
Nee, maar ff serieus:
Bij ons gaat 98% naar JV. Dat zijn er ongeveer 120. Op 6 van die verenigingen wordt er alleen maar gekeet en iedereen heeft zorgen over het voortbestaan van die verenigingen. Er is 1 vereniging waar niet gekeet wordt, maar die is daarom niet populair en heeft met moeite 15 leden. Het wordt zondagavond gehouden, want anders komt er geen kip, want iedereen wil op zaterdagavond uitgaan. De jeugdbond zorgt ervoor dat er altijd een volledig bestuur aan het hoofd van een vereniging zit, bestaande uit: Een voorzitter, een 2e voorzitter, een adjunct, een secretaresse en een penningmeester. Er moet een keurige notulenmap zijn met alle notulen over het hele jaar. Voor de rest mag de vereniging uitzoeken wat ze doet.
Toen ik uit noodzaak voorzitter werd van een vereniging die uit 6 man bestond, was er geen 2e en geen adjunctvoorzitter. De penningmeesteres was ook gelijk secretaresse. Dit hebben we 2 jaar volgehouden. We maakten geen notulen meer en de voorzitter had als enige taak om de vereniging te starten en te sluiten, want de rest van de vereniging zorgden er wel voor dat de avond liep zoals het hoorde te lopen. Er ontstond een ongedwongen vereniging met allemaal verlegen mensen die allemaal zijn zegje durfden te zeggen over serieuze zaken. Er zat geen verplichte lijn in en dat werd ons vaak verweten. Men wilde ons opheffen, maar wij werkten dat tegen. Nu bestaan we uit 15 leden. Allemaal stuk voor stuk serieus. De hele avond lol, maar ook diepgang. Een diepe verbondenheid met elkaar en iedereen durft ook persoonlijk wat te zeggen. We kregen een keer een oudeling langs en die moest verbaast erkennen dat hij niet verwacht had dat het ook zo kon. Gewoonweg een vereniging om blij mee te zijn. Ik ben dan ook blij met onze vereniging en dank God dat ik 3 jaar voorzitter mocht zijn van zo'n vereniging. Mijn broertje heeft mijn roer overgenomen en zal volgent jaar de vereniging gaan leiden met zijn beste kameraad.
Een goede en serieuze vereniging kan ook in combinatie met plezier en zin. Maar zoek het niet in organisatie en regels, maar in de verbondenheid en de liefde van het geloof in God. Waar een hart is voor God, is ook een hart voor de kerk. Als er dus geen hart is voor God, zal er ook nooit een hart zijn voor de kerk.