Berichtdoor jas » 21 feb 2005 14:41
Graag wil ik iets citeren uit het boek 'de geestelijke mens' van F. Costerus. Hij schrijft in een verhandeling over Joh. 6:44; "Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke", het volgende:
"De waarheid die de Heere Jezus ons hier leert is deze: Dat de mens van nature zo verdorven is, dat hij niet bekwaam is in Christus te geloven en met Hem gemeenschap te hebben, tenzij de Heere hem krachtig bewerke en uit die ongelovigheid uittrekke.
de tekst zegt van den mens, dat hij niet kan, en van den Vader, dat Zijn werk is hem te trekken, ja zo, dat hij niet kan, zo hij niet getrokken wordt. Dit is de eenparige leer van de Schriftuur. Dikwijls spreekt de Heilige Geest zo van de natuurlijke mens dat hij niet kan. Joh. 5:15; Zonder Mij kunt gij niets doen. Rom. 8:7; het bedenken des vlees is vijandschap tegen God; want het onderwerpt zich de wet Gods niet; want het kan ook niet. 1 Cor. 2:14; Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid en hij kan ze niet verstaan. Een mens die zonder leven is, die dood is, die is niet bekwaam tot iemand te komen of iets te doen. Maar de natuurlijke onherboren mens is zonder geestelijk leven, dood in de zonde. Matth. 8:22; laat de doden hare doden begraven. Ef.2:1; Daar gij dood waart door de misdaden en de zonden. Ef. 2:5; Ook toen wij dood waren door de misdaden. Dienvolgens onbekwaam tot Christus te komen, naar Hem te verlangen en in Hem te geloven. Hierom wordt het hart van een onherborene genaamd een stenen hart, dat zo onbekwaam is om een rechte gestalte van Jezus te ontvangen als een steen bekwaam is enig werk of fatsoen aan te nemen tenzij het door een sterke hand met den bijtel daar in gehouwen worde. Ezech. 36:26.
En gelijk de heilige Schriftuur aan de ene zijde zo spreekt van de onbekwaamheid des mensen, zo leert zij aan de andere zijde dat alle bekwaamheid uit God is. 2 Cor. 3:5; Dat het God is die het goede in ons werkt. Phil. 2:13; Want het is God, Die in u werkt, beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen.
Dat het God was, die Lydia het hart opende, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. Hand. 16:14. Dat het God is, Die het geloof werkt. Ef.2:8 Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof. En dat niet uit u; het is Gods gave. Ja dat het niet alleen het kunnen geloven, maar ook het dadelijk geloof zelf van God is. Phil. 1:29. Want u is uit genade gegeven in de zake Christi, niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden. Daar stelt de apostel voor vast, dat de daad des geloofs haar gegeven was, en dat uit genade.
Dit stoot omver de dwalingen van de pausgezinden en onder dezelve voornamelijk de jezuïten, van de Remonstranten en anderen, dewelke de krachten van de natuurlijke mens zeer hoog verheffen, lerende dat de mens het geestelijk leven niet geheel en al heeft verloren maar dat hij nog bekwaam is berouw te hebben van de zonde, naar verlossing te verlangen en een goed voornemen te hebben om beter te leven. En dat de kracht van Gods genade, die Hij gebruikt in de bekering des mensen, alleen bestaat in een morele aanrading.
Laatst gewijzigd door
jas op 21 feb 2005 14:43, 2 keer totaal gewijzigd.
En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God! (Joh. 20:28 )