elbert schreef:Bharat schreef:Collateral schreef:essieee schreef:Mijn vraag is dus....wat heeft God in de hel te zoeken dan?
Het bieden van steun aan mensen die erin zitten.
Ze lief hebben zoals Hij al zijn kinderen lief heeft.
Hmm, waarom vind ik daarvan niets in de Bijbel terug?
Kennelijk lees je de Bijbel niet goed genoeg.

God is aanwezig in de hel:
Psalmen 16:10: "Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie."
Psalmen 139:8: "Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar."
God heeft al Zijn kinderen lief:
Joh. 3:16: "Want alzo lief heeft God de wereld gehad, ..."
1 Tim. 4:10: "Want hiertoe arbeiden wij ook, en worden versmaad, omdat wij gehoopt hebben op den levenden God, Die een Behouder is aller mensen, maar allermeest der gelovigen."
En bovendien, een plek waar duisternis, wening, knersing der tanden en onophoudelijke pijniging is (dag en nacht en tot in eeuwigheid volgens Openb. 20:10) lijkt me nou niet een plek waar je veel van Gods liefde zult ervaren.
Maar blijkbaar denken jullie dat die ervaring daar wel is. Tja....
Misschien is een fijne exegese hier op zijn plaats. Dhr. C. Noordzij schrijft in onderstaande quote over de betekenis van de tweede dood - over vuur en zwavel.
Van dood tot Leven - C. Noordzij schreef:Maar hoe zit het dan met een tekst als Openbaring 21:8? "Maar de lafhartigen, de ongelovigen, de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars en alle leugenaars - hun deel is in de poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood". Wat is de poel des vuurs, de tweede dood?
Om dit te verstaan is het nodig te weten, wat de betekenis is van vuur en van zwavel. De traditie leert ons dat de "poel die brandt van vuur en zwavel" een plaats is, waar het merendeel van de mensheid terechtkomt en eindeloos wordt gepijnigd en gekweld door de duivel en zijn demonen. Deze theorie is niet alleen onwaar, maar bovenal een grove belediging jegens Gods wijsheid, liefde en heerlijkheid.
Eerst dus iets over de betekenis van vuur. In het Grieks is vuur: pura. Bijvoorbeeld in Handelingen 28 vers 2: "Zij staken een groot vuur aan". Pura, waarbij Paulus en de andere van kou versteende drenkelingen zich konden warmen.
Maar "toen de pinksterdag aanbrak vertoonden zich aan hen tongen als van vuur" (Hand.2:1-3). Hier wordt niet het woord pura gebruikt, maar pur. En pur duidt op het vuur van God, het vuur van de Heilige Geest. Hij is immers een verterend vuur (Heb.12:29). Dit vuur is in de "poel des vuurs" in Openbaring 21 vers 8, hetzelfde vuur, waarin de Heer Jezus Zijn discipelen zou dopen (Mat.3:11). Andere plaatsen, waar het woord pur wordt gebruikt zijn bijvoorbeeld Mat.3:12, 5:22, Hand.2:19, 1Cor.3:13 en 15, Heb.1:7, Op.3:18, 8:5 en 14:10.
Nu de betekenis van zwavel. "De poel van vuur en zwavel" (Op.20:10) betekent: de poel, die van zwavel brandt (Op.19:20). Het woord zwavel duidt op de aard van het vuur. Het Griekse woord voor zwavel is theion. Zwavel (of sulfer) was in de oudheid iets heiligs voor de godheid en werd gebruikt om te bewieroken, te zuiveren, te louteren. Het werkwoord dat van theion is afgeleid, is theioo, wat betekent: heiligen, goddelijk maken, aan god opdragen. "De poel van vuur en zwavel" betekent: "een plaats van loutering voor God", van scheiding (=oordeel) van goed en kwaad, teneinde aan God te kunnen worden opgedragen. In deze "poel des vuurs" worden allen die geen deel hadden aan de eerste opstanding dag en nacht gepijnigd in "de aionen der aionen" (Op.20:6, 10, 13-15).
Ook het woord "pijnigen" vereist de nodige aandacht. Het Griekse woord is vertaald met pijnigen (Op.20:10), hevige pijn hebben (Mat.8:6), teisteren (Mat.14:24), aftobben (Marc.6:48), kwellen (2Pet.2:8), barensweeën hebben (Op.12:2). De oorspronkelijke betekenis van het werkwoord is: testen door op een toetssteen te wrijven. Dan betekent het: zien of iets zuiver is of niet. Deze betekenis komt harmonisch overeen met "loutering voor God" (theion - zwavel). De pijniging is het oordeel (scheiding van goed en kwaad door "vuur") en de toets, die moeten aantonen of er loutering is tot stand gebracht in de gekwelde. Het is een groot mysterie,dat in de poel des vuurs iedere kwelling en pijniging een geboortewee zal zijn, door Gods genade. "Zie, Ik maak alle dingen nieuw" (Op.21:5). "Hem is de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is de Here, tot eer van God, de Vader" (Fil.2:10 en 11).
Het staat onomstotelijk vast dat de poel des vuurs een geestelijke realiteit is, met hetzelfde vuur, waarmee de discipelen werden gedoopt op de pinksterendag. Ons aardse bestaan is de eerste dood. De poel des vuurs is de tweede dood. Tijdens de eerste dood worden wij omringd door brandende beproevingen om grondig hen te testen, die in het boek des levens zullen worden geschreven (1Pet.4:17-19). Zij hebben noch het beest, noch zijn beeld aanbeden, noch het merkteken op hun voorhoofd ontvangen (Op.19:20). De eerstelingen voor God en voor het Lam, die deel hebben aan de eerste opstanding en die van de tweede dood geen schade zullen lijden (Op.2:11) hebben op hun voorhoofden Zijn naam en de naam Zijns Vaders geschreven (Op.14:1). Zij zijn de losgekochten van de aarde, onbevlekt, onberispelijk (Op.14:3 -5).
Ook met betrekking tot het woord 'aion(ios)' schrijft hij interessante dingen:
Van dood tot Leven - C. Noordzij schreef:Met het vertalen van het Griekse woord aioon (eeuw) is men zeer inconsequent te werk gegaan. Vaak werd het vertaald door "eeuw" (en dat was juist), vaak werd het foutief vertaald door bijvoorbeeld "wereld" (bv. in Gal.1:4), of, in zeer veel gevallen, door "eeuwigheid". Het gevolg daarvan is, dat de hedendaagse bijbellezer zich nog nauwelijks kan voorstellen, wat de bijbel bedoelt met aionen (eeuwen) en aionisch (eeuwig).
Dat de statenvertalers zo'n willekeurige vertaling konden afleveren, is, volgens professor Grosheide, te wijten aan het feit, dat zij gebonden waren aan hun gereformeerd theologisch standpunt. Ze hadden zich te houden aan de belijdenis, die zij hadden ondertekend. Uit zijn boekje "De Statenvertaling" blijkt, dat de vertalers, als calvinistische theologen, in bepaalde gevallen een objectieve vertaling vermeden en aan een vrije vertaling de voorkeur gaven. Alles moest namelijk kloppen met de leer. Onze vraag nu is dus deze: wat is de oorspronkelijke betekenis van het bijbelse woord aioon (eeuw)?
In het Nederlands wordt het woord eeuw op twee wijzen gebruikt. Ten eerste is een eeuw een periode van precies honderd jaar. Ten tweede gebruiken wij het woord om een tijdperk (dat vaak veel langer dan honderd jaar duurt) aan te duiden, zoals bijvoorbeeld de gouden eeuw.
In het Grieks betekent aioon letterlijk: een periode van onbepaalde tijd, een tijdperk. En net zoals de gouden eeuw een begin en een einde had, zo heeft een aioon een begin en een eind.
Er is in de bijbel sprake van de "tegenwoordige aioon" (Gal.1:4, de tegenwoordige "eeuw"). In dit tijdperk, dat aanving bij Jezus' komst als Verlosser, heeft satan, "de god dezer eeuw de ongelovigen met blindheid geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is" (2Cor.4:4). Gelovigen echter dienen "rechtvaardig en godvruchtig in deze eeuw te leven, verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus" (Titus 2:12-13).
Er is ook sprake van de "toekomende aioon" (Heb.6:5, de komende "eeuw", die van het Koninkrijk). En van "de aionen der aionen", waarin de overweldigende rijkdom van Zijn genade zal worden getoond" (Ef. 2:7). In de "aionen der aionen" betekent uiteraard: in de allerheerlijkste "eeuwen" (vgl Heer der heren, knecht der knechten, heilige der heiligen, ed. ). Het betekent niet: tot in alle eeuwigheden, zoals bijna overal foutief is vertaald (zie bv. Op.1:6, 18, 4:9, 10, 5:13, 7:12, 10:6, 11:15, 14:11, 15:7, 19:3, 20:10 en 22:5).
Er zijn dus aionen, eeuwen, tijdperken. En God heeft "de eeuwen gemaakt" (Heb.1:2, letterlijk vertaald). Hij heeft een eeuwig voornemen (Ef.3:11, letterlijk: een voornemen der eeuwen). Al deze aionen, eeuwen, hebben een begin en een eind. En als Gods "eeuwig voornemen" ten uitvoer is gebracht, breekt "de volheid der tijden aan, waarin al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, wordt samengevat" (Ef.1:10).