Volgens mij is dit een verschil in vertaling: in het oude testament heeft het verzoeken van God een doel, nl. om te zien of men zich aan Zijn geboden hield, bijv.
Deut. 8:2 En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft; opdat Hij u verootmoedige, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of gij Zijn geboden zoudt houden, of niet.
Deut. 13:3 Gij zult naar de woorden van dien profeet, of naar dien dromen-dromer niet horen; want de HEERE, uw God, verzoekt ulieden, om te weten, of gij den HEERE, uw God, liefhebt met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
Richt. 22:22 Opdat Ik Israel door hen verzoeke, of zij den weg des HEEREN zullen houden, om daarin te wandelen, gelijk als hun vaderen gehouden hebben, of niet.
Het hebreeuwse woord nacah betekent hier zoiets als uittesten, een proef nemen, beproeven. Het woord wordt op zich alleen positief gebruikt.
Het woord dat in Jak. 1:13 wordt gebruikt is het Griekse peirazo (of peirasmos voor verzoeking) en dat kan ook een negatieve betekenis hebben, nl. het verzoeken om iemand ten val te brengen en dat is wat er volgens mij hier bedoeld wordt.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)