Hallo Yael!
Je schreef:
Yael schreef:aha bedankt voor de uitleg Moshe.
in deze link (
http://www.univie.ac.at/strv-judaistik/mrabt.html )
wordt gesproken over 2 Messiasen, Messias ben David en Messias ben Jozef ben Efraim.
Is in de Bijbel terug te vinden? Zo ja waar dan? Was dit denkbeeld al voor Jezus tijd bekend of is deze Theologie pas daarna ontstaan?
Rabbi Saadiah Gaon zegt in Emunah V'Deos:
"als we geen berouw tonen zullen de gebeurtenissen van Moshiach ben Yosef plaatsvinden. Maar indien we berouw tonen, zullen ze niet plaatsvinden, en de Moshiach ben David zal plotseling verschijnen."Maar om te begrijpen wat met deze passage wordt bedoeld, zijn er twee dingen die eerst moeten worden verklaard.
Ten eerste: Aangezien Rabbi Saadiah Gaon bovenstaande uitspraak deed in verband met de eindtijd-profetieen, is het van belang te weten wat het begrip
"Navi" ("profeet") inhoudt binnen het Judaisme. Er staat in Deuteronomium 18:
Deuteronomium 18 schreef:Zo gij dan in uw hart zoudt mogen zeggen: Hoe zullen wij het woord kennen, dat de HEERE niet gesproken heeft?
22 Wanneer die profeet in den Naam des HEEREN zal hebben gesproken, en dat woord geschiedt niet, en komt niet; dat is het woord, dat de HEERE niet gesproken heeft; door trotsheid heeft die profeet dat gesproken; gij zult voor hem niet vrezen.
Maar er ligt een conditie besloten binnen dit principe. In Jona 1 wordt Jona bijvoorbeeld bevolen om de volgende boodschap over te brengen aan Nineveh:
Jona 1 schreef: 1 En het woord des HEEREN geschiedde tot Jona, den zoon van Amitthai, zeggende:
2 Maak u op, ga naar de grote stad Nineve, en predik tegen haar; want hunlieder boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht.
In hoofdstuk 3:
Jona 3 schreef:En het woord des HEEREN geschiedde ten anderen male tot Jona, zeggende:
2 Maak u op, ga naar de grote stad Nineve; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek.
3 Toen maakte zich Jona op, en ging naar Nineve, naar het woord des HEEREN. Nineve nu was een grote stad Gods, van drie dagreizen.
4 En Jona begon in de stad te gaan, een dagreis; en hij predikte, en zeide: Nog veertig dagen, dan zal Nineve worden omgekeerd.
Vervolgens gebeurt er iets belangrijks:
Jona 3 vervolg schreef:5 En de lieden van Nineve geloofden aan God; en zij riepen een vasten uit, en bekleedden zich met zakken, van hun grootste af tot hun kleinste toe.
6 Want dit woord geraakte tot den koning van Nineve, en hij stond op van zijn troon, en deed zijn heerlijk overkleed van zich; en hij bedekte zich met een zak, en zat neder in de as.
7 En hij liet uitroepen, en men sprak te Nineve, uit bevel des konings en zijner groten, zeggende: Laat mens noch beest, rund noch schaap, iets smaken, laat ze niet weiden, noch water drinken.
8 Maar mens en beest zullen met zakken bedekt zijn, en zullen sterk tot God roepen; en zij zullen zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg, en van het geweld, dat in hun handen is.
9 Wie weet, God mocht Zich wenden, en berouw hebben; en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen!
10 En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.
Volgens Deuteronomium zou Jona een valse profeet zijn, aangezien zijn voorspelling niet uitkwam. De reden echter dat de profetie niet uitkwam is dat het volk van Nineveh berouw toonde. En daarom was er geen reden de profetie in vervulling te laten gaan. Jeremia 28:
Jeremia 28 schreef:Maar hoor nu dit woord, dat ik spreek voor uw oren, en voor de oren des gansen volks:
8 De profeten, die voor mij en voor u van ouds geweest zijn, die hebben tegen veel landen en tegen grote koninkrijken geprofeteerd, van krijg, en van kwaad, en van pestilentie.
9 De profeet, die geprofeteerd zal hebben van vrede, als het woord van dien profeet komt, [dan] zal die profeet bekend worden, dat hem de HEERE in der waarheid gezonden heeft.
Er zijn meerdere profetieen geweest die rampen voorspelden als dreiging, maar slechts de positieve profetieen die vrede voorspelden
móeten uitkomen - anders is de voorspeller geen echte profeet. Onheilsboodschappen hoeven een valse profeet dus niet te ontmaskeren. Onheil kan namelijk worden afgewend door o.a. berouw.
Ten tweede: Er staan een heleboel messiassen in de Tanach, zoals Saul, David, Salomo,… zelfs Babylonische koningen zoals Cores waren messiassen. Ook priesters konden messias zijn en eveneens konden profeten messias zijn. Messias – gezalfde - is dus niet zo’n bijzonder begrip binnen de Tanach. Echter, het specifieke individu
"dé Messias" komt in de hele Tanach
niet voor. De Tanach heeft het
nergens over
"de Messias" als een uniek persoon.
Waar komt de term "de Messias" dan vandaan?
In de Tanach staan een aantal passages die verwijzen naar "het eind van de dagen" – de eindtijd. In die passages komen een paar karakters voor die een rol spelen met betrekking tot precies die specifieke toekomstige periode: "het eind van de dagen". Zie bijvoorbeeld Jesaja 2:2-4:
Jesaja 2:2-4 schreef: En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien.
... want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.
4 En Hij zal rechten onder de heidenen, en bestraffen vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het [ene] volk zal tegen het [andere] volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren.
Hierin lees je dat in de eindtijd de oorlog zal eindigen (vers 4) en de volken zullen worden beoordeeld (vers 4); en de mensen verzamelen zich om de Ene God te eren (vers 3).
Ook in Jesaja 11 zien we dezelfde thema’s terug, zoals het berechten, het eind van oorlog en de mensen die zich verzamelen. Maar het wordt uitgereid:
Jesaja 11 schreef: ... 5 Want gerechtigheid zal de gordel Zijner lendenen zijn; ook zal de waarheid de gordel Zijner lendenen zijn.
6 En de wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jongske zal ze drijven.
7 De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen [te] [zamen] nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os.
8 En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in de kuil van den basilisk.
9 Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren [den] [bodem] der zee bedekken.
10 Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar den Wortel van Isai, Die staan zal tot een banier der volken, zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.
11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Heere ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrie, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee.
12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israel verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks.
13 En de nijd van Efraim zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen.
14 Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, [en] zij zullen te zamen die van het oosten beroven; [aan] Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn. ...
Behalve dat wordt herhaald dat er vrede zal zijn, de mensen zich verzamelen van over de hele wereld om de Ene te eren, en de Joden terugkeren van over de hele wereld, wordt er eveneens gezegd dat Efraim (het Noordelijke Koninkrijk van Israel) en Judah (het Zuidelijke Koninkrijk van Israel) niet langer met elkaar zullen wedijveren, maar samen zullen strijden. Het betreft hier geen spiritueel koninkrijk, maar er wordt verwezen naar landen, volken en: de stammen
Judah (David) en
Efraim (Josef) komen in beeld. Beiden zijn militair actief (zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, [en] zij zullen te zamen die van het oosten beroven; [aan] Edom en Moab zullen zij hun handen slaan). Dit thema wordt vervolgens nog verder uitgebreid in Ezechiel 37:
Ezechiel 37 schreef:16 Gij nu, mensenkind! neem u een hout, en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israels, zijn metgezellen; en neem een ander hout, en schrijf daarop: Voor Jozef, het hout van Efraim, en van het ganse huis Israels, zijn metgezellen.
17 Doe gij ze dan naderen, het een tot het ander tot een enig hout; en zij zullen tot een worden in uw hand.
18 En wanneer de kinderen uws volks tot u zullen spreken, zeggende: Zult gij ons niet te kennen geven, wat u deze dingen zijn?
19 Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraims hand geweest is, en van de stammen Israels, zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een enig hout; en zij zullen een worden in Mijn hand. ... Ik zal de kinderen Israels halen uit het midden der heidenen, waarhenen zij getogen zijn, en zal ze vergaderen van rondom, en brengen hen in hun land;... en Ik zal ze verlossen uit al hun woonplaatsen, ... 24 En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn;... [/u], en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
28 En de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, Die Israel heilige, als Mijn heiligdom in het midden van hen zal zijn tot in eeuwigheid.
Ook hier valt te lezen dat Judah en Efraim samengaan. Maar als toevoeging op de bovenstaande thema’s wordt verteld dat Judah leider van de twee is (16-19), en dat de leider van Judah (nakomeling van David) een koning is. Uit deze passage blijkt impliciet dat Efraim en Judah beiden hun leider(s) hebben. Echter Judah neemt de leiding.
Er wordt eveneens naar het Heiligdom/Tempel verwezen (28 ) – een veel voorkomend thema: de derde Tempel uit de eindtijd. In Ezechiel 40-48 lezen we over de Tempel en een ander belangerijk karakter uit die tijd. Er wordt verwezen naar het priesterschap en vers 44-27 refereert naar een bepaalde priester.
In de Dode Zeerollen valt eveneens hetzelfde principe terug te vinden. Er staat (in 1QS IX 11)
"...de gezalfden van Aaron en Israel..." Bovendien wordt er naar de leider van Judah (die in andere profetieen al vorst of koning werd genoemd) en de leider van Efraim verwezen als "de gezalfden" (de messiassen). Nu wordt duidelijk waar de term Messias ben Efraim/Yosef (gezalfde nakomeling van Josef) en Messias ben David (gezalfde nakomeling van David) vandaan komt.
Nogmaals: nergens in de Tanach wordt gesproken over "de Messias" als een uniek individu, maar uit de eindtijd-profetieen komen twee gezalfde personen naar voren. Niets onderscheidt deze individuen van de overige tientallen messiassen uit de Tanach, behalve dat ze in de eindtijd leven en een speciale functie vervullen.
Ook Obadia 21 spreekt over meerdere heilanden:
"de dag des HEEREN is nabij (...) En er zullen heilanden op den berg Sions opkomen, om Ezau's gebergte te richten; en het koninkrijk zal des HEEREN zijn."Samengevat kan worden gezegd dat: de Moshiach ben Yosef en de Moshiach ben David van twee verschillende stammen afkomstig zijn (namelijk Judah en Efraim) en dat ze tijdgenoten zijn (ze vervullen beiden de profetie, zoals van Ovadia vers 21). Moshiach ben Yosef is zeker militair actief en moshiach ben David waarschijnlijk eveneens (zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, [en] zij zullen te zamen die van het oosten beroven; [aan] Edom en Moab zullen zij hun handen slaan). Het zijn beide leiders en de Moshiach ben David is een Koning die het recht heeft om op de troon van David te zitten en de leiding heeft.
Dit wordt bevestigd door Pesikta Zetrusa (parshas Balak); Midrashim over Moshiach van de Otzar HaMidrashim; Sefer Zerubabal; Rabbenu Saadia Goan in Emunah VaDeos boek 8 hoofdstuk 5; Responsa van Rabbenu Hai Goan. Succah 52a, Sanhedrin 97a, Midrash Shir HaShirim 2.14, Derech Eretz Zuta 10. Daaruit komt eveneens de gedachte naar voren dat de Moshiach ben Yosef in de strijd sneuvelt en dat het tijdbestek waarin dit zich afspeelt een periode is van 7 jaar.
Tenslotte: Als je nu nog eens kijkt naar de eindtijd-profetieen in de Tanach, zie je dat er twee soorten eindtijd-profetieen bestaan: het ene type vertelt over oorlogen, zoals Zacheria 12 en Ezechiel 38. Het andere type suggereert geen oorlog, noch rampen.
Nu wordt het citaat uit Emunah V’Deos van Rabbi Saadiah Gaon duidelijk. Het volgt hetzelfde principe als we zagen in het Boek van Jona en Jeremia:
Rabbi Saadiah Gaon schreef:"als we geen berouw tonen zullen de gebeurtenissen van Moshiach ben Yosef plaatsvinden. Maar indien we berouw tonen, zullen ze niet plaatsvinden, en de Moshiach ben David zal plotseling verschijnen." (Emunah V'Deos)
Rabbi Saadiah Gaon maakt duidelijk dat het type eindtijd-profetie dat rampen, oorlogen en de komst van Moshiach ben Yosef voorspelt, zal uitkomen indien we
geen berouw tonen. Maar indien we
wel berouw tonen is dat niet nodig en zal Moshiach ben David plotseling verschijnen, zoals beschreven in het andere type eindtijd-profetie. Moshiach ben David (de gezalfde nakomeling van David/Judah) is daarmee "
de Messias", en Moshiach ben Yosef (de gezalfde nakomeling van Josef/Efraim) is conditioneel.
Vrede!
Moshe