Hoi Jacobus,
Een aantal mensen hebben al gereageerd, dus ik zal m’n best doen niet in herhaling te vallen.
Ik denk dat het in grote lijnen draait om de vraag met welke bril je de bijbel leest. Waar ligt je uitgangspunt. Je kunt je uitgangspunt kiezen in de uitverkiezing en van daaruit de rest van de bijbelse gegevens verklaren. Teksten over Gods liefde voor alle mensen worden dan over het algemeen wat bijgeschaafd. Je kunt ook je uitgangspunt kiezen in Gods liefde en van daaruit de rest van de bijbelse gegevens interpreteren. Dat leidt bijna logischerwijs tot een andere invulling van het begrip uitverkiezing of in ieder geval een grote terughoudendheid t.a.v. het invullen van dat begrip.
Afgezien van inhoudelijke zaken vind ik de tweede optie veel logischer. Van de uitverkiezing stellen zelfs de aanhangers dat we deze niet kunnen begrijpen. Het lijkt me heel vreemd om iets wat je niet begrijpt te gebruiken om de rest van de bijbel te interpreteren.
Jij:
Als ik het goed vertaal ben je het ermee eens dat het de eigen schuld van de mens is dat hij niet kan geloven aangezien hij zichzelf door de zonde van de mogelijkheid tot geestelijke zaken beroofd heeft.
Ik geloof dat een mens niet uit zichzelf behouden kan worden. Daarvoor hebben we echt God nodig. De zonden die wij doen staan tussen ons en God in. Wij kunnen die zonden niet ongedaan maken. Daarom zijn we aangewezen op Gods genade.
Jij:
Verder zeg je dat de DL beweren dat God de mens in feite nooit de redding heeft aangeboden, en dat de mens daarom niet schuldig kan worden verklaard. Maar die aanbieding is er volgens de DL wel. zie artikel 2.5; 3.4.8 en 4.4.9.
In de DL staat onomwonden dat God zijn genade aan sommige mensen onthoudt. Het evangelie wordt hen wellicht verkondigd maar God werkt in hen geen geloof. Omdat God het is die dat geloof moet werken kun je het die mensen m.i. niet kwalijk nemen dat ze niet tot geloof komen. Ik geloof dan ook niets van die hele voorstelling van zaken. Als het evangelie verkondigd wordt is dat niet een fake-gebeuren. De oproep tot bekering ligt er voor een ieder en er zal niemand zijn die de uitverkiezing als excuus kan gebruiken. Als je artikel 1-5 van de DL aanhangt is dat echter wel zo. God moet het geloof werken en Hij heeft nou eenmaal besloten dat bij een aantal mensen niet te doen.
Jij:
Verder jouw opmerking t.a.v. Romeinen 9: 28. Het gaat hier niet alleen om de verkiezing en verwerping van Israel. Hier wordt in algemene termen gesproken om het specifieke geval Israel te verklaren.
Daar zijn we het dus over eens: in dit hoofdstuk (en de volgende) draait het om ‘het geval Israël’. Omdat het er op lijkt dat de Joden een heel andere plaats in Gods heilsplan gekregen hebben gaat Paulus in op de vragen die bij Joden zouden kunnen opkomen. Ter ondersteuning van zijn betoog gebruikt hij geen algemene termen maar specifieke gevallen die de Joden kenden. Zo noemt hij Jakob en Ezau en de Farao als voorbeeld. Hij zegt bij wijze van spreken: “Jullie geloven toch dat wat er met hen gebeurd is Gods rechtvaardige werk is? Nou, nu overkomt jullie hetzelfde.”
God had het volk Israël uitverkoren om een bepaalde rol te vervullen in Zijn heilsplan. Zoals hij ook Jakob en de Farao een bepaalde rol gegeven had. In geen van deze gevallen gaat het echter om het eeuwig behoud van een persoon of een groep van personen.
Paulus stelt dan de vraag of dat onrechtvaardig is. En natuurlijk is het dat niet. God weet immers wat het beste is om Zijn doel te bereiken!
In het geval van Israël en de Farao lijkt hun ‘verwerping’ ook nog eens sterk verbonden te zijn met hun daden. Israël verwierp de Messias en van de Farao lezen we pas na een aantal plagen dat God zijn hart ‘verstokte’. Nou zul je waarschijnlijk tegenwerpen dat er van Jakob en Ezau heel nadrukkelijk gezegd wordt dat Gods besluit reeds voor hun geboorte vaststond. Als je de commentaren van dat vers erop naleest zul je zien dat de uitleggers grofweg twee kanten op redeneren. Er is een groep uitleggers die betoogd dat ‘haten’ in deze context wat anders is dan wat wij er normaal gesproken onder verstaan. Het heeft meer de inhoud van ‘op de tweede plaats stellen’. De uitleg die TK ook al aanhaalde dus. Als je deze uitleg aanhangt heeft dat haten in ieder geval niet meer direct te maken met het eeuwig verderf, het gaat dan meer om de rol die God Jakob toebedeelde. Ik geloof dat deze uitleggers goede papieren hebben, maar dat terzijde.
Bij de andere groep uitleggers wordt wel de link gelegd naar de ‘klassieke’ gedachte van uitverkiezing. Haten is dan echt haten en staat zo ongeveer gelijk aan verloren gaan. Wat daarbij opvalt is dat er gesproken wordt over rechtvaardige haat. Dat is een interessant begrip, want wat wordt daarmee bedoeld? In eerste instantie denk je dat het een rechtvaardige haat is omdat wij mensen allemaal zondaren zijn. Wij verdienen geen van allen Gods liefde. Maar dat valt moeilijk te rijmen met vers 11 waarin gewezen wordt op het feit dat Jakob en Ezau nog niets hadden gedaan toen God van hen zei dat de meerdere de mindere zou dienen. De meeste commentatoren sluiten hier ook bij aan: Gods liefde voor Jakob en zijn haat tegen Ezau zijn niet gebaseerd op hun daden.
Maar wat dan? Komen we dan niet bij TK’s voorbeeld terecht? Een God die de mensheid voor de schepping al in 2 groepen verdeeld heeft: jij wel en jij niet? Je kunt daar een ander etiket opplakken dan ‘willekeur’ maar dat is uiteindelijk wel waar het op neer komt. Je wordt knap druk als je wilt uitleggen hoe zo’n scheiding nog rechtvaardig genoemd kan worden. J ekunt je dan wel beroepen op b.v. vers 20, maar ik vraga me af of dat terecht is. De boven beschreven invulling van uitverkieizng is een menselijke doordenking van de bijbelse gegevens. Als dan blijkt dat die doordenking ons een onrechtvaardige, willekeurige God oplevert moeten we ons niet achter dat soort verzen verschuilen, maar ruiterlijk toegeven dat er dan iets in onze redenering niet klopt.
In de kerkgeschiedenis zijn er boeken vol geschreven om e.e.a. toch rond te krijgen. Voor zover ik weet is het echter nog niet gelukt de uitverkiezing helder te krijgen. Dat gegeven zou ons moeten manen tot voorzichtigheid. Ja, er is verkiezing, maar hoe dat precies werkt is voor ons niet duidelijk. We kennen het achterliggenden principe niet en kunnen ons ook al niets voorstellen bij wat voor God ‘vooraf’ zou moeten zijn. Daarom sta ik erg sceptisch tegenover theologiën die de uitverkiezing als uitgangspunt nemen, of die menen de uitverkiezing wel volledig te kunnen doorgronden.
Hoewel ik het niet echt met Calvijns invulling van de verkiezing eens kan zijn, spreekt de plaats die hij er aan geeft wel aansprekend. Calvijn plaatst nl. de uitverkieizing niet aan het begin van zijn theologie (dat in tegenstelling tot b.v. zijn leerling Beza). Calvijn begint bij Jezus en komt bij de uitverkiezing uit als hij constateert dat mensen verschillend op de prediking van het evangelie reageren. Waarom gelooft de één wel en de ander niet? Dan komt de uitverkiezing om de hoek kijken. De uitverkiezing is voor God ‘vooraf’ (wat dat ook betekent) maar de mens herkent het pas ‘achteraf’. Niet voor niets is de tekst over Jakob en Ezau een citaat uit Maleachi, het laatste bijbelboek van het OT.
Over Hand. 13:48 zeg je:
Volgens jou staat er niet dat de rest in staat van gemene ellende achter bleef. In welke staat dan wel? Inderdaad, dat is een stuk menselijke logica van mij maar ik heb nergens gezegd dat dat niet mag zolang het gebaseerd is op de Bijbel.
Het gaat me er om dat volgens de DL die mensen achterbleven in hun staat van gemene ellende zonder dat God hen concreet de mogelijkheid gegeven had om gehoor te geven aan de oproep tot bekering. Dat gaat verder dan menselijke logica gebaseerd op de bijbel.
Jij bij Matt 18:14:
Met de kleinen worden de kinderen van God bedoeld: zie vers 6 en verder.
Dat zou je er uit kunen halen, maar dat betekent dan dat je gelijkenissen over afgedwaalde schapen altijd in deze context moet zien. Het gaat dan nooit over de wereld maar enkel over hen die reeds geloven. Dat betekent dat het meerendeel van de preken over dit beeld er behoorlijk naast zit.
Jij bij 1 Tim. 2:4:
Dit kan twee betekenissen hebben: met allerlei mensen wordt bedoeld mensen van allerlei soort en stand zoals in vers 2 omschreven.
Ten eerste is het verband met vers 2 nogal vergezocht en ten tweede staat dat er domweg niet. Er staat letterlijk ‘alle mensen’. Ik denk dat het zich hier wreekt dat je de uitverkiezing in je bijbellezen voorop zet. Het kan dan niet zo zijn dat God dat wil. Voor dergelijke aanpassingen pas ik. Ik pas liever menselijke theoriën aan.
Jij:
Een andere mogelijkheid: God heeft geen lust in de dood van de goddeloze maar hierin, dat hij zich bekere.
Dat is precies wat ik geloof. Maar het is de vraag hoe dat zich verhoudt tot de DL. Daarin wordt gesteld dat God een welbehagen heeft in de dood van de goddeloze...
Jij:
Het is in ieder geval niet Gods besluit dat alle mensen zalig worden.
Dat denk ik ook niet. Ik zou wel willen dat het zo was, maar de bijbel geeft te veel aanleiding om het tegenovergestelde te geloven.
Kortom, de uitverkiezing is een wankele basis om je theologie op te bouwen. Te mogen weten dat God jou onverdiend het werk van Jezus Christus wil aanrekenen is echter het enige fundament waarop we kunnen staan.
Groet,
Klaas