HB: Quote:
Ik zie het oude verbond als een huwelijksverbond tussen God en Israël. Scheiden past niet bij God, dus moest de echtgenoot sterven om een nieuw verbond mogelijk te maken, met opnieuw het volk Israël.
Klaas: Quote:
En op welke bijbelgedeelten baseer je dit?
Beste Klaas,
Laten we het stap voor stap nalopen.
Israël en het oude verbond.
Na de uittocht uit Egypte sloot God een verbond met het volk Israël.
Dit verbond was het verbond der wet.
Deze "Wet van Mozes" regelde hoe de Israëliten met elkaar enerzijds en met God anderzijds moesten samenleven.
De verbondsrelatie tussen de Heer en Israël, was niets meer of minder dan een huwelijk.
In de eerste plaats moet de identiteit van de echtgenoot vastgesteld worden. Dit word duidelijk als Mozes God vraagt naar zijn identiteit. De Here antwoordt Mozes: "IK ZAL ZIJN" of "IK BEN". Hetgeen een variant is van de naam, die bekend is als "Jehovah" of "Jahwah". Het is deze naam die God gebruikt telkens als Hij zich zich openbaart aan het volk Israël.
Bij de huwelijksakte in Exodus 20:2 staat dus dezelfde naam van de Bruidegom vermeldt.
Exodus 20:2
Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
(SV)
Naast de identiteit van de bruidegom is ook de identiteit van de Bruid duidelijk: Het volk dat door de HEERE hun God was uitgeleid.
Voor dit huwelijk was zoals nu ook gebruikelijk een periode van ondertrouw:
Jeremiah 2:2
Ga en roep voor de oren van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in onbezaaid land.
(SV)
Zo ging Israël op weg naar het feest in de woestijn. Dit huwelijksfeest was het feest dat de HEERE door de mond van Mozes en Aaron gezegd had.
De officiele bevestiging van het huwelijk vond dus plaats bij de Sinaï.
Daarbij moest de Bruid nog wel instemmen met de huwelijksvoorwaarden.
Het Ja-woord wordt 4x gegeven: Ex19:8; 24:3,8; Deut.5:27.
Het huwelijk is dus gesloten.
Ezekiel 16:6-8
Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef!
7 Ik heb u tot tien duizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid, en groot geworden, en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden, en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot.
8 Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit, en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u, en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE en gij werdt de Mijne.
(SV)
Ezechïel geeft een verslag van de geboorte van Israël uit Egypte en de liefde die de HEERE voor Israël had. Hetgeen resulteerde in de sluiting van een huwelijk.
De Heer zwoer, Hij deed een belofte. Hij trad met Israël in een verbond. Hij maakte Israël tot de Zijne.
Jeremiah 31:32
Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE;
(SV)
Jeremiah 3:14
Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd ...(SV)
Een getrouwd stel heeft ook een woning nodig.
Leviticus 25:23
Het land ook zal niet voor altoos verkocht worden; want het land is het Mijne, dewijl gij vreemdelingen en bijwoners bij Mij zijt.
(SV)
Israël trekt dus als het ware bij de HEERE in. Het land is van de HEERE en Israël mag er wonen omdat het met de HEERE getrouwd is.
Lees ook: Jes 14:2 Hos 9:3 Joël 2:18 2Kron 7:20 Joël 1:6 en 3:2 Psalm 85:2 en Jer 11:15.
Allemaal teksten die bevestigen dat het land van de HEERE is.
Samenwoning en gemeenschap zijn kenmerkend voor een huwelijk.
Maar ook trouw is essentieel.
Exodus 20:2-5
Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
3 Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
4 Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is.
5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten;
(SV)
De HEERE eiste trouw van Zijn vrouw.
Hij verwachtte in de eertse plaats, dat zij geen andere goden, andere mannen, zou dienen. Lees ook Exodus 34:10-14. waar staat dat de HEERE de vijanden van Israël zal verdrijven en verslaan, Hij beschermt Zijn vrouw.
In Ezechiël lezen we wat over de zegenrijke gevolgen die het verbond voor Israël had.
Ezekiel 16:13-14
Zo waart gij versierd met goud en zilver, en uw kleding was fijn linnen, en zijde, en gestikt werk; gij at meelbloem, en honig, en olie, en gij waart gans zeer schoon, en waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt.
14 Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE.
(SV)
Israël, de vrouw, werd niet alleen een koninkrijk, maar bovendien "gans zeer schoon", althans volgens haar Man.
Deze schoonheid had echter nadelige gevolgen
Ezekiel 16:15
Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid, en hebt gehoereerd vanwege uw naam; ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan een ieder, die voorbijging; voor hem was zij.
(SV)
Het is de verdrietige vaststelling van de HEERE, dat Israël, die alles wat haar aantrekkelijk maakte van Hem ontvangen had, deze aantrekkelijkheid gebruikte om zich aan te bieden aan elke toevallige passant:
Ezekiel 16:25
Aan elk hoofd des wegs hebt gij uw hoge plaatsen gebouwd, en hebt uw schoonheid gruwelijk gemaakt, en hebt met uw benen geschreden voor een ieder, die voorbijging, en hebt uw hoererijen vermenigvuldigd.
(SV)
De geschenken, die Israël van haar Man ontvangen had, werden verkwanseld:
Ezekiel 16:17-19
Daartoe hebt gij genomen de vaten uws sieraads van Mijn goud en van Mijn zilver, dat Ik u gegeven had, en gij hebt u mansbeelden gemaakt, en gij hebt met dezelve gehoereerd.
18 En gij hebt uw gestikte klederen genomen, en hebt ze bedekt; en gij hebt Mijn olie en Mijn reukwerk voor hun aangezichten gesteld.
19 En Mijn brood, hetwelk Ik u gaf, meelbloem en olie, en honig, waarmede Ik u spijsde, dat hebt gij ook voor hun aangezichten gesteld tot een liefelijken reuk; zo is het geschied, spreekt de Heere HEERE.
(SV)
Ten slotte moet de HEERE zeggen over zijn vrouw:
Ezekiel 16:32-35
O, die overspelige vrouw, zij neemt in plaats van haar man de vreemden aan.
33 Men geeft loon aan alle hoeren; maar gij geeft uw loon aan al uw boelen, en gij beschenkt ze, opdat zij tot u van rondom zouden ingaan om uw hoererijen.
34 Zo geschiedt met u in uw hoererijen het tegendeel van de vrouwen, dewijl men u niet naloopt, om te hoereren; want als gij hoerenloon geeft, en het hoerenloon u niet gegeven wordt; zo zijt gij tot een tegendeel geworden.
35 Daarom, o hoer, hoor des HEEREN woord.
(SV)
Het huwelijk is niet zo goed meer.
Tot zover vragen?