En uit die drie ambten heeft een christen dan ook de volgende roeping: belijden, offeren, strijden en regeren. Waarbij de laatste (regeren) pas in het hiernamaals volledige realiteit wordt.
Hoe dienen we deze roeping te verstaan?
Uit de verwijsteksten blijkt dat het belijden met de mond geschiedt (Rom. 10:10) voor de mensen (Matt. 10:32) en dat dit samen opgaat met het geloof in onze harten (Rom. 10:10).
Het offeren van onszelf is levend, heilig (dus zonder smet of rimpel) en voor God welbehagelijk (Rom. 12:1). En dat offeren geschiedt met geheel ons wezen en niet uit dorre plichtsbetrachting (Jes. 1:11, Jes. 66:3), want daar heeft God geen behagen in. Dat offeren gaat gepaard met geloof (Hebr. 11:6) en met een verslagen en verbroken gemoed vanwege onze zonden (Ps. 51:19), met lofprijzing (Ps. 119:108, Hebr. 13:15), gaven aan onze medechristenen en mensen die hulp behoeven (Hand. 24:17, Hebr. 13:16) en met gebed (Openb. 5:8 ).
Het strijden gebeurt tegen de vleselijke begeerlijkheden (1 Petr 2:11), zoals Paulus die benoemt in Gal. 5:19-21 (overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid,afgoderij, venijngeving, vijandschappen, twisten, afgunstigheden, toorn, gekijf, tweedracht, ketterijen, nijd, moord, dronkenschappen, brasserijen, en dergelijke).
Onze leden stellen we tot wapenen van de gerechtigheid (Rom. 6:13), zodat de zonde niet meer over ons zal heersen.
Bij het strijden wordt de oude mens afgedaan en de nieuwe mens aangedaan, zodat we vernieuwd worden in de geest van ons gemoed (Ef. 4:22 e.v.). Deze vernieuwing gebeurt naar het evenbeeld van Degene die ons geschapen heeft (Kol. 3:10).
Daarbij hebben we nodig dat we de wapenrusting van God aandoen (Ef. 6). Die bestaat uit de waarheid, de gerechtigheid, de bereidheid van het Evangelie, het geloof, de zaligheid, het Woord (het zwaard van de Geest) en het gebed. Zo brengen we geestelijke vruchten voort: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (Gal. 5:22).
In de strijd betrachten we lijdzaamheid, verdragen we verdrukking , zijn we eensgezind en stellen we onze hoop op God (Rom. 15:4-5). Als we zo gezind zijn, zullen we later met Christus heersen (2 Tim. 2:12).
Wie overwint in de strijd:
- beerft het Koninkrijk (Matth. 25:34).
- zal eten van de boom des levens in het paradijs (Op. 2:7)
- zal niet getroffen worden door de tweede dood (Op. 2:11)
- zal eten van het manna dat verborgen is en zal een witte keursteen ontvangen met een nieuwe naam (Op. 2:17)
- zal macht ontvangen over de heidenen (Op. 2:26)
- ontvangt witte klederen, zijn naam staat in het boek des levens en Jezus zal zijn naam belijden voor Zijn Vader (Op. 3:5)
- zal een pilaar zijn in de tempel van God en zal de Naam van God en van het nieuwe Jeruzalem op zich geschreven krijgen en ook Zijn nieuwe Naam (Op. 3:12)
- zal met Christus zitten in Zijn troon (Op. 3:21)
Oef, een heel verhaal, maar wel mooi om het eens op een rijtje te zetten (en dan heb ik het gevoel dat er nog veel meer over te zeggen valt).

Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)