Lees dit artikel eens:
Kenniseconomie / Wiskunde sterft in Nederland
door Henk Kuiken
2003-02-19
Wie de wiskunde verwaarloost, verwaarloost zijn technologische en economische ontwikkeling. Nederland doet dat als geen ander, en is hard op weg een tweederangs natie te worden. Wetenschappelijk adviseur H.K. Kuiken stelt maatregelen voor om het tij te keren.
In de media verschijnen de afgelopen maanden stukken van verontruste schrijvers die de teloorgang van de technologie in Nederland voorspellen. Bedrijven als DSM en Philips zeggen grote moeite te hebben bij het aantrekken van gekwalificeerd wetenschappelijk personeel. Philips laat doorschemeren dat, als daarin geen verandering komt, de onderneming genoodzaakt is zijn onderzoek en ontwikkeling naar het buitenland te verplaatsen.
Jaarlijks melden zich slechts zo'n honderd eerstejaars wiskundigen aan bij de Nederlandse universiteiten. Het aantal eerstejaars natuurkunde ligt nu al onder de driehonderd. En dat voor een land dat in de vorige eeuw per hoofd van de bevolking het grootste aantal Nobelprijzen natuurkunde heeft behaald! In dit land met een omvangrijke chemische industrie melden zich nog slechts honderd eerstejaars aan voor een studie scheikundige technologie.
De natuurwetenschappen hebben de grootste moeite in ons land kandidaat-promovendi te vinden. Het merendeel van de bètapromovendi aan Nederlandse universiteiten is afkomstig uit landen als China, Rusland en Indonesië, en hun aandeel groeit nog steeds. Onlangs las ik in het blad van een wiskundige studievereniging van een Nederlandse universiteit het volgende bericht: 'Op 20 november zullen drie promovendi onder leiding van professor (...) promoveren. Het zijn Shenggui Zhang, Ziao-Dong Liu en Mw. Lei Zhang'.
Hoogleraren zijn gedwongen hun promovendi uit het buitenland te halen, want het ministerie rekent hen af op het aantal afgeleverde proefschriften en er zijn te weinig Nederlanders die op een bèta-onderwerp willen promoveren. Bovendien hebben de hoogleraren, wegens hun bestuurlijke taken, promovendi nodig om behoorlijk wetenschappelijk onderzoek te kunnen doen.
Het universitaire onderwijs worstelt met vergelijkbare problemen. De faculteiten worden beloond naar het aantal afgestudeerden dat ze leveren. Van de zeer weinigen die zich thans voor een bètastudie aanmelden zal het percentage dat de eindstreep haalt daarom toch veel groter zijn dan vroeger, ondanks het feit dat het gemiddelde peil van de aankomende kandidaten volgens velen lager is dan voorheen. Een collega verzuchtte eens: ,,De vraagstukken die ik mijn studenten twintig jaar geleden voorlegde, kunnen ze nu niet meer maken. Sommigen ontbreekt het zelfs aan de meest elementaire kennis.''
Het meest schrijnende voorbeeld van een wetenschap die in Nederland aan het sterven is, is de wiskunde. Weinigen beseffen hoe groot het belang van wiskunde is voor een moderne industriële samenleving. De kunst van de wiskundige modelvorming heeft vrijwel onbegrensde toepassingsmogelijkheden. De ontwikkeling van de moderne natuurkunde was ondenkbaar zonder de wiskunde. Maar wiskundige modellen zijn inmiddels ook onmisbare instrumenten voor de biologie, het farmaceutisch onderzoek, de financiële wereld, de econometrie, de taalkunde en vele andere gebieden.
Nederland denkt in een goede positie te verkeren omdat uit internationaal vergelijkend onderzoek is gebleken dat het wiskundeonderwijs in Nederland op een hoog peil staat. Die vaststelling is ongeveer even interessant als de wetenschap dat het Nederlandse amateurvoetbal de vergelijking met het buitenland glansrijk kan doorstaan.
Het probleem is namelijk dat middelbareschoolwiskunde nauwelijks iets met professionele wiskunde te maken heeft. Wie wiskunde wil studeren en alleen middelbareschoolkennis heeft opgedaan, begint op de universiteit op niveau 0, plus een heel klein beetje. En is op dat moment al achttien. Wie op die leeftijd nog violist of beroepsvoetballer wil worden, wordt door conservatorium of profclub weggehoond: Mevrouw, meneer, u bent tien jaar te laat!
Het wiskundetalent is evenals het muzikale aangeboren. Je wordt geen Alfred Brendel onder de stimulerende leiding van een muziekleraar op de middelbare school, en je wordt geen beroepsvoetballer door de vogelnestjes die je maakt onder leiding van de gymleraar. Die talenten worden buiten de school om ontwikkeld.
Het wiskundetalent wordt echter eerst op het procrustesbed van het voortgezet onderwijs gekortwiekt en lam gemaakt. Iemand met een groot wiskundetalent verveelt zich kapot bij die infantiele sommetjes die daar onder leiding van niet-academisch gevormde leraren worden gemaakt, zelfs in de examenklas.
In de buurlanden is de situatie (nog) niet zo dramatisch als in Nederland. De universiteit van Kaiserslautern, niet eens de meest vooraanstaande in Duitsland, heeft al meer eerstejaars wiskundigen dan heel Nederland, namelijk honderdzeventig. In Groot-Brittannië melden zich jaarlijks vierduizend jongeren aan voor een wiskundestudie. Per hoofd van de bevolking is dat bijna tien keer zo veel als bij ons. Toch worden ook daar waarschuwende woorden gesproken omdat dat aantal kleiner is dan voorheen. Ook in dit opzicht is Nederland een gidsland en wel op weg naar de ondergang.
Zonder een geweldige cultuuromslag ligt er voor Nederland een technologieloze toekomst in het verschiet. Mocht dit proces tot Nederland beperkt blijven, dan is het probleem te overzien. Met het vervoer van grondstoffen en halffabrikaten kun je, met weliswaar veel stank en herrie, een redelijk belegde boterham verdienen. Ik vrees echter dat de ziekte waaraan ons land lijdt ook in andere westerse landen zal toeslaan. Zelfs de Verenigde Staten zullen daaraan niet ontkomen.
De kracht van de Amerikaanse wetenschap en technologie is in niet geringe mate te danken aan de immigratie van buitenlands talent. Waren dit voor de oorlog gevluchte joden, eerst uit Oost-Europa en later uit Duitsland, na de oorlog ging het vooral om de brain drain (de afvoer van knappe koppen) uit West-Europa. Nog weer later kwam uit China en India een grote stroom van wetenschapsbeoefenaars op gang. Het Amerikaanse team dat op de afgelopen Wiskunde Olympiade derde werd na China en Rusland, bestond uit vijf jongeren van Chinese afkomst en nog een zesde met een andere etnische achtergrond.
Na de val van de Berlijnse muur kwam een grote stroom van wetenschapstalent uit de voormalige Sovjet-Unie op gang. Die stroom ging grotendeels aan West-Europa voorbij; het meeste talent dat weg wilde is nu hoogleraar aan Amerikaanse universiteiten of verdient daar een goede boterham in de industrie. Ook in de VS is wetenschappelijk talent uit eigen kweek schaars aan het worden. Als de stroom uit bovengenoemde landen zal zijn opgedroogd, wat toch een keer gebeurt, en er op deze eindige aardbol geen geschikte emigratiegebieden meer over zijn, zal men ook in de USA met een technologiecrisis te maken krijgen.
Het aardige van de toekomst is dat die niet tevoren vastligt; je kunt hem met gepaste maatregelen beïnvloeden. De ellendige toekomst voor ons land, zoals die hierboven werd geschetst, hoeft geen werkelijkheid te worden. Om te voorkomen dat wij verworden tot een Albanië aan de Noordzee, stel ik de volgende maatregelen voor:
Schaf het collegegeld af voor bètastudies wiskunde, fundamentele natuurkunde, scheikunde en de technische opleidingen.
Stel alle leermiddelen gratis ter beschikking van studenten die een dergelijke studie willen volgen.
Schaf voor die studierichtingen de regeling af waarbij die faculteiten worden afgerekend op het aantal afgestudeerden en sta weer toe dat hoogleraren hun vak op het hoogste niveau examineren zonder kans te lopen dat hun fondsen worden afgeknepen. Stel die faculteiten in staat een breed scala van disciplines te onderhouden en trek buitenlandse hoogleraren aan, ook al zijn er in het begin niet voldoende studenten om die uitgaven volgens de huidige regels te rechtvaardigen.
Zorg dat serieuze wetenschap en techniek behoorlijk op televisie worden gerepresenteerd. Zoals er een voorschrift is over het percentage cultuur op de televisie, zo moet er een door de overheid voorgeschreven regel komen voor wetenschapstelevisie op de publieke kanalen, ook in prime time. Voor brood en spelen kan het volk terecht bij de commerciëlen.
Overweeg, in navolging van Groot-Britannië, om een beperkt aantal middelbare scholen aan te wijzen voor een aanmerkelijk versterkt bètaprofiel. Op dergelijke bètascholen willen gepromoveerde wetenschappers wellicht weer als docent optreden. Andere scholen zouden dan hun profiel voor kunst of maatschappelijke oriëntering kunnen versterken.
Voor het bedrijfsleven heb ik nog een voorstel. Akzo, DSM, Philips, Shell en Unilever hebben onlangs besloten middelbare scholen te adopteren en die van extra leermiddelen te voorzien, dit alles in een poging de belangstelling voor een studie in de natuurwetenschappen te wekken en het tij te keren. Het is de vraag of dat het gewenste effect zal sorteren. De door alfa's bedachte kreet om meisjes aan de wiskunde te zetten heeft ook niets uitgehaald en we zijn inmiddels tien jaar verder. Wie de tekenen van de tijd verstaat, weet dat er geldelijke beloningen in het vooruitzicht moeten worden gesteld. Jongeren zijn tegenwoordig vaak berekenend en willen weten of iets geld en status oplevert. Jammer, maar het is niet anders.
Ik stel daarom voor dat die vijf grote ondernemingen gezamenlijk een prijs van vijf miljoen euro ter beschikking stellen voor de eerste ingezetene van Nederland die op de Internationale Wiskunde Olympiade alle vraagstukken in de gestelde tijd volledig weet op te lossen. Zo'n buitensporig hoge prijs, vergelijkbaar met het jaarsalaris van een Ronaldo of een Beckham, zal als een baken aan de verre einder fungeren, dat een hele generatie knappe kopjes in de juiste richting kan trekken. De kans dat dit geld binnen afzienbare tijd moet worden uitgekeerd is nihil. De kandidaat die de gevraagde prestatie zal leveren is namelijk op dit moment nog geen tien jaar oud. Een jarenlange toewijding aan de wiskunde en stimulering buiten de school om en een geweldig talent zijn namelijk de vereisten voor het leveren van deze prestatie.
Onlangs vroeg ik aan de begeleider van het Nederlandse team op de Wiskunde Olympiade waarom die Chinezen toch zo goed zijn. Hij antwoordde dat zij zo ongelooflijk veel van wiskunde weten, dat ze na eerste lezing van een vraagstuk, hoe gecompliceerd ook, dat meteen binnen een herkenbare context weten te plaatsen. Hun verbazingwekkende kennis van vele onderdelen van de wiskunde, van jongs af aan opgedaan, stelt hen dan in staat binnen de gestelde tijd naar de oplossing toe te werken. Bij leden van het Nederlandse team is die kennis veel minder breed. Je ziet dan dat sommigen een, hooguit twee van de zes vraagstukken geheel of gedeeltelijk kunnen oplossen, maar van de overige geen kaas hebben gegeten.
Overigens, de helft van de ongeveer vijfhonderd deelnemers aan de Olympiade krijgt een medaille; goud, zilver of brons in de verhouding van 1 staat tot 2 staat tot 3. Iemand die brons wint, heeft dus nog minstens een kwart van de deelnemers boven zich. Iemand met een score van 25 procent, een dikke onvoldoende dus, kan toch een bronzen plak winnen. Ieder jaar lezen we weer in de krant: Nederlander wint brons op Wiskunde Olympiade!, alsof er in de hele wijde wereld slechts twee beter presteerden dan die Nederlander.
Een enkeling, meestal een Chinees, komt tot een ongelofelijke 100 procent score. Hierbij moet worden bedacht dat bijna geen enkele Nederlandse wiskundehoogleraar binnen de gestelde tijd zo'n perfecte score zou behalen. Dit ter illustratie van de hoogte van het peil van die competitie.
Worden de voorgestelde maatregelen niet doorgevoerd, dan is het onvermijdelijk dat Nederland binnen enkele decennia vervalt tot een natie van de tweede rang. En wanneer het met West-Europa dezelfde kant opgaat, zal dit deel van de wereld in een gevaarlijke afhankelijke positie komen.
H.K. Kuiken was verbonden aan het Philips NatLab en de Technische Universiteit Eindhoven, en is nu zelfstandig wetenschappelijk adviseur en hoofdredacteur van het internationale wetenschappelijke tijdschrift Journal of Engineering Mathematics.