Mapleleaf schreef:Zaligheid. Ik quote hier de laatste regels uit het verhaal van een baptisten predikant. Het hele verhaal is
hier te lezen.
Salvation is the revelation of Christ to the sinner's heart as his Saviour and Lord. Salvation takes place when the Holy Spirit reveals Christ to a sinner's heart as his own personal Saviour and Lord after He had brought him to realize that he is condemned, admitting in his heart that he ought to go to Hell and saying, "Amen," to his own condemnation if God should choose to send him to Hell (Matt. 16:17; Gal. 1:11,12; Gal. 1:15,16; I Cor.15:3,4; Eph.2:8,9; I Cor.1:26-29).
Salvation is not resting upon the Word of God or believing the promises of God – salvation is not resting upon one's faith. Salvation is the revelation of Christ to the sinner's heart. Reader, do you know Him? Every saved person can say, "I know WHOM I have believed."
Hm, hier heb ik de indruk dat redding (salvation) hier toch tot een ingewikkelde zaak wordt gemaakt. Mijn grootste bezwaar: het lijkt er hier op of de grond van het zich verlost weten van subjectieve aard is, nl. een eigen persoonlijke overtuiging die men in het hart voelt. En: of men naar eigen (subjectief!) beoordelen voldoet aan de voorgeschreven criteria, nl. de vereiste geestelijke ervaringen.
Dat heeft in de praktijk onvermijdelijk vele problemen tot gevolg. De geloofszekerheid komt dan in hoge mate op losse schroeven te staan. Een probleem wat je ook in reformatorische kring volop aantreft, helaas.
Onze beoordelingen van onszelf zijn in hoge mate beïnvloed door onze stemming van het moment. Hoe betrouwbaar zullen die beoordelingen dan worden?
De legale grond van onze geloofszekerheid ligt in Gods beloften, die zwart op wit in de Bijbel staan. Voor geloofszekerheid heeft een mens een grond buiten zichzelf nodig, die objectief van aard is.
Dat voorschrijven van allerlei geestelijke ervaringen om zich gelovige te mogen noemen heb ik in mijn vorige bijdrage juist proberen te voorkomen.
Ik begrijp echter ook dat het niet de bedoeling is om zich lekker gemakkelijk op grond van Gods beloften zich verlost te weten, en verder een lui en ongeïnteresseerd christen te zijn. Gods beloften als een soort van levensverzekering, waarvan je de papieren ergens in een lade hebt liggen, maar die je verder geen barst interesseren. Het beruchte verbondsautomatisme.
(Een term die overigens ook wel eens te pas en te onpas gebezigd is, denk ik.) Daarom heb ik ook het bevindelijke element van het christelijke leven benadrukt in mijn vorige bijdrage.
De Bijbel heb ik zelf als volgt ervaren, toen ik die in mijn oriënterend zoeken zo objectief mogelijk probeerde te bestuderen:
- Zeer
laagdrempelig als het gaat om gelovige te mogen zijn. Het doet niet moeilijk in het stellen van voorwaarden aan je geestelijke ervaringen, maar integendeel het roept je aan alle kanten toe:
kom maar! Een tekst, die die sfeer waarvan de hele tekst van de Bijbel doortrokken is, expliciet uitspreekt, is Openbaring 22:17.
- Tegelijk ook heel
serieus. Die laagdrempeligheid is beslist geen aanleiding tot oppervlakkigheid. Een oppervlakkig christelijk leven wordt zeer scherp veroordeeld door de Bijbel. Het nieuwe leven is immers niet op onszelf gericht, maar op het dienen van God. Het is de bedoeling dat het Woord van God overvloedig in ons woont, en dat we vervuld zijn van Gods Geest.
Het heeft mij best wel eens beziggehouden, de vraag: wat is nou de beste beveiliging tegen een oppervlakkig christendom?
Ik heb in het verleden wel eens gedacht dat het zwaar-bevindelijke denken er een behoorlijke dijk tegen vormt. Echter, dat wemelt ook van de problemen, en dat ben ik in de loop van de tijden steeds beter gaan zien. Hoogdrempeligheid is geen oplossing, al was het alleen maar omdat het onbijbels is. Daar breng je mensen alleen maar mee in de problemen.
Ik vind het eerlijk gezegd nog steeds een moeilijke vraag. Ik betwijfel of het wel mogelijk is om hier een oplossing voor te bieden in de vorm van een theologische constructie. (En of dat ook wel wenselijk is, gezien het gevaar van verstard en eenzijdig denken.) Misschien is het menselijk hart daar ook wel veel te weerbarstig voor.