In dit gesprek over het 'aangaan' aan het avondmaal bespeur ik de kennelijk diepgewortelde idee, dat men niet zomaar aan het avondmaal kan gaan, maar dat men daarvoor eerst iets in zijn leven moet hebben meegemaakt. Daarover verschillen de meningen: de een zegt: je zonden en schuld leren kennen, de ander zegt: vergeving hebben ontvangen, weer een andere: dat je echt gelooft.
De grote misvatting in deze denkstijl is mijns inziens het volgende:
God is Schepper. Ook van de mens. Die mens heeft gezondigd en zondigt nog altijd. Dit verklaart de grote leegte en het grote ongeluk van de mens: hij leeft zonder God, zonder zijn Schepper en daarmee zonder toekomst of doel.
God heeft echter gesproken: door de Wet en de Profeten en door Jezus Christus. En Hij heeft Zich op unieke wijze weer aan Zijn schepselen verbonden door verzoening mogelijk te maken tussen de mens en Zichzelf door het zenden van Zijn Zoon.
Van dit grote feit wordt sindsdien melding gemaakt (zending, prediking, kerken en gemeenten). En door die verkondiging ontstaan er gemeenschappen van mensen, die dit evangelie geloven.
De sacramenten zijn bedoeld om dit geloof te bevestigen, te symboliseren (tekenen) en te versterken.
Wie niet gelooft, zal er geen behoefte aan hebben en hij zal er niet door gesterkt worden. Er is immers geen geloof gehecht aan het goede nieuws (het goede nieuws werd niet als goed ervaren en was voor deze mensen daarom helemaal geen nieuws).
Maar velen geloven wel in dit goede nieuws. De gewone, gelovige kerkganger, zal ik maar zeggen. Dit geloof, hoe eenvoudig en klein ok, moet wel versterkt worden. En daar is het avondmaal voor bedoeld.
De misvatting is nu, dat men meent, dat het geloof aan bepaald kenmerken moet voldoen, die alleen in de individuele mens kunnen worden gevonden. Dat maakt geloof tot een echt geloof.
Fout. Het geloof ontstaat door het evangelie te horen en dat als waar en betrouwbaar aan te nemen. Meer is het niet, omdat we het ook niet echt kunnen begrijpen. geloof is gewoon: overtuigd worden, dat dit het is en dat er niets anders meer waar kan zijn, dan dit alleen.
Dat is een waar geloof. Al die onderscheidingen van tijdgeloof, historisch geloof, wondergeloof zijn flauwekul. Ze willen de blik alleen maar naar binnen keren (onderzoekt uzelven). Iedereen weet, dat men God niet vind in zichzelf, maar dat men alleen maar schrikken kan van een nauwgezet zelfonderzoek. Echt, er kan in de binnenkamer geen ander, echter of waarder geloof ontstaan, dan de eenvoudige prille, gemeende overgave aan het gepredikte woord. Het is een heilloos pad van mystiek, bevinding en allerlei onheilige afdalingen in de menselijke geest, die mensen beletten om hun geloof ook geloof te noemen.
Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat mensen naast je in de kerkbanken een waarder, echter, dieper of waarachtiger geloof hebben als jijzelf, die ook in God gelooft en in Zijn Zoon.
Ja maar, God moet toch iets doen in een mens. God hoeft niets meer te doen, dan Hij al doet. Hij geeft je het leven, Hij geeft je de eeuwige woorden in je hand, Hij geeft je de verkondiging. En je gelooft het. Je kunt niet leven zonder dit geloof. Dat is een echt geloof. Weliswaar ben je zelf niet zonder zonde, weliswaar val je jezlef tegen en weliswaar vind je jezelf helemaal niet waard om als gelovige gekenmerkt te worden. Maar dat is allemaal menselijk misverstand. God denkt niet zoals jij. Hij denkt zoals Hijzelf denkt. Hoe gruwelijker je jezelf vind of hoe ellendiger je jezelf weet of hoe dieper je bukt onder je zonden of zelfs: hoe uitbundiger je jezelf een gelovige vindt of hoe luidkeels je ook van vergeving spreekt...wat je ook denkt of zegt (zwaar of licht)...het is voor God allemaal helemaal niet relevant. Het zijn allemaal kwalijke menselijke gedachten vol onbegrip, vol dubbele bodems, vol zelfzucht en heimelijk egoïsme. Een mens, ook een gelovig mens, is niet heilig en rein. Hij is dat alleen, omdat God hem zo wil zien en omdat God ervoor gezorgd heeft, dat Hij die mens ook zo kán zien (door het offer van Christus). Gelooft dan dat God u zo ziet (dat is het appèll van het Evangelie). Hoe een mens daarvoor gewonnen wordt weet ik niet, ik weet alleen, dat velen ervoor gewonnen worden en dat ze zeggen: ik geloof het. Als jij dat ook zegt, geloof je. En dat is zonder meer een echt geloof.
Daarom: we komen niet aan het avondmaal om daarmee te betuigen, dat we zonder zonde zijn...nee maar om te getuigen, dat God anders over ons denkt, dan wij zelf. Daarom zoeken we het niet meer in onszelf, daarom onderzoeken we onszelf niet meer tot we er bij neervallen. Nee, we houden het bij de eenvoudige constatering, dat we Gods werk kennen (we hebben het gehoord), dat we erin geloven en dat we ons er in verheugen. Hoe, weten we niet, maar we weten wel dát Jezus Christus voor ons geleden heeft, gestorven is en weer is opgestaan. Hij is onze Heer. Met die eenvoudige belijdenis gaan we aan het avondmaal...onafhankelijk van de vraag, wat zich allemaal in onze binnenkamer kan afspelen of heeft afgespeeld. Dat is niet relevant, omdat dat allemaal vermengd is met menselijke tekortkomingen.