coby schreef:Ik heb die uitverkiezing nooit begrepen. Het kwam op mij altijd zo over dat God er lukraak een stel naar believen uitpikt en die hebben dan het geluk dat ze gered kunnen worden.
Maar ik zat zo eens te denken, is het niet gewoon andersom: dat God degenen uitkiest die voor Hem kiezen? En omdat Hij alles al vantevoren weet, kon Hij dat al doen voor de grondlegging der wereld. Dan heb je twee in een klap, vrije wil en uitverkiezing. Hij heeft u uitverkoren, zei Paulus tegen degenen die ervoor gekozen hadden Hem te volgen. God wil dat iedereen gered wordt staat er in Timotheus.
Alzo lief heeft God de wereld gehad. God houdt wel van iedereen, maar niet iedereen houdt van Hem.
Als je het hebt over de leer van de uitverkiezing, heb je het niet over iets simpels. Integendeel, het is een zeer diepzinnige leer, waarbij wij er met onze simpele syllogismen er maar zo naast grijpen.
Dr. A.A. van Ruler heeft daar heel zinvolle opmerkingen over gemaakt in zijn zeer knap geschreven
Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig. Hij bekritiseert in dat geschrift de ultra-gereformeerde denkwijze. Eerst schrijft hij over de leer van de uitverkiezing in het algemeen, op een wijze die de diepzinnigheid van de leer aangeeft:
Aan deze waarheid zou ik geen ogenblik willen komen. Ze is, dunkt mij, de diepste doorgronding van het menselijke bestaan, welke ooit gevonden is. Aan Calvijn en de vaderen van Dordrecht komt de eer toe, dat zij de geestelijke moed en kracht hebben opgebracht, deze waarheid tot op de bodem toe uit te spreken en het in haar uit te houden, hoe groot de spanning ook moge zijn, welke zij in de geestelijke existentie aanbrengt. Augustinus heeft op het laatst altijd geaarzeld. Luther is er tenslotte voor teruggeschrokken en deed er verder het zwijgen toe.
De waarheid, de werkelijkheid van de dubbele praedestinatie is empirisch als met de handen te tasten. De ene mens is er zo aan toe, dat het evangelie vanaf zijn jeugd tot in het uur van zijn dood hem niets doet. Het zegt hem niets. Hij lijkt er wel dood voor te zijn. Hij wordt door dit licht alleen maar verblind. De genade verhardt zijn hart. De andere mens, uit hetzelfde gezin, zit met alle vezels van zijn ziel en lichaam, van zijn gehele bestaan, van kindsbeen af verkleefd aan het getuigenis van profeten en apostelen, zoals een spijker aan een magneet zit vastgekleefd. Hij kan er eenvoudig niet van loskomen. Hij weet van duizend wetenschappelijke en wijsgerige bezwaren en argumenten tegen het evangelie en het geloof. Maar door alles heen blijft de betovering van het heil.
De waarheid van de praedestinatie is ook zonder meer aan de Heilige Schrift af te lezen. De levende God is een willende en handelende God. Verkiezend en verwerpend gaat Hij door de geschiedenis heen. De léér van de verwerping moge dan niet zo vaak of misschien wel helemaal niet in de Schrift voorkomen. Dat is vaker het geval met de leer. Dogma's plegen niet in de Schrift te staan. Maar kan men denkend werkelijk de volle inhoud van de Schrift vatten zonder te gaan denken in de banen van de dubbele praedestinatie?
Behalve dit empirische en schriftuurlijke heeft ook altijd het logische een rol gespeeld in de vorming van het dogma van de praedestinatie. Als er verkiezing is -- en die is er, dat staat schriftuurlijk als een paal boven water -- is er dan niet ook niet-verkiezing? Brengt het begrip, de gedachte van de verkiezing dat niet met zich mee? En is niet-verkiezing anders te doordenken en te omschrijven dan als verwerping? Is het niet lafhartig, dit woord met alle geweld te willen vermijden?
Vervolgens komt hij dan tot een bekritiseren van de ultra-gereformeerde toepassing van die leer:
Dus ten volle: de dubbele praedestinatie! Als waarheid en werkelijkheid. Maar J. G. Woelderink heeft er opmerkzaam op gemaakt, dat men in de ultra-gereformeerde gezindte de waarheid van de praedestinatie heeft vervangen door de praedestinatie-idee. Dat is misschien een wat ongelukkige formulering. In de verdere doordenking van de vragen is Woelderink zelf trouwens ook terzake van de praedestinatie in een merkwaardig agnostische duisternis terecht gekomen. Maar in zijn onderscheiding van praedestinatie als waarheid en praedestinatie als idee zou hij ons wel eens -- als zovaak bij deze diepzinnige theoloog het geval was -- een kostbare hint gegeven kunnen hebben.
De waarheid en werkelijkheid van de praedestinatie kan men met huivering en ontzetting aanschouwen, erkennen en belijden. Maar als men haar omzet in een idee, komt zij uit de aard van de zaak aan het begin te staan. Zij wordt het principe, waaruit men langs de weg van de logische redenering het hele systeem afleidt. Zij beheerst dan elk onderdeel van het systeem. Onwillekeurig gaat men in de veronderstelling leven, dat men -- nu men het principe heeft gevonden -- het hele systeem ook sluitend kan krijgen.
Wat is het ergste? Dat men denkend uit is op een gesloten systeem? Waar zou men anders op uit zijn, als men eenmaal denkt? Dat men langs de weg van de logische redenering wandelt? Is dat een denkend mens kwalijk te nemen? Of dat men de waarheid van de praedestinatie maakt tot principe van een logisch systeem?
Daar zou wel eens de kern van de kwestie kunnen liggen. Men volhardt in het denken. Men vergeet te existeren. Men vergeet de werkelijkheid. Men vergeet het evangelie. Men vergeet, dat het evangelie verkondigd wordt en dat zo het heil in al z'n volheid voor alle mensen tegenwoordig wordt gesteld. Dáár -- in die geschiedende werkelijkheid van de levende existentie en van het verkondigde evangelie -- dáár voltrekt zich, in alle ondoorgrondelijkheid en verborgenheid, de dubbele praedestinatie. Mensen worden in alle feitelijkheid verkoren en verworpen. "God neemt z'n eeuwige besluiten op het allerlaatste ogenblik" -- om met O. Noordmans te spreken.
Bron:
http://wapenveldonline.nl/artikel/399/u ... rijzinnig/, zie bij
3. De logische afleiding uit de praedestinatie-idee.
Met dat eerste maakt dr. A.A. van Ruler voor mij prachtig duidelijk dat we met de verkiezingsleer niet van doen hebben met een simpele leer, die je zo wel even begrijpt. Nee, in theologie krijgen we te maken met zaken van zeer diepzinnige aard, die niets minder diepzinnig zijn dan de zaken waarover de filosofen zich het hoofd gebroken hebben. Zaken waarvoor een zeer diepe scholing in het denken vereist is. Logisch ook, want als de werkelijkheid al zo complex is, wie zal dan zeggen dat dat voor de theologische werkelijkheid in mindere mate op zou gaan?