Een waar gelovige, of... een huichelaar?

De Archiefkast van het Forum. Oude discussies zijn hier nog eens na te lezen.

Moderator: Moderafo's

Gebruikersavatar
kootje
Sergeant
Sergeant
Berichten: 434
Lid geworden op: 24 jan 2003 12:59
Locatie: Zeist (hoewel een Zeeuwsch harte)

Berichtdoor kootje » 04 apr 2003 09:53

Maar wat John net ook al zei, Jezus moet in ons beginnen en dan gaan wij pas zien hoe schuldig we zijn, maar we gaan nooit uit ons zelf naar God toe, wij kunnen ons zelf niet bekeren, maar dat neemt niet weg dat we Hem wel moeten zoeken!!

Denk jij niet dat het rechtvaardig van God zou zijn dat als wij sterven Hij tegen ons zou zeggen, Ik heb u nooit gekend???


Met kracht zou ik er op willen wijzen wat de nadere reformator Jacobus Koelman schreef in zijn Natuur en gronden des geloofs:

Ten zevende. Verwerpt de mening en inbeelding, dat u eerst in uw ziel een heilige gewilligheid, neiging of volvaardigheid moet zien en vinden om van alle zonden te scheiden, een uitwerpen van de beginselen van verdorvenheid, een bidden en smeken tot God, voordat u in Christus zou geloven en het genadeverbond tot zaligheid aan zou nemen, verwachtende dat God u in Christus genadig zal bezoeken en zegenen met Zijn zegeningen. Daaruit zou volgen dat men enig bewijs of bijzondere vrucht en uitwerking van Gods gunst ontvangen moest hebben, voordat men tot de beloften en het verbond komt, aangezien God buiten het genadeverbond geen gunstbewijzen geeft. Dan zou er zelfs genade tot de ziel gekomen zijn, eer de ziel in Christus ingeënt is. De invloeden van leven en van genade zouden in de ziel komen, voordat de ziel Christus Zelf aanneemt. De ziel zou vruchten dragen en een goede boom zijn voordat zij met Christus verenigd is en een goede boom wordt. Dit is uitdrukkelijk tegen de Schrift, Joh. 15:4-5; Matth. 7:18; 12:33,35. Dan zou men ook kunnen zien dat men dadelijk door God bemind is en in Zijn vriendschap staat, voordat men de Heere Jezus Christus aanneemt om verzoening en vereniging met God voor ons te maken. Neen, u moet in Christus geloven, ook al ziet u geen werkingen van Gods genade in uw ziel. De belangrijke grond van het geloof is het Woord van God. Zo was Abrahams geloof gebouwd op Gods Woord, Rom. 4:20-21. Het is niet nodig dat u in uw ziel eerst enige werkingen van goede genegenheid vindt om te geloven. De Heere roept u en nodigt u tot Christus en zo tot Zichzelf. Gelooft dan door Christus in God, 1 Petr. 1:21.

Ten achtste. Wacht u ervoor dit valse grondbeginsel in uw hart te houden, dat voordat u Christus aangrijpt, er een goede verhouding tussen uw zonden en uw droefheid over uw zonden moet zijn. Dit weerhoudt velen van het uitgaan van het geloof en het omhelzen van de Middelaar. Zij vinden niet zulke grote trappen van droefheid overeenkomstig de mate van de boosheid van hun zonden. Dit is geheel verkeerd en vals, want het is onmogelijk dat er een goede verhouding tussen uw zonden en uw droefheid over uw zonden zou zijn. Iedere ongerechtigheid en iedere overtreding heeft een soort van oneindigheid ten opzichte van het Voorwerp, de oneindige God, tegen Wie de zonde begaan wordt. Zo hoog kan de zielsdroefheid niet klimmen. Daarom dient u deze vier dingen te weten en goed te bedenken:
1. God behoudt Zich de vrijheid voor in welke mate Hij de gewetens van zondaren zal pijnigen, hetzij voor of na de bekering. De ene zondaar vervult Hij met groter trappen van schrik en benauwdheid en laat hem langer daaronder liggen als de andere. Dit is naar Zijn vrij welbehagen. Zie dit in de voorbeelden van Lydia, Zacheüs, Paulus, Mattheüs, de stokbewaarder en de Joden, Hand. 2:37.
2. God gebiedt nergens dat een zondaar eerst zulk een mate van droefheid verkrijgen zal, voordat hij zich tot Jezus wendt. Het eerste gebod voor een wederhorige ziel en een ellendig zondaar, die met God in vijandschap geweest is, is dat hij de Middelaar aan moet nemen en zo tot God moet komen door de Middelaar, 1 Joh. 3:23; Joh. 6:29.
3. God heeft niet meer welgevallen in een zondaar, die zeer neerslachtig en diep bedroefd over zijn zonden is, voordat hij de Heere Jezus aanneemt, dan Hij vermaak of welgevallen in hem had, voordat die droefheid in hem was. Al zijn schreien, bidden en treuren maken niet dat God hem niet aanziet als een vijand, als een rebel, als een verrader, terwijl hij nog weigert Christus aan te nemen.
4. Door en op het aannemen van Christus door het gelooft volgt de goede verhouding tussen de zonden en de droefheid. De droefheid van de zondares die met haar overvloedige tranen de voeten van Jezus waste, kwam niet voort uit een gezicht van haar zonden, voordat zij Christus door het geloof omhelsd had, maar daardoor dat de Heere Jezus zulk een snode en verachtelijke zondares als zij was aannam, Luk. 7:38. De oorzaak van haar bitter wenen was het gevoel dat de Heere haar vergaf en Zich over haar ontfermde. Zij zag de oneindige en onuitsprekelijke liefde van Christus en Zijn onbegrijpelijk ontfermen, waardoor Hij gereed was om haar verloste ziel te wassen en te reinigen. Daarna drukt zij haar liefde uit door wenen, Luk. 7:47-48. Daarom, houd u niet met zulke verkeerde gedachten op, maar ga in geloof tot Christus en Hij zal u tranen geven, die Hij in Zijn fles vergaderen zal.

Ten negende. Acht het geen vermetelheid of hoogmoed dat zo'n groot zondaar, die in zijn ziel niets anders dan zonde en ellende en wederspannigheid ziet, door het geloof uitgaat naar Christus om met Hem verenigd te worden en zo met God verzoend en van zonden genezen te worden. Veel zondaren zijn met deze valse mening behept dat het trotsheid, waan en vermetelheid zou zijn, als zij naar Christus gaan en hun zondige ziel in Zijn handen stellen, omdat zij zo snood zijn en niets kwaads in zich zien. De satan weet hierdoor veel goeds te verhinderen. Let daarom op de volgende dingen:
1. Het is geen vermetelheid of hoogmoed dat men Gods aangeboden gaven aanneemt en dat men Zijn gebod gehoorzaamt. Integendeel, het zijn trotse mensen die het gebod van God ongehoorzaam zijn, al doen zij dat onder een schijn van nederigheid. Petrus heeft hierin tweemaal gezondigd en een slecht voorbeeld gegeven. De ene keer zei hij tegen Christus: Heere! zult Gij mij de voeten wassen? Gij zult mijn voeten in der eeuwigheid niet wassen, Joh. 13:6,8. Een andere keer staat er van hem dat hij neerviel aan de voeten van Jezus bij het zien van een wonder. Hij riep uit: Heere! ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Luk. 5:8. De hoofdman over honderd en de Kananese vrouw deden beter. Zij beleden hun onwaardigheid en zij beoefenden het geloof. De hoofdman zei: Heere! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zou inkomen, maar spreek alleenlijk een woord en mijn knecht zal genezen worden, Matth. 8:8. De Kananese vrouw zei: Ja Heere! doch de hondekens eten ook van de brokskens die er vallen van de tafel hunner heren, Matth. 15:27. De grootste nederigheid en de ware verlaging en ontlediging van zichzelf bestaat in het geloof in Christus, waardoor men alles in Hem zoekt.
2. Het is er ver van dat een ziel van Christus af zou moeten blijven, omdat de zonden allen nog in het hart leven en omdat men veel vijandschap, ongehoorzaamheid en wederspannigheid in zich vindt. Daarom moet men juist door het geloof tot Christus komen, opdat Hij de zondigheid geneze en wegneme. Het is alleen door de gelovige aanneming van Christus in het hart, dat enige zonde ten onder gebracht wordt. Want Hij is de enige Medicijnmeester, zoals Hij in het evangelie aangeboden wordt. Wie weigert Hem aan te nemen, begaat de grootste wederspannigheid. Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo'n grote zaligheid geen acht nemen? Hebr. 2:3.
3. Het is vermetelheid en waan, wanneer men de Heere Jezus aanneemt om vrijheid te hebben om te zondigen. Ook is het vermetelheid om in zonde te leven of te wandelen met de inbeelding dat Christus voor al zijn zonden betaald en voldaan heeft. Het is daarentegen een geboden plicht die God aan zondaren oplegt, dat een zondaar die niets als verkeerdheden in zijn hart vindt, de Heere Jezus omhelst om vriendschap tussen God en hem te maken en de zonde te genezen. Het einde der wet is Christus tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft, Rom. 10:4. De wet is onze tuchtmeester tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden, Gal. 3:24. Keert weder, zegt de Heere, gij afkerige kinderen, Ik zal uw afkeringen genezen, Jer. 3:22; Hos. 14:5.

Ten elfde. Wacht u ervoor om te denken en te geloven dat een zondaar te vroeg door het geloof tot Jezus kan gaan om alles van Hem en door Hem en omwille van Hem te ontvangen. Denk niet dat men eerst een tijdlang moet liggen onder het gewicht van de zonden en verbroken en verbrijzeld moet zijn. Denk niet dat men eerst zijn ledigheid, nietigheid en verloren staat een tijd moet voelen, voordat men een hartelijk en oprecht voornemen en vast besluit heeft om alle zonden met afgrijzen te verlaten. Voordat men Christus als Koning en enige Heerser wil gehoorzamen. Denk niet dat men zolang moet wachten totdat men een ernstig verlangen en een onverzadigbare dorst naar Jezus heeft. Denk niet dat men eerst zulk een dorst moet hebben die nergens door te lessen is dan door Christus alleen en die zulk een hoge achting van Jezus Christus voortbrengt, dat men alles niets zou achten ten opzichte van Christus. Dit is een valse mening en stelling. Op het eerste gezicht heeft dit een goede schijn, maar het is zeer schadelijk en hinderlijk voor velen, die de daad van het aanklevende geloof beoefenen. Het blijkt dat velen Christus niet met vrijmoedigheid op het woord van het gebod durven omhelzen en door Hem alle genade verzoeken en verwachten. Zij hebben de inbeelding dat de aanbieding niet terstond ingewilligd mag worden en dat Christus niet terstond omhelsd mag worden. Zij moeten naar hun gedachte, eerst een tijd onder de geest der dienstbaarheid gelegen hebben. Eerst moeten zij waarlijk verbroken en verslagen harten hebben. Eerst moeten zij behoorlijk gewond zijn door het gevoel van hun zonden. Eerst moeten zij gevoelig zijn voor Gods toorn en voor de onvermijdelijkheid daarvan. Bovendien moet zij oprechte voornemens tegen het kwade en tot het goede hebben met een zeer ernstig hongeren en dorsten naar Christus en Zijn toegerekende gerechtigheid. Deze zielen worden door deze mening zo verduisterd en als het ware door mist omringd, dat zij niet goed zien hoe zij nog bij Jezus komen. Zij vrezen dat het hun aan de behoorlijke voorbereiding ontbreekt. Derhalve denken zij dat de aanbieding van de beloften en van Christus met het gehele verbond nog niet tot hen komt. Zij denken dat zij te vroeg zouden komen om Christus tot hun Zaligmaker te omhelzen. Misschien hebben sommige predikanten hen daartegen gewaarschuwd. Ik hoop helder te spreken en deze hinderpaal van de beoefening van het geloof weg te nemen. Merkt daarom de volgende dingen op:
Ten eerste. Dit is zeker dat een zondaar te vroeg kan geloven dat hij door Christus in een staat van zaligheid is. Men kan zich te vroeg inbeelden en hopen dat men door de Zaligmaker zalig gemaakt zal worden, namelijk als men meent dat men door Christus zeker in de hemel en de heerlijkheid zal komen, terwijl men geen oog heeft voor een andere weldaad van Christus dan alleen voor de hemelse heerlijkheid. Men zoekt door Hem geen andere weldaden, die een ellendig zondaar ook nodig heeft en die ook voorgesteld worden in Christus. Hij beeldt zich te vroeg in dat hij door Christus zalig zal worden. Hij verwacht Christus niet en hij ziet niet naar Hem uit om verandering in zijn leven en praktijk te maken. Hij ziet niet naar Hem uit om een zodanige verzoening teweeg te brengen, waardoor hij met God in vrede komt en in vrede met Hem kan leven en wandelen. Hij neemt Christus niet aan en hij neemt zijn toevlucht niet tot Hem als tot een volkomen Zaligmaker, als hij niet tot Hem komt om geheel en volkomen door Hem zalig gemaakt en verlost te worden van allerlei kwaad, schuld en ellende, waarin hij verzonken is, Hebr. 7:25. Wanneer God Christus de Zaligmaker en de zaligheid in Hem aanbiedt, biedt Hij twee dingen aan. Hij biedt Christus aan om twee dingen te doen. 1. Hij biedt de zondaar verlossing van de schuld der zonde aan. Dat is: Hij biedt hem verlossing van de verbintenis tot straf aan. Zo biedt Hij hem de verzoening, vriendschap en vereniging met Hem door Christus aan. Daarom kreeg Christus Zijn Naam Jezus: Gij zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden, Matth. 1:21. 2. God biedt Christus aan om zondaren te behouden en zalig te maken of te verlossen van de besmetting der zonde: Die Zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, Tit. 2:14. Het bloed van Christus zal uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen, Hebr. 9:14. Wanneer een zondaar Christus niet tot die twee bedoelingen aanneemt, die neemt Hem in het geheel niet aan. Daarom kan men niet zeggen: Hij neemt Christus te vroeg aan. Wel kan men zeggen: Hij beeldt zich te vroeg in dat hij door Christus ten hemel gebracht zal worden. Hij troost zich te vroeg, want hij heeft nog niet in Christus geloofd. Hij heeft Hem nog niet omhelsd tot dat doel, waartoe Hij voorgesteld en aangeboden is.
Ten tweede. Een ziel kan Christus niet te vroeg aannemen en omhelzen en door Hem tot God gaan om vrede, genezing en zaligheid. Het is onmogelijk dat dat gebeuren zou, want God roept ieder zondaar heden tot Christus. Hij gebiedt ieder zondaar heden te komen, zonder uitstel of verontschuldiging. Nu moet hij komen, op deze dag der genade en zaligheid, Hebr. 3:7; 2 Kor. 6:2. God gebiedt zondaren nu Christus als een Middelaar te omhelzen en in Zijn Naam te geloven, 1 Joh. 3:23. Een zondaar kan Gods roeping niet te vroeg beantwoorden. Nu klopt de Heere aan hun hart. Zij moeten terstond openen. Toen de koning het volk tot de bruiloft van Zijn Zoon liet nodigen: Komt tot de bruiloft, alle dingen zijn gereed, was hij zeer toornig dat zij Zijn roeping en nodiging verzuimden en niet onmiddellijk kwamen, Matth. 22:28. Ook kan men niet te vroeg van onder Gods toorn, uit de vijandschap in een staat van vriendschap komen. Heden moet men daartoe komen. Men kan niet te vroeg komen tot de bekwaamheid en vatbaarheid om iets te doen dat God behagelijk is. Heden moet men trachten in een gestalte te zijn om een aangenaam gebed te doen, dat verhoord wordt. Dat kan niet te vroeg gebeuren. De Heere eist het nu en zonder enig uitstel. Maar het kan niet gebeuren zonder door het geloof tot Christus te lopen. Daarom kan men niet te vroeg in Christus geloven.
Ten derde. De aanbieding van Christus en van alle beloften en zegeningen in Hem geschiedt zowel aan degenen die niet verbroken van hart zijn, als aan degenen die het meest verbroken en verslagen van geest zijn. Niemand zal Christus aannemen als hij zijn ellende niet ter harte neemt. Toch is het ten allen tijde ieders plicht om Hem aan te nemen en tot Hem uit te gaan. Als iemand dan gewillig is, door een gezicht van zijn armoede, machteloosheid en rampzalige staat tot Christus te gaan, mag hij niet denken en niemand mag hem zeggen dat hij Jezus te vroeg kan aannemen tot verzoening en genezing. Het gezicht en gevoel van de ellende zonder enige instorting van genade en zonder een krachtige trekking van God drijft niet naar Christus om rechtvaardigmaking of heiligmaking te ontvangen. Integendeel, alle gedachten aan God buiten Christus verschrikken en drijven de zondaar van God af, zoals bleek bij Adam en Judas. Judas bleef echter onwillig om die vervloekte wegen van vijandschap te verlaten en tot Christus te komen. Christus zegt: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke, Joh. 6:44. Hoe meer men de uitwerkingen en vruchten van Gods rechtvaardigheid in het geweten voelt, hoe verder men van God afloopt. Totdat een ingestorte of ingeschapen besturing de zondaar dwingt om de aangeboden Christus te ontvangen. Als hij dan tot Christus komt en Hem aanneemt, kan hij nooit te vroeg komen en te vroeg in Hem geloven. (…)
Ten vierde. Het is waar dat degenen die de benauwde gewetens behandelen niet te geneigd moeten zijn om deze mensen te troosten en te verzekeren dat zij deel aan Christus hebben, dat de beloften des levens in Jezus Christus hun toekomen en dat zij zeker aangenomen zijn in het verbond der genade, want dat kan te vroeg gebeuren. Men handelt dan zoals een arts, die de zalf te vroeg op een gevaarlijk gezwel of een zweer smeert, zonder dat hij eerst ontsmettingsmiddelen gebruikt of de wond grondig zuivert. Hij zorgt er slechts voor dat er vel over de wond groeit, wat het leven van de patiënt alleen maar meer in gevaar brengt. Of men handelt zoals een dokter die in plaats van zuiverende dranken hartversterkingen en voedende middelen geeft, hetgeen sommige zieke lichamen tot verderf kan strekken. Een wijs geestelijk medicijnmeester zal een benauwde ziel en een overtuigde zondaar aan de Heere Jezus tot zuivering en genezing aanbieden. Er zijn echter vele onverstandige kwakzalvers en zielemoordenaars onder de geestelijke medicijnmeesters. Er is geen ander geneesmiddel, geen zalf of balsem te gebruiken, hetzij tot uitzuivering, hetzij tot heling, als Christus Zelf niet omhelsd wordt. Jezus Christus is de enige medicijn en de enige Medicijnmeester. Hij is en heeft alleen de balsem van Gilead. Men mag het niet één ogenblik uitstellen om de aangeboden Jezus aan te nemen. Maar het is wat anders als men iemand gaat verzekeren dat hij met Christus verenigd is. Dat kan men niet doen, voordat men de gevolgen ziet van de aanneming van Jezus tot vereniging. Hier kan een zondaar zelf de verzekering veel vroeger ontvangen dan een ander die kan toepassen. Want hetgeen voor anderen onzichtbaar is, is zichtbaar voor de mens zelf, 1 Kor. 2:11. Een zondaar kan een hartelijke gewilligheid en verlangende begeerte hebben om Christus te omhelzen en dadelijk te omhelzen zoals Hij in het evangelie voorgesteld wordt. Daardoor kan hij onder de meewerking van Gods Geest tot verzekering komen en geen ander oog dan dat van God kan het zien. Ik heb dit zo breed uiteen moeten zetten, omdat velen door deze verstrikkende gedachten opgehouden worden om rechtuit en terstond in geloof tot Christus te gaan, als zij hun ellende zien en wel tot Hem wensen te komen.

Heb je geen verbroken hart? Neem Jezus aan en je krijgt een verbroken hart! Maar blijf vooral niet weg van dat bloed, dáár moet je het zoeken en niet in jezelf!
Laatst gewijzigd door kootje op 04 apr 2003 10:10, 1 keer totaal gewijzigd.

Gebruikersavatar
Ikke21
Majoor
Majoor
Berichten: 1644
Lid geworden op: 28 mar 2003 12:00

Berichtdoor Ikke21 » 04 apr 2003 09:58

kootje schreef:


Maar wat John net ook al zei, Jezus moet in ons beginnen en dan gaan wij pas zien hoe schuldig we zijn, maar we gaan nooit uit ons zelf naar God toe, wij kunnen ons zelf niet bekeren, maar dat neemt niet weg dat we Hem wel moeten zoeken!!

Denk jij niet dat het rechtvaardig van God zou zijn dat als wij sterven Hij tegen ons zou zeggen, Ik heb u nooit gekend???[/quote]

Met kracht zou ik er op willen wijzen wat de nadere reformator Jacobus Koelman schreef in zijn Natuur en gronden des geloofs:

Ten zevende. Verwerpt de mening en inbeelding, dat u eerst in uw ziel een heilige gewilligheid, neiging of volvaardigheid moet zien en vinden om van alle zonden te scheiden, een uitwerpen van de beginselen van verdorvenheid, een bidden en smeken tot God, voordat u in Christus zou geloven en het genadeverbond tot zaligheid aan zou nemen, verwachtende dat God u in Christus genadig zal bezoeken en zegenen met Zijn zegeningen. Daaruit zou volgen dat men enig bewijs of bijzondere vrucht en uitwerking van Gods gunst ontvangen moest hebben, voordat men tot de beloften en het verbond komt, aangezien God buiten het genadeverbond geen gunstbewijzen geeft. Dan zou er zelfs genade tot de ziel gekomen zijn, eer de ziel in Christus ingeënt is. De invloeden van leven en van genade zouden in de ziel komen, voordat de ziel Christus Zelf aanneemt. De ziel zou vruchten dragen en een goede boom zijn voordat zij met Christus verenigd is en een goede boom wordt. Dit is uitdrukkelijk tegen de Schrift, Joh. 15:4-5; Matth. 7:18; 12:33,35. Dan zou men ook kunnen zien dat men dadelijk door God bemind is en in Zijn vriendschap staat, voordat men de Heere Jezus Christus aanneemt om verzoening en vereniging met God voor ons te maken. Neen, u moet in Christus geloven, ook al ziet u geen werkingen van Gods genade in uw ziel. De belangrijke grond van het geloof is het Woord van God. Zo was Abrahams geloof gebouwd op Gods Woord, Rom. 4:20-21. Het is niet nodig dat u in uw ziel eerst enige werkingen van goede genegenheid vindt om te geloven. De Heere roept u en nodigt u tot Christus en zo tot Zichzelf. Gelooft dan door Christus in God, 1 Petr. 1:21.

Ten achtste. Wacht u ervoor dit valse grondbeginsel in uw hart te houden, dat voordat u Christus aangrijpt, er een goede verhouding tussen uw zonden en uw droefheid over uw zonden moet zijn. Dit weerhoudt velen van het uitgaan van het geloof en het omhelzen van de Middelaar. Zij vinden niet zulke grote trappen van droefheid overeenkomstig de mate van de boosheid van hun zonden. Dit is geheel verkeerd en vals, want het is onmogelijk dat er een goede verhouding tussen uw zonden en uw droefheid over uw zonden zou zijn. Iedere ongerechtigheid en iedere overtreding heeft een soort van oneindigheid ten opzichte van het Voorwerp, de oneindige God, tegen Wie de zonde begaan wordt. Zo hoog kan de zielsdroefheid niet klimmen. Daarom dient u deze vier dingen te weten en goed te bedenken:
1. God behoudt Zich de vrijheid voor in welke mate Hij de gewetens van zondaren zal pijnigen, hetzij voor of na de bekering. De ene zondaar vervult Hij met groter trappen van schrik en benauwdheid en laat hem langer daaronder liggen als de andere. Dit is naar Zijn vrij welbehagen. Zie dit in de voorbeelden van Lydia, Zacheüs, Paulus, Mattheüs, de stokbewaarder en de Joden, Hand. 2:37.
2. God gebiedt nergens dat een zondaar eerst zulk een mate van droefheid verkrijgen zal, voordat hij zich tot Jezus wendt. Het eerste gebod voor een wederhorige ziel en een ellendig zondaar, die met God in vijandschap geweest is, is dat hij de Middelaar aan moet nemen en zo tot God moet komen door de Middelaar, 1 Joh. 3:23; Joh. 6:29.
3. God heeft niet meer welgevallen in een zondaar, die zeer neerslachtig en diep bedroefd over zijn zonden is, voordat hij de Heere Jezus aanneemt, dan Hij vermaak of welgevallen in hem had, voordat die droefheid in hem was. Al zijn schreien, bidden en treuren maken niet dat God hem niet aanziet als een vijand, als een rebel, als een verrader, terwijl hij nog weigert Christus aan te nemen.
4. Door en op het aannemen van Christus door het gelooft volgt de goede verhouding tussen de zonden en de droefheid. De droefheid van de zondares die met haar overvloedige tranen de voeten van Jezus waste, kwam niet voort uit een gezicht van haar zonden, voordat zij Christus door het geloof omhelsd had, maar daardoor dat de Heere Jezus zulk een snode en verachtelijke zondares als zij was aannam, Luk. 7:38. De oorzaak van haar bitter wenen was het gevoel dat de Heere haar vergaf en Zich over haar ontfermde. Zij zag de oneindige en onuitsprekelijke liefde van Christus en Zijn onbegrijpelijk ontfermen, waardoor Hij gereed was om haar verloste ziel te wassen en te reinigen. Daarna drukt zij haar liefde uit door wenen, Luk. 7:47-48. Daarom, houd u niet met zulke verkeerde gedachten op, maar ga in geloof tot Christus en Hij zal u tranen geven, die Hij in Zijn fles vergaderen zal.

Ten negende. Acht het geen vermetelheid of hoogmoed dat zo'n groot zondaar, die in zijn ziel niets anders dan zonde en ellende en wederspannigheid ziet, door het geloof uitgaat naar Christus om met Hem verenigd te worden en zo met God verzoend en van zonden genezen te worden. Veel zondaren zijn met deze valse mening behept dat het trotsheid, waan en vermetelheid zou zijn, als zij naar Christus gaan en hun zondige ziel in Zijn handen stellen, omdat zij zo snood zijn en niets kwaads in zich zien. De satan weet hierdoor veel goeds te verhinderen. Let daarom op de volgende dingen:
1. Het is geen vermetelheid of hoogmoed dat men Gods aangeboden gaven aanneemt en dat men Zijn gebod gehoorzaamt. Integendeel, het zijn trotse mensen die het gebod van God ongehoorzaam zijn, al doen zij dat onder een schijn van nederigheid. Petrus heeft hierin tweemaal gezondigd en een slecht voorbeeld gegeven. De ene keer zei hij tegen Christus: Heere! zult Gij mij de voeten wassen? Gij zult mijn voeten in der eeuwigheid niet wassen, Joh. 13:6,8. Een andere keer staat er van hem dat hij neerviel aan de voeten van Jezus bij het zien van een wonder. Hij riep uit: Heere! ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Luk. 5:8. De hoofdman over honderd en de Kananese vrouw deden beter. Zij beleden hun onwaardigheid en zij beoefenden het geloof. De hoofdman zei: Heere! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zou inkomen, maar spreek alleenlijk een woord en mijn knecht zal genezen worden, Matth. 8:8. De Kananese vrouw zei: Ja Heere! doch de hondekens eten ook van de brokskens die er vallen van de tafel hunner heren, Matth. 15:27. De grootste nederigheid en de ware verlaging en ontlediging van zichzelf bestaat in het geloof in Christus, waardoor men alles in Hem zoekt.
2. Het is er ver van dat een ziel van Christus af zou moeten blijven, omdat de zonden allen nog in het hart leven en omdat men veel vijandschap, ongehoorzaamheid en wederspannigheid in zich vindt. Daarom moet men juist door het geloof tot Christus komen, opdat Hij de zondigheid geneze en wegneme. Het is alleen door de gelovige aanneming van Christus in het hart, dat enige zonde ten onder gebracht wordt. Want Hij is de enige Medicijnmeester, zoals Hij in het evangelie aangeboden wordt. Wie weigert Hem aan te nemen, begaat de grootste wederspannigheid. Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo'n grote zaligheid geen acht nemen? Hebr. 2:3.
3. Het is vermetelheid en waan, wanneer men de Heere Jezus aanneemt om vrijheid te hebben om te zondigen. Ook is het vermetelheid om in zonde te leven of te wandelen met de inbeelding dat Christus voor al zijn zonden betaald en voldaan heeft. Het is daarentegen een geboden plicht die God aan zondaren oplegt, dat een zondaar die niets als verkeerdheden in zijn hart vindt, de Heere Jezus omhelst om vriendschap tussen God en hem te maken en de zonde te genezen. Het einde der wet is Christus tot rechtvaardigheid een iegelijk die gelooft, Rom. 10:4. De wet is onze tuchtmeester tot Christus, opdat wij uit geloof gerechtvaardigd zouden worden, Gal. 3:24. Keert weder, zegt de Heere, gij afkerige kinderen, Ik zal uw afkeringen genezen, Jer. 3:22; Hos. 14:5.

Ten elfde. Wacht u ervoor om te denken en te geloven dat een zondaar te vroeg door het geloof tot Jezus kan gaan om alles van Hem en door Hem en omwille van Hem te ontvangen. Denk niet dat men eerst een tijdlang moet liggen onder het gewicht van de zonden en verbroken en verbrijzeld moet zijn. Denk niet dat men eerst zijn ledigheid, nietigheid en verloren staat een tijd moet voelen, voordat men een hartelijk en oprecht voornemen en vast besluit heeft om alle zonden met afgrijzen te verlaten. Voordat men Christus als Koning en enige Heerser wil gehoorzamen. Denk niet dat men zolang moet wachten totdat men een ernstig verlangen en een onverzadigbare dorst naar Jezus heeft. Denk niet dat men eerst zulk een dorst moet hebben die nergens door te lessen is dan door Christus alleen en die zulk een hoge achting van Jezus Christus voortbrengt, dat men alles niets zou achten ten opzichte van Christus. Dit is een valse mening en stelling. Op het eerste gezicht heeft dit een goede schijn, maar het is zeer schadelijk en hinderlijk voor velen, die de daad van het aanklevende geloof beoefenen. Het blijkt dat velen Christus niet met vrijmoedigheid op het woord van het gebod durven omhelzen en door Hem alle genade verzoeken en verwachten. Zij hebben de inbeelding dat de aanbieding niet terstond ingewilligd mag worden en dat Christus niet terstond omhelsd mag worden. Zij moeten naar hun gedachte, eerst een tijd onder de geest der dienstbaarheid gelegen hebben. Eerst moeten zij waarlijk verbroken en verslagen harten hebben. Eerst moeten zij behoorlijk gewond zijn door het gevoel van hun zonden. Eerst moeten zij gevoelig zijn voor Gods toorn en voor de onvermijdelijkheid daarvan. Bovendien moet zij oprechte voornemens tegen het kwade en tot het goede hebben met een zeer ernstig hongeren en dorsten naar Christus en Zijn toegerekende gerechtigheid. Deze zielen worden door deze mening zo verduisterd en als het ware door mist omringd, dat zij niet goed zien hoe zij nog bij Jezus komen. Zij vrezen dat het hun aan de behoorlijke voorbereiding ontbreekt. Derhalve denken zij dat de aanbieding van de beloften en van Christus met het gehele verbond nog niet tot hen komt. Zij denken dat zij te vroeg zouden komen om Christus tot hun Zaligmaker te omhelzen. Misschien hebben sommige predikanten hen daartegen gewaarschuwd. Ik hoop helder te spreken en deze hinderpaal van de beoefening van het geloof weg te nemen. Merkt daarom de volgende dingen op:
Ten eerste. Dit is zeker dat een zondaar te vroeg kan geloven dat hij door Christus in een staat van zaligheid is. Men kan zich te vroeg inbeelden en hopen dat men door de Zaligmaker zalig gemaakt zal worden, namelijk als men meent dat men door Christus zeker in de hemel en de heerlijkheid zal komen, terwijl men geen oog heeft voor een andere weldaad van Christus dan alleen voor de hemelse heerlijkheid. Men zoekt door Hem geen andere weldaden, die een ellendig zondaar ook nodig heeft en die ook voorgesteld worden in Christus. Hij beeldt zich te vroeg in dat hij door Christus zalig zal worden. Hij verwacht Christus niet en hij ziet niet naar Hem uit om verandering in zijn leven en praktijk te maken. Hij ziet niet naar Hem uit om een zodanige verzoening teweeg te brengen, waardoor hij met God in vrede komt en in vrede met Hem kan leven en wandelen. Hij neemt Christus niet aan en hij neemt zijn toevlucht niet tot Hem als tot een volkomen Zaligmaker, als hij niet tot Hem komt om geheel en volkomen door Hem zalig gemaakt en verlost te worden van allerlei kwaad, schuld en ellende, waarin hij verzonken is, Hebr. 7:25. Wanneer God Christus de Zaligmaker en de zaligheid in Hem aanbiedt, biedt Hij twee dingen aan. Hij biedt Christus aan om twee dingen te doen. 1. Hij biedt de zondaar verlossing van de schuld der zonde aan. Dat is: Hij biedt hem verlossing van de verbintenis tot straf aan. Zo biedt Hij hem de verzoening, vriendschap en vereniging met Hem door Christus aan. Daarom kreeg Christus Zijn Naam Jezus: Gij zult Zijn Naam heten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden, Matth. 1:21. 2. God biedt Christus aan om zondaren te behouden en zalig te maken of te verlossen van de besmetting der zonde: Die Zichzelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, Tit. 2:14. Het bloed van Christus zal uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen, Hebr. 9:14. Wanneer een zondaar Christus niet tot die twee bedoelingen aanneemt, die neemt Hem in het geheel niet aan. Daarom kan men niet zeggen: Hij neemt Christus te vroeg aan. Wel kan men zeggen: Hij beeldt zich te vroeg in dat hij door Christus ten hemel gebracht zal worden. Hij troost zich te vroeg, want hij heeft nog niet in Christus geloofd. Hij heeft Hem nog niet omhelsd tot dat doel, waartoe Hij voorgesteld en aangeboden is.
Ten tweede. Een ziel kan Christus niet te vroeg aannemen en omhelzen en door Hem tot God gaan om vrede, genezing en zaligheid. Het is onmogelijk dat dat gebeuren zou, want God roept ieder zondaar heden tot Christus. Hij gebiedt ieder zondaar heden te komen, zonder uitstel of verontschuldiging. Nu moet hij komen, op deze dag der genade en zaligheid, Hebr. 3:7; 2 Kor. 6:2. God gebiedt zondaren nu Christus als een Middelaar te omhelzen en in Zijn Naam te geloven, 1 Joh. 3:23. Een zondaar kan Gods roeping niet te vroeg beantwoorden. Nu klopt de Heere aan hun hart. Zij moeten terstond openen. Toen de koning het volk tot de bruiloft van Zijn Zoon liet nodigen: Komt tot de bruiloft, alle dingen zijn gereed, was hij zeer toornig dat zij Zijn roeping en nodiging verzuimden en niet onmiddellijk kwamen, Matth. 22:28. Ook kan men niet te vroeg van onder Gods toorn, uit de vijandschap in een staat van vriendschap komen. Heden moet men daartoe komen. Men kan niet te vroeg komen tot de bekwaamheid en vatbaarheid om iets te doen dat God behagelijk is. Heden moet men trachten in een gestalte te zijn om een aangenaam gebed te doen, dat verhoord wordt. Dat kan niet te vroeg gebeuren. De Heere eist het nu en zonder enig uitstel. Maar het kan niet gebeuren zonder door het geloof tot Christus te lopen. Daarom kan men niet te vroeg in Christus geloven.
Ten derde. De aanbieding van Christus en van alle beloften en zegeningen in Hem geschiedt zowel aan degenen die niet verbroken van hart zijn, als aan degenen die het meest verbroken en verslagen van geest zijn. Niemand zal Christus aannemen als hij zijn ellende niet ter harte neemt. Toch is het ten allen tijde ieders plicht om Hem aan te nemen en tot Hem uit te gaan. Als iemand dan gewillig is, door een gezicht van zijn armoede, machteloosheid en rampzalige staat tot Christus te gaan, mag hij niet denken en niemand mag hem zeggen dat hij Jezus te vroeg kan aannemen tot verzoening en genezing. Het gezicht en gevoel van de ellende zonder enige instorting van genade en zonder een krachtige trekking van God drijft niet naar Christus om rechtvaardigmaking of heiligmaking te ontvangen. Integendeel, alle gedachten aan God buiten Christus verschrikken en drijven de zondaar van God af, zoals bleek bij Adam en Judas. Judas bleef echter onwillig om die vervloekte wegen van vijandschap te verlaten en tot Christus te komen. Christus zegt: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke, Joh. 6:44. Hoe meer men de uitwerkingen en vruchten van Gods rechtvaardigheid in het geweten voelt, hoe verder men van God afloopt. Totdat een ingestorte of ingeschapen besturing de zondaar dwingt om de aangeboden Christus te ontvangen. Als hij dan tot Christus komt en Hem aanneemt, kan hij nooit te vroeg komen en te vroeg in Hem geloven. (…)
Ten vierde. Het is waar dat degenen die de benauwde gewetens behandelen niet te geneigd moeten zijn om deze mensen te troosten en te verzekeren dat zij deel aan Christus hebben, dat de beloften des levens in Jezus Christus hun toekomen en dat zij zeker aangenomen zijn in het verbond der genade, want dat kan te vroeg gebeuren. Men handelt dan zoals een arts, die de zalf te vroeg op een gevaarlijk gezwel of een zweer smeert, zonder dat hij eerst ontsmettingsmiddelen gebruikt of de wond grondig zuivert. Hij zorgt er slechts voor dat er vel over de wond groeit, wat het leven van de patiënt alleen maar meer in gevaar brengt. Of men handelt zoals een dokter die in plaats van zuiverende dranken hartversterkingen en voedende middelen geeft, hetgeen sommige zieke lichamen tot verderf kan strekken. Een wijs geestelijk medicijnmeester zal een benauwde ziel en een overtuigde zondaar aan de Heere Jezus tot zuivering en genezing aanbieden. Er zijn echter vele onverstandige kwakzalvers en zielemoordenaars onder de geestelijke medicijnmeesters. Er is geen ander geneesmiddel, geen zalf of balsem te gebruiken, hetzij tot uitzuivering, hetzij tot heling, als Christus Zelf niet omhelsd wordt. Jezus Christus is de enige medicijn en de enige Medicijnmeester. Hij is en heeft alleen de balsem van Gilead. Men mag het niet één ogenblik uitstellen om de aangeboden Jezus aan te nemen. Maar het is wat anders als men iemand gaat verzekeren dat hij met Christus verenigd is. Dat kan men niet doen, voordat men de gevolgen ziet van de aanneming van Jezus tot vereniging. Hier kan een zondaar zelf de verzekering veel vroeger ontvangen dan een ander die kan toepassen. Want hetgeen voor anderen onzichtbaar is, is zichtbaar voor de mens zelf, 1 Kor. 2:11. Een zondaar kan een hartelijke gewilligheid en verlangende begeerte hebben om Christus te omhelzen en dadelijk te omhelzen zoals Hij in het evangelie voorgesteld wordt. Daardoor kan hij onder de meewerking van Gods Geest tot verzekering komen en geen ander oog dan dat van God kan het zien. Ik heb dit zo breed uiteen moeten zetten, omdat velen door deze verstrikkende gedachten opgehouden worden om rechtuit en terstond in geloof tot Christus te gaan, als zij hun ellende zien en wel tot Hem wensen te komen.

Heb je geen verbroken hart? Neem Jezus aan en je krijgt een verbroken hart! Maar blijf vooral niet weg van dat bloed, dáár moet je het zoeken en niet in jezelf![/quote]


Je hoort me ook niet zeggen dat we het in ons zelf moeten gaan zoeken, want als we het van ons zelf moeten verwachten komt het nooit goed!! Daarom moeten we het dan toch van God verwachten? Maar er niet op gaan zitten wachten, BID EN WERK, Het is onze eigen schuld als we onbekeerd sterven!!!

Gebruikersavatar
kootje
Sergeant
Sergeant
Berichten: 434
Lid geworden op: 24 jan 2003 12:59
Locatie: Zeist (hoewel een Zeeuwsch harte)

Berichtdoor kootje » 04 apr 2003 10:04

Je hoort me ook niet zeggen dat we het in ons zelf moeten gaan zoeken, want als we het van ons zelf moeten verwachten komt het nooit goed!! Daarom moeten we het dan toch van God verwachten? Maar er niet op gaan zitten wachten, BID EN WERK, Het is onze eigen schuld als we onbekeerd sterven!!!


Even tussen haakjes, misschien is het handig als je de BBCode aan zet.

Met bidden en werken kom je er NIET! Bidden en werken is zeker goed, maar je moet het niet IN PLAATS VAN geloven doen! Dan kun je je hele leven vragen en wachten, ALLEEN HET GELOOF KAN GOD BEHAGEN!

Ik zeg niet dat er in de mens een vermogen om te geloven zit! Zoals ik in een eerdere posting zei:
Als je het wíl, kun je het ook. Nee, 'k zeg het verkeerd, dan krijg je het geloof om het te doen. Er zal nooit een situatie ontstaan, dat jij kunt zeggen: 'Ik wilde wel, maar God wilde niet'. Hij wil dat alle mensen zalig worden en tot kennis der waarheid komen. (1 Tim. 2:4) Zie verder 2 Petr. 3:9, Ez. 33:11, Ez. 18, etc.
'k Las bij de Schotse predikant James Webster het volgende.
Hij zegt: kijk nou eens naar die man met die dorre hand. In zichzelf was hij machteloos, maar wat zegt de Heere Jezus? Strek uw hand uit! Die man zei niet 'Dat kan ik toch niet', maar hij deed wat Hem bevolen werd. Zo ook hierbij. De Heere Jezus zegt: 'Bekeert u, en gelooft het Evangelie!'

Dus, als je het doet, kun je het ook! Niet van jezelf, maar Jezus geeft kracht!

Gebruikersavatar
Ikke21
Majoor
Majoor
Berichten: 1644
Lid geworden op: 28 mar 2003 12:00

Berichtdoor Ikke21 » 04 apr 2003 10:18

Ik ben het helemaal met je eens als je zegt dat wij nooit kunnen zeggen God heeft niet gewild!!!
Laatst gewijzigd door Ikke21 op 08 apr 2003 09:08, 1 keer totaal gewijzigd.

Gebruikersavatar
kootje
Sergeant
Sergeant
Berichten: 434
Lid geworden op: 24 jan 2003 12:59
Locatie: Zeist (hoewel een Zeeuwsch harte)

Berichtdoor kootje » 04 apr 2003 10:27

Ikke21 schreef:Ik ben het helemaal met je eens als je zegt dat wij nooit kunnen zeggen God heeft niet gewild!!! Misschien zie ik het niet helemaal goed hoor, ik zal je eerlijk vertellen, thuis hebben wij over zulke dingen nooit gepraat en ik ben me er eigenlijk het laatste jaar pas echt in gaan verdiepen, je hoort zoveel van allerlei kanten......mn eigen ouders + familie die in de ger.gem. in ned zitten en die me met man en macht van de chr. ger. kerk proberen te houden, mn vriend en schoonfamilie die dus in de chr. ger. kerk zitten en waar ik me ook op mn gemak voel, in de kerk waar ik dus zelf ben opgevoed en waar naar mijn mening bijna alleen maar Hel en Verdoemenis wordt gepreekt en dat er naar mijn mening ook nog een andere kant is, dat God zijn zoon niet voor niks naar de aarde heeft gestuurd voor zondaren!!
Zelf willen mn vriend en ik belijdenis gaan doen in de chr.ger.kerk maar het word ons best moeilijk gemaakt door mijn ouders, maar ja ik doe geen belijdenis voor mn ouders maar voor mezelf en tegenover God.
Net zoals gisteravond was er bij ons in de kerk een dominee voor het GBS, eerst wordt er een uur gepreekt hoe moeilijk het wel niet is om bekeerd te worden en mocht het toch maar is komen te gebeuren en misschien 5 minuten hoor je dat we nog bekeerd kunnen worden, ook wordt er gezegd dat er in deze tijd maar zeer weinig bekeerde mensen zijn, als je dan in de ger.gem. in ned ziet ga je het nog geloven ook want daar gaan maar 4 mensen aan het avondmaal, er wordt dan ook nog gezegd dat het de enige ware leer is, dus in heel mijn woonplaats zijn maar 4 bekeerde mensen, wat ik dus absoluut niet geloof!!!
Dit alles heeft echt veel mee te maken, maar misschien begrijp je een beetje waar ik mee zit en dat ik eigenlijk nog aan het zoeken ben om nou echt mijn standpunten te verdedigen en ook onder woorden te brengen want dat vind ik wel is heel moeilijk, mede omdat het je nooit geleerd is en omdat er in de kerk nooit over gepraat wordt!!! Dit alles niet als excuus!!!


Ik snap heel goed wat je bedoelt. Ik ben zelf dooplid van de Gereformeerde Gemeenten en heb hetzelfde probleem een beetje. Ik heb altijd gedacht dat je er op moest wachten. Bij ons ook altijd 'och mocht...' We hebben echter pas een nieuwe dominee, dat gaat gelukkig een heel stuk beter, maar toch kan ik hem hier en daar op wetticisme betrappen. Hoe kwam ik er achter dat ik verkeerd dacht? Doordat ik een boek van een wat linksere predikant in de Ger. Gem. las, (ds. C. Harinck) waardoor ik oudvaders ben gaan lezen. Die raad ik je van harte aan. Lees oudvaders! Het zijn oases. De problemen die je op je weg tegenkomt zijn echt niet nieuw, maar die waren er vroeger ook al. De oudvaders gaan hier echt op een heel pastorale manier op in. Moet je ook es op http://www.theologienet.nl/inhoud.htm kijken, daar staan een heleboel preken van oudvaders. Vooral die van Boston raad ik echt aan!

Gebruikersavatar
Ikke21
Majoor
Majoor
Berichten: 1644
Lid geworden op: 28 mar 2003 12:00

Berichtdoor Ikke21 » 04 apr 2003 10:49

daar zal ik zeker gaan kijken, dank je wel!!
Ik vind het bij ons ook altijd zo van, als je bekeerd ben moet je in het zwart lopen, mag je oorbellen in, lees je geen normale boeken enz enz... ik weet niet, maar dat geloof ik niet, het gaat toch niet om de buitenkant maar God zie toch het hart aan, oke ik geloof heus wel dat je je geloof naar buiten brengt en dat je aan sommige dingen niet meer meedoet, maar dat is toch niet het belangrijkste!!
Laatst gewijzigd door Ikke21 op 08 apr 2003 09:10, 1 keer totaal gewijzigd.

Gebruikersavatar
kootje
Sergeant
Sergeant
Berichten: 434
Lid geworden op: 24 jan 2003 12:59
Locatie: Zeist (hoewel een Zeeuwsch harte)

Berichtdoor kootje » 04 apr 2003 10:56

Ikke21 schreef:daar zal ik zeker gaan kijken, dank je wel!!
Ik vind het bij ons ook altijd zo van, als je bekeerd ben moet je in het zwart lopen, mag je oorbellen in, lees je geen normale boeken enz enz... ik weet niet, maar dat geloof ik niet, het gaat toch niet om de buitenkant maar God zie toch het hart aan, oke ik geloof heus wel dat je je geloof naar buiten brengt en dat je aan sommige dingen niet meer meedoet, maar dat is toch niet het belangrijkste!! Pas hoorde ik mn vader en oom nog praten, van die man zit onder de preek maar op te schrijven en te onderstrepen, toen werd ik wel een beetje boos, ik zeg papa bent u al bekeerd, begin eerst is bij jezelf en oordeel dan pas over een ander!! We moeten allemaal 1 voor 1 persoonlijk bekeerd worden!!!
Vindt jij ook niet dat er de ger.gem en ger.gem in ned veelste weinig gepraat wordt over het geloof en dat geloven helemaal niet moeilijk hoeft te zijn? Ik heb vaak zoiets van, volgens mij maken we het ons zelf gigantisch moeilijk!


Je moet echt 'het merg' lezen, daarin staat precies wat wettisch is, en wat niet! Het was voor mij echt een 'eyeopener'.
Het geloof is inderdaad waar het op aan komt. Maar ik wil er ook op wijzen dat je ook door kunt slaan. Het geloof op zich rechtvaardigt niet, maar Christus, Die je door het geloof aangrijpt, Die rechtvaardigt!

Spurgeon zegt: 'Geloven is zo makkelijk, dat we altijd te moeilijk denken'. Ik denk dat hij gelijk heeft.

Maar, laten we bij de discussie blijven... :mrgreen:
Je mag een pb-tje sturen hoor, als je nog iets van me wilt weten.

Gebruikersavatar
kootje
Sergeant
Sergeant
Berichten: 434
Lid geworden op: 24 jan 2003 12:59
Locatie: Zeist (hoewel een Zeeuwsch harte)

Berichtdoor kootje » 04 apr 2003 11:12

Ik lees nu net een heel interessant stukje aangaande de zekerheid van het geloof en de zogenaamde vierschaarbeleving. Heel graag zou ik reacties hierop willen krijgen van Wilko en Joris.

De rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie


Wanneer wij over de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie horen, denken wij aan de zogeheten vierschaarervaring, zoals die ook vandaag nog in bevindelijke kring als de grote zaak van het christen-zijn aangeduid wordt. De term rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie is bij hen geen zinnebeeldige voorstelling van zaken. Het gaat om een werkelijke vierschaarbeleving met een Rechter, een aangeklaagde, aanklagers, een advocaat en een vonnis.
In het dodelijkst tijdsgewricht, wanneer God Zijn vierschaar spant en met de zondaar richten en afhandelen gaat, verschijnt werkelijk God de Vader als Rechter; de Wet, de duivel en het geweten als de aanklagers; de schuldige zondaar staat in deze vierschaar als de aangeklaagde; Christus treedt op als de Advocaat en de Heilige Geest als de Griffier, Die het vonnis van God, de Rechter, aan de zondaar bekendmaakt.
Twee dingen vallen bij deze vierschaarervaring op:

1) De vierschaarervaring neemt dikwijls visionaire vormen aan. Men ziet God de Rechter op Zijn troon, hoort de beschuldigingen van Satan, de Wet en het geweten, ziet Christus de advocaat tussentreden en hoort Hem hen ten goede pleiten en verneemt het vrijsprekend vonnis van God door de inwendige bekendmaking van de Geest.
2) Deze vierschaarervaring is beslist iets anders dan het geloof in Christus. Het geloof in Christus is niet hetzelfde als gerechtvaardigd te zijn in de vierschaar der consciëntie. Men kan in Christus geloven, Hem zelfs door het geloof omhelzen, maar toch niet gerechtvaardigd zijn in de vierschaar der consciëntie.

Deze voorstelling van zaken roept veel vragen op. De vraag is:

· In hoever is deze voorstelling van zaken bijbels?
· Waar komt deze voorstelling van zaken vandaan?

Allereerst: wat verstaan wij onder de term: de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie?

Het is een term, die in de theologie van de Nadere Reformatie en de Puriteinen gebruikt werd. Wat wilden zij daarmee zeggen?

In de eerste plaats:
Het beeld van de vierschaar, wordt door de Puriteinen en Hollandse oudvaders gebruikt om er op te wijzen, dat de rechtvaardigmaking een rechterlijke handeling is. God doet wat rechters in de vierschaar doen. In de rechtvaardiging van de zondaar spreekt God als Rechter, vanwege de genoegdoening van Christus, de schuldige zondaar vrij van schuld en straf een geeft hem een recht op het eeuwige leven. Het beeld van de vierschaar is in dit spreken over de rechtvaardigmaking bedoeld als een illustratie, niet als een ervaring. Zij willen daarmee beklemtonen, dat de rechtvaardiging niet is een rechtvaardigheid instorten, maar een rechtvaardig verklaren, door God als Rechter. De zondaar, die in Christus gelooft wordt vanwege Christus' gerechtigheid vrijgesproken van schuld en straf. De gelovige is in Christus rechtvaardig voor God en niet vanwege het bezit van een gerechtigheid in zichzelf.

In de tweede plaats:
Zij spreken over de rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie om aan te tonen, dat deze rechtvaardig verklaring verband houdt met het geweten van de zondaar. Het gaat over een rechtvaardig verklaring in de rechtbank van het geweten. In dit opzicht gaat het dus wel degelijk over een ervaring. Het gaat over wat er in het geweten van de zondaar gebeurt. In de hof van het geweten ontvangt de zondaar, die in Christus gelooft, de vrijspraak van zijn zonden en schuld. Zij verstonden daaronder het getuigenis van de Heilige Geest, dat de zondaar kennis en zekerheid geeft, dat God al zijn zonden om Christus’ wil vergeven heeft en hem aangenomen heeft tot Zijn kind en erfgenaam.

Dit getuigenis van de Heilige Geest in de hof van het geweten geschiedt middellijk en onmiddellijk:
a) Middellijk getuigt de Geest in het geweten door de kenmerken van de gerechtvaardigden.
b) Onmiddellijk getuigt de Heilige Geest door een bijzonder en direct getuigenis in het geweten door het woord van Gods belofte.

Uit deze korte uiteenzetting leren wij twee belangrijke zaken:
1) Het beeld van de vierschaar werd als een illustratie gebruikt om aan te geven, dat het in de rechtvaardigmaking van een zondaar om een rechterlijke daad van God gaat. Tegenover de beschuldigingen van de Wet, de satan en het eigen geweten spreekt God als Rechter de zondaar, die in Christus gelooft, vrij van schuld en straf.
2) De uitdrukking “rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie” werd gebruikt om er op te wijzen, dat deze rechtvaardiging, deze vrijspraak van schuld en straf, ontvangen werd in de hof van het geweten. Daarom maakte men verschil tussen de hof, de rechtbank of vierschaar van God en de vierschaar, de hof en de rechtbank van het geweten. Wij moeten om de bedoeling van de oudvaders te verstaan, de term rechtvaardigmaking in de vierschaar der consciëntie, vooral zien in verband met het geweten van de zondaar.

De consciëntie of het geweten.

Het geweten neemt een belangrijke plaats in, in de theologie van de Puriteinen en de Nadere Reformatie. Zij noemden het geweten:
Gods afgezant en onderkoning in ons hart; Gods verspieder in het binnenste van ons; Gods stem in onze ziel; Gods wachter in de stad mensenziel; Gods gerechtsdienaar, die ons arresteert.
Wij moeten dit spreken over het geweten zien als ernstige pogingen om de bijbelse noties van het geweten te omschrijven. Zij zochten daarmee recht te doen aan de plaats en de functie van het geweten.
Zij noemden het geweten vooral: Gods gerechtshof binnenin ons.
1) Het geweten houdt boek van alles wat gedaan is. Een dagboek waar alles in staat.
2) Het geweten is een getuige. Weet wat wij gedaan en niet gedaan hebben.
3) Het geweten is een beschuldiger of ontschuldiger.
4) Het geweten is een rechter, die vonnis velt. Zegt: dit is goed en dit is kwaad.
5) Het geweten is de uitvoerder van het vonnis. Straft met onrust, veroordeling en vrees voor Gods gericht of beloont met vrede en rust.

De Puriteinen en Nadere Reformatie wisten hoe belangrijk het geweten is. Zij wisten dat het bekeringsproces van overtuiging, vrees, verslagenheid over de zonde, geloven van net Evangelie, vluchten tot Christus, troost en vrede van de Heilige Geest, zaken waren die zich afspeelden in de ervaring, in het geweten van de mens.
In hun pastorale theologie gingen zij vooral in op de vraag: wat kan een zondaar gerust stellen, die onder een gevoel van schuld en zonde, benauwd en verslagen is?
Hoe kan ik weten, dat God mij om Christus' wil heeft vrijgesproken van schuld en straf?
Hoe krijgt iemand vrede in het geweten en vrede met God? Wat kan een verontrust en benauwd geweten tot rust brengen?
Daarom betrokken zij de beleving van de rechtvaardiging voor God op het hof van het geweten.
Het proces van overtuiging van zonde, vervloeking door de wet, aanklachten van satan, geloven in Christus en ontvangen van de vrijspraak van schuld en straf speelt zich af in de hof van het geweten.
Hun hoofdgedachte was:
In de bekering richt God Zijn rechtbank op in het geweten overtuigt van zonde, laat de Wet spreken en vloeken, er wordt in het geweten een veroordelend vonnis over de zondaar uitgesproken, er ontstaat vrees en beven voor God als Rechter, God brengt tot bekering en berouw, overtuigt van de billijkheid van Gods straffen, geeft kennis van de weg der zaligheid door het geloof in Jezus Christus, brengt tot hongeren en dorsten naar Christus en Zijn gerechtigheid, verwekt het zich verlaten op Christus tot redding van de verdiende toorn, overtuigt de ziel dat men deel heeft aan Christus. De Heilige Geest brengt daarna vrede in het geweten door de vrijspraak in de hof van het geweten af te kondigen. Door dit bijzonder getuigenis van de Heilige Geest wordt de zekerheid verkregen dat men deelt in Gods vergiffenis en aangenomen is tot Zijn kind en erfgenaam.
Het laatste, namelijk het onmiddellijk getuigenis van de Heilige Geest werd als een aparte, speciale beleving gezien. Dikwijls is het een crisiservaring (zo beschrijft ook John Owen dit). Door een crisis van strijd, vrees en twijfel komt men tot de zekerheid, dat al onze zonden ons vergeven zijn en God ons in Christus heeft aangenomen tot Zijn kinderen en erfgenamen.
Het getuigenis van de Heilige Geest is een daarin is een daarin een allesoverwinnend getuigenis, dat alle twijfel overwint, brengt alle beschuldiging tot zwijgen. Gaat gepaard met een overstelpend gevoel van Gods liefde, is een aanschouwen van Gods heerlijkheid, ontvangen van het zegel en het onderpand dat wij een kind van God zijn. Dit onmiddellijk getuigenis van de Heilige Geest is daarbij doorslaggevend. Naast vele vormen van zekerheid is dat toch de beste vorm van zekerheid.

Als slotconclusie zien wij (en dan natuurlijk in grote lijnen gesproken):
a) Dat zij het beeld van de vierschaar als illustratie voor de leer van de rechtvaardiging gebruiken.
b) Dat zij er van spreken, dat God in de bekering, vanaf het begin van de overtuiging, Zijn rechtbank opricht in het geweten.
c) Dat het gehele bekeringsproces uitloopt op het alle twijfel overwinnende getuigenis van de Heilige Geest, waardoor we de vrijspraak van God, de zekerheid van de vergeving van de zonden en ons kindschap verkrijgen.

Wat vooral naar voren komt is dat zij onderscheid maken tussen:
a) Een gerechtvaardigd zijn voor God, dus ten opzichte van God, in Gods rechtbank, Gods hof, dat is door een oprecht geloof in Jezus Christus.
b) Een gerechtvaardig zijn in het geweten, dus ten opzichte van onszelf, dat is door het ontvangen van het vrijsprekend vonnis van God door middel van de beloften van het Evangelie en het getuigenis van de Heilige Geest.

De herkomst van de huidige vierschaarervaring.
Op de gezelschappen is de gedachte aan een werkelijke vierschaarbeleving ontstaan. Men sprak over de beleving van het staan in de vierschaar. De gedaagde zondaar ziet God zijn Rechter, hoort de beschuldigingen van de Wet en de Satan, ziet de hemelse Advocaat, de Heere Jezus Christus tussentreden en hoort Hem ten goede van de schuldige zondaar pleiten en verneemt het vrijsprekend vonnis van de Griffier, de Heilige Geest.

Hoe is deze gedachte ontstaan?
Er zijn enkele oorzaken aan te wijzen:
a) Het lezen van de oudvaders. De oudvaders beelden de rechtvaardigmaking uit onder het embleem van een vierschaar.
b) Sommige van die oudvaders spraken er van, dat in de bekering een vierschaar in het geweten wordt opgericht, die eindigt met de vrijspraak van de doemwaardige zondaar.
c) De bekeringsverhalen van mensen, die vertelde dat zij in het dodelijkst tijdsgewricht in Gods vierschaar hadden gestaan en daar waren vrijgesproken.
d) De invloeden van het Duitse Piëtisme, die een mystieke beleving van de rechtvaardiging voorstond.
e) Wij kunnen zelfs terugwijzen naar de Middeleeuwse mystiek en het Labadisme. Dan denken wij vooral aan het element van de totale verzaking en onderwerping van zichzelf en zijn zaligheid aan de eer van God. Zo is de gedachte aan een bijzondere vierschaarervaring ontstaan, die dus gevuld is met elementen uit de Nadere Reformatie, het Piëtisme (J. Verschuir), het Labadisme en de bijzondere ervaringen van sommige christenen. Wat een beeld en een illustratie was of uitgestrekt werd over de gehele bekeringsgang, werd nu samengeperst in één bijzondere vierschaarervaring.

De grote vraag is: Hoe denkt de Schrift hierover?
De Schrift leert ons, dat de Heilige Geest zondaren de weldaden van Christus deelachtig maakt door in hen een waar geloof te werken, dat zich met Christus verenigt.
Daarom zegt de NGB art 22: “Wij geloven, dat om ware kennis van deze grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, dat Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt”.
De Schrift verbindt de rechtvaardiging van de zondaar voor God steeds met het geloof in Jezus Christus. Veel schriftplaatsen kunnen hier genoemd worden. Wij noemen slecht Rom. 3:22: “Namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen en over allen, die geloven”. Alleen door het geloof in Jezus Christus is de zondaar rechtvaardig voor God. Het is in Christus, die door het geloof wordt aangegrepen, dat de mens rechtvaardig is voor God.

Wie wordt gerechtvaardigd?
De mens, die gerechtvaardigd wordt voor God is een goddeloze en doemwaardige zondaar, die zichzelf niet verlossen kan. Dit leert de apostel ons overduidelijk in de eerste hoofdstukken van de brief aan de Romeinen, als hij zegt:
“Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid van God. De gehele wereld wordt de mond gestopt en is verdoemelijk voor God. Niemand is bij machte zichzelf te verlossen. Besluit: "Daarom zal uit de werken van de Wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem".
Deze leer van de totale verlorenheid, verdorvenheid, hulpeloosheid en verdoemelijkheid van het gehele menselijke geslacht, gaat niet zonder reden vooraf aan de leer van de rechtvaardiging door het geloof in Jezus Christus.

Als vragen: Wie is de mens, die gerechtvaardigd wordt? Wie is het die in Christus gelooft? Het bijbels antwoord: Het is een doemwaardig zondaar, een goddeloze voor God, die geen enkele gerechtigheid van zichzelf bezit. Naar Gods rechtvaardig oordeel tijdelijke en eeuwige straffen onderworpen is.
Deze kennis behoort tot de natuur van het rechtvaardigend geloof. De overtuiging van zonde behoort bij het geloof. Vergezelt het.
Een verstaan, gevoelen, van de grootheid van onze afval van God, de verdorvenheid van onze natuur, de strafwaardigheid van onze zonden, de heiligheid en gestrengheid van Gods Wet, het billijken van Gods oordeel, gaan samen met het geloof dat in Jezus Christus zijn rechtvaardigheid voor God zoekt.

Want wat is het zaligmakend geloof?
John Owen: “Het vluchten van een boetvaardig zondaar tot de barmhartigheid van God in Christus”.
Het geloof is in de Schrift meer dan een verstandelijk aanvaarden van de waarheid omtrent Christus. Het geloof wordt in de Schrift omschreven als een zien op Jezus, zoals de gebeten Israëlieten in de woestijn op de koperen slang zagen. Het wordt omschreven als een komen van een vermoeide en beladene tot Christus, om rust voor de ziel te vinden. Het wordt genoemd een toevlucht nemen, een zich vastklemmen aan de voorgestelde hoop, een bouwen op Christus als op een Levende steen, enz.
Het zijn allemaal uitdrukkingen, die wijzen op het zoeken van redding en zaligheid in Christus door een zondaar, die zijn zielsgevaar ziet, de strafwaardigheid van zijn zonden gevoelt en zijn machteloosheid om zichzelf te verlossen kent.
De Heilige Geest heeft ons daarnaast ook vele onderwijzende voorbeelden beschreven van mensen, die dit geloof in Christus beoefend hebben. Wij kunnen denken aan Abraham, de patriarchen, de Kananese vrouw, de moordenaar op het kruis, de stokbewaarder en velen meer.
Al deze verschillende voorbeelden, die de Heilige Geest gebruikt om ons duidelijk te maken wat het geloof in Christus is, hebben in zich:

1. Het gevoelen en beleven van de nood van de zonde en de schuld voor God. Men weet verdoemelijk te zijn voor God.
2. Het weten dat de mens krachteloos is en zichzelf niet verlossen kan. Men is aan de Wet der werken gestorven.
3. Het zoeken van de zaligheid buiten zichzelf in de in het Evangelie aangeboden Zaligmaker, Jezus Christus.

Wij zien, dat in al de gevallen waarin dit geloven in Christus beschreven wordt, een gevoelde en beleefde nood de mensen drijft en een gekende en geloofde redding de mensen tot Christus trekt. Met andere woorden we zien in hen de werking van de Wet en het Evangelie. Gedreven door de Wet en getrokken door het Evangelie komen zij tot Christus.
Het grote doel van de Heilige Geest in de bekering van zondaren is, om hen te brengen tot een rusten en zich verlaten op Christus, zoals Hij ons in het Evangelie wordt aangeboden. Dit doel kan niet bereikt worden zonder een voorafgaand proces, hetzij langer of korter, van overtuiging van zonde, ellende, toorn Gods en gevaar van een eeuwig verloren gaan. Zonder deze overtuiging gevoelt de mens zijn behoefte aan een Zaligmaker niet, heeft hij geen ernstig verlangen naar de redding van zijn ziel en heeft de genade die het Evangelie in Christus aanbiedt geen waarde.

Langs deze weg, zo leren wij uit de Schrift, brengt de Heilige Geest zondaren gewoonlijk tot dit geloven in Christus, dat bestaat uit een vluchten tot Hem, een zien op Hem en een zich toevertrouwen aan Hem met alle zonde en ellende.
Ik denk , dat wij hier reeds kunnen zeggen, dat dit alles niet verschilt van de weg en het bekeringsproces, zoals dit gewoonlijk door de Nadere Reformatie en Puriteinen beschreven wordt.

De schrift zegt in vele toonaarden, dat de zondaar die, met een waar geloof in Christus gelooft, gerechtvaardigd wordt voor God.
Op ieder, die zo Christus aangrijpt in zijn nood en dood, is het Woord van God van toepassing: “Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de wet en de profeten; namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen, en over allen, die geloven; want er is geen onderscheid" Rom3:22. Met nadruk zegt de apostel: "Want er is geen onderscheid". Of men nu Jood is of Griek, slaaf of vrije, indien men in Christus gelooft, rekent God ons, de door Hem in Christus aangebrachte rechtvaardigheid toe. Dit is het criterium.
De Schrift spreekt in deze zaak steeds over "een iegelijk, die gelooft”. Op die wijze vinden wij dit ook terug in de grote rede van Paulus gehouden in de synagoge te Antiochië: "Zo zij u dan bekend, mannen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt". En dan volgt: "van alles waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt” Hand. 13:38, 39. De rechtvaardiging voor God door het geloof in Christus is een zegen, die niet slechts aan enkelen behoort, maar aan ieder waar gelovige. God spreekt de zondaar, die in Christus gelooft, vrij van schuld en straf en aanvaardt hem als Zijn kind en erfgenaam. Het geloof in Christus redt, behoudt, en rechtvaardigt voor God!
De Schrift spreekt daarbij niet over een groot of reeds geoefend geloof, maar over een werkelijk geloven in Christus tot redding van onze ziel. De oorzaak van onze rechtvaardiging voor God ligt niet in de mate van het geloof of de geoefendheid van het geloof, maar in Christus, die door het geloof wordt aangegrepen.
Daarbij moet wel gezegd, dat het geloof op zichzelf ons niet rechtvaardigt, maar Christus die door het geloof wordt aangegrepen.
Anders zou men ertoe vervallen om het geloof de grond van onze zaligheid te maken. Het geloof is daarom zo belangrijk, omdat wij Christus niet anders dan door een waar geloof aannemen en ontvangen kunnen. H.Cat. vr. 61.

De waar gelovige is in Christus rechtvaardig voor God. Een zwak geloof verbindt evenzeer met Christus als een sterk geloof. De hand waarmee de bloedvloeiende vrouw Jezus aanraakte was maar een bevende hand, maar zij werd er door genezen. De boodschap van de Schrift is, dat ieder die in een waar geloof Christus omhelsd, hoe zwak dit geloof ook is, rechtvaardig is voor God. De Christus waaraan het geloof zich vastklemt is bepalend voor ons behoud en niet de kracht en de mate van ons geloof.

De troost en zekerheid van de rechtvaardiging.
In bevindelijke kring wordt door sommigen gesteld, dat men Christus door een waar geloof omhelsd kan hebben en toch nog niet gerechtvaardigd kan zijn. Men wil scherp onderscheiden tussen het geloven in Christus en het gerechtvaardigd worden in de vierschaar der consciëntie Dit is een aparte en bijzondere ervaring.
Iemand zou met een waar geloof Christus kunnen aangrijpen, Christus als zijn Zaligmaker kunnen kennen, bij zijn sterven naar de hemel gaan, maar toch nog niet gerechtvaardigd zijn? Daarvoor zou de bijzondere vierschaarbeleving nodig zijn.

Wat moeten wij hierop zeggen?
1. Deze gedachte is niet te rijmen met wat de Schrift over het geloof in Christus zegt. In de Schrift wordt de rechtvaardiging van de zondaar steeds verbonden met het geloof in Christus. Door het geloof in Christus komt de doemschuldige zondaar in een nieuwe relatie tot God te staan. Van een doemschuldig zondaar wordt hij een begenadigd, vrijgesproken en in Gods gunst herstelde zondaar. De relatie met God wordt dus door het geloof in Christus veranderd. Voor God is de zondaar, die in Christus gelooft rechtvaardig. Wij moeten de gedachte, dat er nog iets meer voor nodig is dan een waar geloof om voor God, in Gods rechtbank, gerechtvaardigd te worden ver van ons werpen. Het riekt naar het leggen van ander fundament dan Christus. Niemand minder dan de bekende Dr. John Owen zegt dan ook: "Sommigen hebben willen voorgeven dat iemand geloven, en vastelijk op Christus vertrouwen kan ten leven en ter zaligheid, en nochtans niet gerechtvaardigd zijn. Dat is een stelling zo verwoestend voor het Evangelie, zo ergerlijk voor alle godvruchtige zielen en wederspreekt zo uitdrukkelijk het getuigenis dat God ons van Zijn Zoon gegeven heeft, dat mijns inziens geen mens van gegrond oordeel en matige kundigheid daar zijn toestemming aan zal kunnen geven." blz. 145.
2. Een andere zaak is of ieder waar gelovige de troost en de zekerheid daarvan bezit. De vraag is allereerst: Hoe weet de gelovige tot zijn troost en vrede dat hij in Christus rechtvaardig is voor God? Het antwoord moet zijn: Uit het Woord van God en door het getuigenis van de Heilige Geest. God verklaart in Zijn Woord de overtreder van Zijn Wet schuldig. Hij roept ons toe: “Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen” Gal. 3:10. Maar even zo goed rechtvaardigt en spreekt God door de belofte van het Evangelie ieder zondaar vrij, die in Christus gelooft. Wij vinden dit door geheel de Schrift, maar vooral heel duidelijk in het Nieuwe Testament. Dit spreken van God neemt dikwijls de vorm aan van een plechtige verklaring. Dan lezen wij: “Komt dan, en laat ons samen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol" Jes. 1:18. In Jesaja 44:22 luidt de boodschap: "Ik delg uw overtredingen uit als een nevel, en uw zonden als een wolk; keer weder tot Mij, want Ik heb U verlost". Wij denken daarbij vooral ook aan de plechtige verklaring van Jezus in de bekende teksten Joh. 3:14-16: “opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe". En aan de boodschap van Paulus: "Zo is er dan geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn. In Zijn Woord spreekt God van een vrije vergiffenis van zonden voor een ieder, die in Christus gelooft. Paulus vat de boodschap van het oude Testament samen en zegt: Dezen geven getuigenis al de profeten, dat een iegelijk die in Hem gelooft, vergeving der zonden ontvangen Zal door Zijn Naam” Hand 10:43. De gelovige kunnen dit dus weten uit Gods Woord. God spreekt in Zijn Woord de zondaar, die in Christus gelooft vrij van schuld en straf. Jezus verklaarde: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Die Mijn Woord hoort, en gelooft Hem, die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit de dood overgegaan in het leven" Joh. 5:24.

De strijd van de gelovige met de omhelzing van dit vrijsprekend vonnis. De omhelzing van deze vrijspraak is niet louter een verstandelijke zaak. Niet een kwestie van: het staat in de Bijbel en dat geloof ik.
Wij moeten hier toch weer denken aan het geweten. Wanneer ons geweten ons beschuldigt en de Wet ons vervloekt, wordt ons hart niet gerust gesteld door alleen maar in de Schrift te lezen, dat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet zal verderven maar het eeuwige leven hebben. Het geloof wordt aangevochten en bestreden.
Daarom moeten wij ook in de hof van ons geweten gerechtvaardigd worden. Dat is geen tweede rechtvaardigmaking en ook geen aparte vierschaarervaring, maar een bekendmaking van de rechtvaardigmaking door het geloof aan ons hart en geweten door het getuigenis van de Heilige Geest.
John Owen zegt ervan:
“De belofte van het Evangelie, ingebracht in de ziel door de Heilige Geest en ontvangen door het geloof, maakt de rechtvaardiging van een gelovige compleet in zijn eigen geweten en geeft hen een verzekerde vrede met God." Blz. 300, deel 3.

De bekendmaking van iemands rechtvaardiging aan zijn gemoed is niet een tweede rechtvaardiging, maar alleen de toepassing en de bekendmaking van de rechtvaardiging aan zijn geweten door de Heilige Geest.

In het schema van de vierschaarbeleving zit de theologische fout, dat men de rechtvaardiging door het geloof en de verzekering daarvan door de Heilige Geest met elkaar verwart. Men heeft alles samengebracht in een bepaalde crisiservaring.
Nu moeten wij ook weer niet denken, dat men zonder strijd tot de zekerheid van het geloof komt. De Westminster theologen hadden behoefte om daarvan te zeggen:

"Dat een gelovige lang kan moeten wachten en met vele moeilijkheden te kampen heeft eer hij deelgenoot is van deze onfeilbare verzekering". ART. 18-3.

Zekerheid van zijn rechtvaardiging wordt inderdaad dikwijls in een weg van strijd verkregen. Velen van Gods kinderen hebben strijd om de vrijspraak van God, die in het Evangelie klinkt, door het geloof te aanvaarden. In de strijd om zekerheid komt de Heilige Geest Gods kinderen te hulp en brengt de vrijspraak van God, die in het Woord te vinden is, met kracht en overreding op het verbrijzeld en benauwd gemoed. Zo verzekert de Heilige Geest ons door de beloften Gods van onze genadige vrijspraak om Christus' wil.
De orthodoxe theologen onderscheiden dan tussen een dadelijke rechtvaardiging, die verbonden is met het geloof in Christus en een bevestiging van die rechtvaardiging door de Heilige Geest. Zij menen daarvoor grond in de Schrift te hebben. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de zondares in Lukas 7. Jezus zei eerst tot Simon de farizeeër: "Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren". Maar daarna richtte Hij Zich apart tot de vrouw en zei: "Uw zonden zijn u vergeven. Uw geloof heeft u behouden. Ga heen in vrede". Daarin ontving zij de bevestiging van haar rechtvaardiging voor God. Zij wijzen ons op Abel, die niet alleen door het geloof gerechtvaardigd werd, maar daar ook de getuigenis van ontving in zijn hart (Hebr. 11: 4). Abraham is daar ook een voorbeeld van. In Gen. 15:6 gelooft hij in God en God verklaart hem daarom in Christus rechtvaardig. Maar in Gen. 22 bij het offeren van Izak op de Moria zegt de Heere tot hem: "Nu weet Ik, dat gij godvrezende zijt”. Dit lost tegelijk het probleem op tussen Paulus en Jakobus. Paulus wijst in Rom. 4:3 op Abrahams rechtvaardiging door het geloof en Jakobus in Jak. 2:21 op de bevestiging van zijn rechtvaardiging. Wij kunnen nog wijzen op de instelling van de besnijdenis, waarvan Paulus zegt, dat Abraham, die ontvangen heeft tot een zegel, een bevestiging van de rechtvaardigheid des geloofs.

Wij kunnen op grond van de Schrift zeggen: Er is onderscheid tussen de rechtvaardiging door het geloof en de zekerheid, de troost en de genieting daarvan. Alhoewel het zwakste geloof, dat zich aan Christus vastklemt, de zondaar redt en rechtvaardigt voor God, bezit de gelovige daarvan niet altijd de troost en de zekerheid.
Het is natuurlijk ondenkbaar, dat de gelovige niets kent van de troost van zijn rechtvaardiging in Christus. Hoe zou een mens in Christus kunnen geloven zonder bevindelijk daar iets van te weten. Het ware geloof gaat niet buiten ons om en brengt altijd troost, zekerheid en vrede met zich mee. De apostel zegt: Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus" Rom. 5:1. Wanneer het geloof in oefening is, is er zekerheid. Dan zegt men met Zondag 7: “Dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is".
Maar de volle omhelzing van de vrijspraak van het Evangelie is bij allen niet even sterk en vrijmoedig. Een blijvende en diepe zekerheid van ons aandeel aan Christus ontbreekt bij velen van Gods kinderen.
Er kunnen bij ons oorzaken zijn waarom deze bestendige zekerheid ontbreekt. Dit kan zijn gelegen in een slordig leven, een verachten van de evangelieplicht van het gebed, maar dikwijls een niet genoeg gestorven zijn aan de werken der Wet. Om van onze rechtvaardiging verzekerd te worden moeten wij meer sterven aan de Wet der werken en geoefend werden in het geloof, dat zich alleen op Christus verlaat.

Sommigen van Gods kinderen hebben in die weg een diepe ervaring meegemaakt van afsnijding van alle eigen werk en gerechtigheid. Zij zijn door een weg van diepe strijd tot de omhelzing van hun vrijspraak gekomen. Ik vrees, dat dit dikwijls verward wordt met de rechtvaardiging door het geloof in Jezus Christus. Ook hebben zij hun ervaring dikwijls dwingend opgelegd aan anderen.

De slotconclusie is: De mate van ons geloof beïnvloed wel onze troost en zekerheid, maar niet onze rechtvaardigmaking. De rechtvaardiging voor God vindt plaats bij de eerste geloofsdaad, wanneer de overtuigde zondaar Christus als zijn verlossing aangrijpt. De minste trap van een waar geloof rechtvaardigt voor God. God rechtvaardigt de zondaar, die in Christus gelooft. Hij rekent hen Christus’ gerechtigheid toe. De troost en de zekerheid daarvan wordt door alle gelovigen niet even sterk ervaren. Tot onze troost moet het geloof geoefend worden en de vrijspraak Gods omhelsd worden. Deze zekerheid wordt meestal slechts na veel strijd verkregen.
Maar deze laatste ervaring in niet onze rechtvaardigmaking. De Heilige Geest rechtvaardigt niet door Zijn getuigenis in onze harten, maar geeft er de troost van. Het is Christus door het geloof aangegrepen, waardoor wij rechtvaardig worden voor God.
Het verzekerd zijn van de rechtvaardiging en de rechtvaardiging door het geloof in Christus mogen niet met elkaar worden verwisseld. Dan laten wij de rechtvaardigmaking opgaan in een zicht bewust worden rechtvaardig te zijn voor God. Een bepaalde bevinding vervangt dan de bijbelse rechtvaardiging door het geloof in Christus. Men berooft dan de verslagen zondaar de troost van het Evangelie, dat een iegelijk die de gekruiste Christus aanschouwt niet zal verderven, maar het eeuwige leven hebben. Zij denken dan, dat zij naast het geloof in Christus nog iets anders tot hun redding nodig hebben.
De rechtvaardiging alleen door het geloof is de troost en de hoop van de overtuigde en schuldverslagen zondaar. Indien wij iets anders van de zondaar eisen dan dit geloof, dat zich aan Christus alleen vastgrijpt, ontnemen wij de verloren en hulpeloze zondaar alle hoop. De verkondiging van de rechtvaardiging voor God, alleen door het geloof in Christus, is als de bazuin van het jubeljaar. Het verkondigt het Evangelie aan de armen en verslagenen van geest, wier enige deur van hoop is om zichzelf geheel te verlaten op de algenoegzaamheid van de Redder van de verlorenen, Jezus Christus. Daarom is een rechte bevatting van de rechtvaardiging door het geloof in Christus van zo groot belang. Het is de genade waarvan alle andere genaden afhankelijk zijn. Het is zelfs zo, dat de kerk staat of valt met dit leerstuk.

Ds. C. Harinck

groenrondballetje
Luitenant
Luitenant
Berichten: 663
Lid geworden op: 16 jan 2003 09:55
Locatie: Bodegraven
Contacteer:

Berichtdoor groenrondballetje » 04 apr 2003 12:06

kootje schreef:
Ikke21 schreef:
groenrondballetje schreef:
Ikke21 schreef:
groenrondballetje schreef:
Ikke21 schreef:dat snap ik john.......maar leg jij mij is uit hoe je Jezus zo makkelijk aanneemt??

Door de Liefde van God die onvoorwaardelijk is, en daarmee roept om beantwoord te worden.
John

Oke maar doen wij dat dan zelf??

Ik denk dat God begint, maar van ons antwoord vraagt ...
Onze rol is dus passief, wij kunnen 'nee' zeggen en 'ja' zeggen, maar niet beginnen.
John

Oke daar ben ik het wel mee eens, want volgens mij als God niet zelf in ons begint, gaan wij nooit uit ons zelf naar God toe!!

Denk nou asjeblieft niet dat je op God moet wachten.

Zo bedoelde ik dat niet, want Gods liefde voor de mens is al bezig vanaf de schepping ... :wink:

John

Wilko
Mineur
Mineur
Berichten: 153
Lid geworden op: 13 sep 2002 16:04

Berichtdoor Wilko » 04 apr 2003 14:04

Beste Kootje,

Je vroeg me het volgende:
Jezelf beproeven hoeft volgens mij beslist geen ongeloof te zijn. Beproeven klinkt een beetje 'zwaar', geef ik toe. Maar 't is wel bijbels: Paulus zegt: Onderzoekt uzelf, of gij in het geloof zijt. (2 Kor. 13:5) Ik denk dat daarmee niet wordt bedoeld dat je moet gaan twijfelen aangaande je genadestaat. Ik denk dat het veel meer een aansporing is om te staan naar gemeenschap met God. Om niet op zand te bouwen maar op de steenrots Christus.

Als je Jezus aanneemt, heb je Hem ook. Het is geen proces! Je bent dood óf levend, niet 'levend-aan-het-worden'. De ervaring is echter iets anders. Dáárom is gemeenschap met God zo belangrijk, dan getuigt Gods Geest met onze geest dat wij kinderen Gods zijn. (Rom 8:16)

Wat ik wil zeggen?
Als je niet staat naar gemeenschap met God, is er iets mis. Dan maak je van je geloof je Christus. Dan zeg je als het ware 'ik geloof , dus waar maak ik me nog druk over'. De ware gelovige zegt 'ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij, waar maak ik me zorgen om?'

Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft. (Gal. 2:20)

Zie ik het zo een beetje goed??

Helemaal met je eens. Alleen zet ik bij deze quote mijn vraagtekens, liever gezegd wat kanttekeningen: "Het is geen proces! Je bent dood óf levend, niet 'levend-aan-het-worden'."

In principe heb je gelijk, de wereld bestaat uit geestelijke doden of geestelijk levenden en niet half-doden of half-levendgemaakten. Het leven ligt in Christus, van Hem zijn alle weldaden. En dan komt nu mijn 'maar'. Maar een persoon wordt wel GETROKKEN vanuit de duisternis tot het licht. Dat betekent dat er in de praktijk wel een heleboel moet gebeuren, of liever gezegd kan gebeuren voordat een mens het leven vindt in Christus en de dood in zijn eigen werken. Een mens moet van hoogmoedig ootmoedig en dorstig naar de genade worden. Dat gaat vaak niet 1,2,3. Maar 't kan weken, maanden of jaren zijn. Dat noemen wij de toeleidende weg tot Christus (zie boek van ds. C. Harinck) waarop een mens getrokken wordt tot Hem!
Wij kunnen vaak niet zien wanneer zo'n iemand nu levendgemaakt is, maar als zo'n iemand al mag getuigen dat hij gelooft en zalig is, dan was hij waarschijnlijk al eerder wedergeboren (ds. A. Brakel).

Kern is denk ik de gemeenschap en het heil in Christus ervaren en zo de verzoening krijgen te beleven! Zonder dat kunnen we niet verder of zalig worden.

joris

Berichtdoor joris » 04 apr 2003 16:38

huh, kootje, ik voel me gevleid dat je speciaal van Wilco en mij een reactie wilt haha.

Allereeerst de complimenten dat je van zulke ingewikkelde toestanden leest. Ik moest me er echt even aan zetten hoor!!!!
Wat zal ik van het stuk zeggen, ikdenk dat ik het aardig met de schrijver eens ben in zijn kritiek op de vierscharen dinges.Ik moet eerlijk zeggendat ik er nog nooit op deze manier van gehoord had hoor. Maar nu begrijp ik een beetje die moeilijkheid om het koninkrijk in te gaan zeg maar.
bekering: steeds weer
wedergeboorte: proces
heiliging: plotsklaps bij het sterven en opstaan van Christus.

ik geloof dathij dat zegt, ik geloof dat ik dat ook zeg. Maar omda tveel termen mij onbekend zijn, kan ik maar zo over de verschillen zijn heengelezen hoor.
dan reageer je maar weer, ome kootje!

Gebruikersavatar
kootje
Sergeant
Sergeant
Berichten: 434
Lid geworden op: 24 jan 2003 12:59
Locatie: Zeist (hoewel een Zeeuwsch harte)

Berichtdoor kootje » 07 apr 2003 09:37

Bedankt.

Ben trouwens van 't weekend een beetje aan 't filosoferen geweest... Jezelf beproeven hoeft geen ongeloof te zijn, want...:

Als het geloof in beoefening is, is er zekerheid. Op dat moment vraag je jezelf dan ook niet af of je geloof wel echt is. Als het geloof echter niet in beoefening is, komen er twijfels. Dan ís er al ongeloof. Dan is het ook niet verkeerd om je af te vragen of je wel in het geloof bent. (2 Kor. 13:5) Dat wil niet zeggen dat je gelijk vraagtekens bij het werk van God moet zetten. Op dat moment moet je weer tot God de toevlucht nemen door het geloof. En volgens mij is dit iets wat heel het leven van een gelovige tekent.

Gebruikersavatar
Maarten
Kapitein
Kapitein
Berichten: 881
Lid geworden op: 14 sep 2002 13:20
Locatie: Huize Bommelstein te Rommeldam

Berichtdoor Maarten » 07 apr 2003 09:46

kootje schreef:Bedankt.

Ben trouwens van 't weekend een beetje aan 't filosoferen geweest... Jezelf beproeven hoeft geen ongeloof te zijn, want...:

Als het geloof in beoefening is, is er zekerheid. Op dat moment vraag je jezelf dan ook niet af of je geloof wel echt is. Als het geloof echter niet in beoefening is, komen er twijfels. Dan ís er al ongeloof. Dan is het ook niet verkeerd om je af te vragen of je wel in het geloof bent. (2 Kor. 13:5) Dat wil niet zeggen dat je gelijk vraagtekens bij het werk van God moet zetten. Op dat moment moet je weer tot God de toevlucht nemen door het geloof. En volgens mij is dit iets wat heel het leven van een gelovige tekent.


Twijfelen of je geloof echt is, dat is natuurlijk niet hetzelfde als God voor een leugenaar houden, het is meer dat je niet uitsluit dat je jezelf voor een leugenaar houdt. En dat is erg realistisch.
The one thing you can give and still keep is your word.

Gebruikersavatar
kootje
Sergeant
Sergeant
Berichten: 434
Lid geworden op: 24 jan 2003 12:59
Locatie: Zeist (hoewel een Zeeuwsch harte)

Berichtdoor kootje » 08 apr 2003 12:03

Maarten schreef:
kootje schreef:Bedankt.

Ben trouwens van 't weekend een beetje aan 't filosoferen geweest... Jezelf beproeven hoeft geen ongeloof te zijn, want...:

Als het geloof in beoefening is, is er zekerheid. Op dat moment vraag je jezelf dan ook niet af of je geloof wel echt is. Als het geloof echter niet in beoefening is, komen er twijfels. Dan ís er al ongeloof. Dan is het ook niet verkeerd om je af te vragen of je wel in het geloof bent. (2 Kor. 13:5) Dat wil niet zeggen dat je gelijk vraagtekens bij het werk van God moet zetten. Op dat moment moet je weer tot God de toevlucht nemen door het geloof. En volgens mij is dit iets wat heel het leven van een gelovige tekent.


Twijfelen of je geloof echt is, dat is natuurlijk niet hetzelfde als God voor een leugenaar houden, het is meer dat je niet uitsluit dat je jezelf voor een leugenaar houdt. En dat is erg realistisch.


Nee, maar wat als je twijfelt aan het werk Gods in je? Tot welke categorie behoort dat?

Gebruikersavatar
Maarten
Kapitein
Kapitein
Berichten: 881
Lid geworden op: 14 sep 2002 13:20
Locatie: Huize Bommelstein te Rommeldam

Berichtdoor Maarten » 08 apr 2003 12:05

Zelfonderzoek? zelf beproeving?
The one thing you can give and still keep is your word.


Terug naar “Archief”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 11 gasten