerst wel het geval was. Zij integreren met behoud van de eigen identiteit. Zij worden dus geen Israëlische staatsburgers, maar krijgen volgens de Efezenbrief wel de burgerrechten van Israël, de gemeente des Heren.
Hoe ga je met de Wet om?
Als je de wet houdt omwille van de wet, dan ga je gebukt onder de wet, maar in Galaten 5:18 schrijft Paulus: "Indien gij u echter door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet." Betekent dit dat je niets meer met de wet te maken hebt als je vervuld bent met de Heilige Geest? Nee, dat betekent het niet. Wat betekent het dan? Wel, … de uitdrukking "onder de wet" wil zeggen dat men de Wet ziet als weg tot behoudenis. Paulus gebruikt de termen "onder de Wet" en "werken der Wet" alleen maar als hij zich richtte tot de gelovigen uit de volken, die door Judaïsten geheel ten onrechte geleerd was dat zij alleen maar gered kunnen worden als zij zich laten besnijden en zich zodoende volledig aan de wet houden.
De Wet is heilig en rechtvaardig en goed
Paulus heeft ons nadrukkelijk gezegd: “Zo is dan de Wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed” (Rom. 7:12). Maar Paulus waarschuwt ons tegen het wetticisme, want de uitspraken van Paulus over de "slavernij van de wet" verwijzen naar degenen die gebukt gaan onder het rabbijnse systeem dat de Wet van God perverteert tot wetticisme. Maar ook in christelijke kringen is vaak een sektarisch wetticisme dat Gods wetten misbruikt om gelovigen tot slavernij te brengen. Het is overigens zeer opvallend, dat juist in die kerken en gemeenten waar zo de nadruk gelegd wordt op het "vrij zijn van de wet" meestal een strak bewind heerst dat zijn eigen regels en statuten oplegt aan haar leden. Om Galaten 4 en 5 beter te kunnen begrijpen moeten wij ook Galaten 3 lezen, want daarin legt Paulus juist uit, dat de "vloek van de wet" niet het juk is van het moeten leven binnen het raamwerk van de wet, maar dat het veeleer de vloek is die komt vanwege het ongehoorzaam zijn aan de wet (vers 10 en 13). Paulus toont in vers 11 en 12 aan dat de vloek op degenen valt die trachten de wet te gehoorzamen door wettische inspanningen. Maar als wij ons bij het gehoorzamen van Gods Wet laten leiden door de Heilige Geest en door liefde en dankbaarheid in ons hart, dan is de wet niet tégen ons, want Paulus schrijft in Galaten 5:23 nadrukkelijk: "Tegen zodanige mensen is de Wet niet!" Samenvattend wil ik dus, wellicht ten overvloede, benadrukken dat de uitspraken van Paulus in de Galatenbrief niet bedoeld zijn om de wet opzij te zetten, maar om te waarschuwen tegen het onbegrip, het wettisch toepassen en het misbruik ervan.
bron: gedeeltelijke toevoeging van
http://www.agp-internet.com
Jes 8: 20: Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. King James: Dit komt, omdat er in hen geen licht is.