Hoi jas, ik zie dat je tot 6 april in Israël zit. Hopelijk ben ik hier dan niet te laat mee.
Gisteravond las ik dit al wel, maar toen was het voor mij al weer bedtijd, dus heb ik het reageren maar tot de volgende dag uitgesteld. Ik heb wel even snel gekeken in mijn boeken om even zicht te krijgen op deze passage. En al snel constateerde ik: ik ben het hierin niet met jas eens.
jas schreef:Dan weet ik er uit de NBV ook nog wel één: Exodus 6:11. Hiervan zegt de NBV dat Mozes zegt dat hij slecht ter tale is. De SV spreekt over onbesnedenen van lippen. Dat laatste is ook wat de grondtekst zegt.
De NBV geeft hier dus een interpretatie, en ook nog een slechte interpretatie.
jas schreef:Omdat onbesneden van lippen niet hetzelfde hoeft te betekenen als slecht ter tale zijn. Het laatste is trouwens erg ongeloofwaardig. Mozes is opgegroeid aan het hof van Farao en heeft zeker een goede opleiding genoten. De verklaarders achten dit dan ook niet juist.
Statenvertaling:
Doch Mozes sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden van lippen.(15)
Kanttekening 15: ben ik onbesneden van lippen.
Dat is, ik ben niet welsprekend. Hieruit wil Mozes besluiten dat God hem niet tot Farao behoorte te zenden, maar een die beter ter taal was; zie boven, Exod. 4:10. Ditzelfde klaagde ook Jesaja, Jes. 6:5, en Jeremia, Jer. 1:6.
NBG-vertaling 1951:
Maar Mozes sprak voor het aangezicht des HEREN: De Israëlieten luisterden niet eens naar mij, hoe zou dan Farao naar mij luisteren, terwijl ik zo slecht ter tale ben?
NBV:
Maar Mozes antwoordde: ‘Als de Israëlieten al niet naar me luisteren, zal de farao dat dan wel doen? Ik kom immers moeilijk uit mijn woorden.’
Als je kijkt wat er in het Hebreeuws staat, dan staat er inderdaad: onbesneden van lippen. In de Statenvertaling is dat inderdaad letterlijk vertaald. Tot zover klopt jouw redenering.
Ik heb gelijk even gekeken in de oudste vertaling van het Oude Testament: de Septuaginta. Die heeft de uitdrukking 'onbesneden van lippen' ook niet letterlijk vertaald. Daar is het weergegeven met αλογος (
alogos): sprakeloos.
Over de uitdrukking
עֲרַל שְׂפָתָיִם (
earàl sjefátàjim) zeggen mijn woordenboeken:
E. Italie: onbesneden van lippen, d.i. zwaar van spraak
W. Gesesnius: v. onbeschnittenen Lippen, d.i. schwerer Sprache
F. Brown-S. Driver-C. Briggs: fig. of incapacity to speak
De Studiebijbel OT van CvB zegt hierover:
Mozes maakt echter bezwaar tegen Gods opdracht (vs. 11; vgl. 3:11, 13; 4:1, 10).
Als de Israëlieten al niet eens naar hem willen luisteren, waarom zal de farao dat dan wel doen? Mozes zet zijn woorden kracht bij door erop te wijzen dat hij - althans in eigen ogen - geen briljant spreker is (vgl. 4:10): 'ik ben een onbesnedene van lippen'
13.
13: Evenals in 4:10 nemen sommige uitleggers aan dat de verwoording erop wijst dat Mozes stotterde of een ander spraakgebrek had, maar dit ligt niet voor de hand (zie uitleg 4:10). LXX heeft 'ik ben niet welsprekend'.
Het wordt tijd voor enige conclusies van mijn kant:
Wat jij zegt over de NBV blijkt dus helemaal niet in de NBV te staan, maar in de NBG-vertaling van 1951.
De 'interpretatie' dat Mozes slecht ter tale is, blijkt brede ondersteuning te vinden. Zelfs de kanttekenaren van de Statenvertaling zeggen dit! De gevonden gegevens zijn hierin zeer unaniem.
Het probleem komt pas boven als exegeten gaan zeggen: Mozes had een spraakgebrek en stotterde. Maar dat zeggen noch de NBG-vertaling, noch de NBV!
Bovendien garandeert een goede opleiding ook geen welsprekendheid. Er zijn genoeg zeer intelligente mensen, die gestudeerd hebben, maar die niet zo vloeiend hun woorden komen.
Ik zie dus geen enkel bezwaar tegen de weergave van de NBG-vertaling en de NBV.