Berichtdoor BertV » 12 nov 2004 14:35
Op een katholieke site vond ik dit over Avondmaal en Eucharistie.
Christus' aanwezigheid
Wie denkt wat over eucharistie en avondmaal
De Nederlandse bisschoppen moesten onlangs publiek de sectie Geloofsvragen van de Raad van Kerken terechtwijzen over het boekje Intercommunie (zie KN 41). De wederzijdse erkenning van eucharistie en avondmaal blijft een ingewikkelde en gevoelige kwestie. Kerkhistoricus dr. P. Hamans zet op een rijtje wat er in de katholieke Kerk en in de protestantse gemeenschappen wordt gedacht over eucharistie en het avondmaal.
Dr. P. Hamans
De katholieke Kerk gelooft in de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de tekenen van brood en wijn. Die tegenwoordigheid van de Heer hangt af van drie elementen. Op de eerste plaats moet er brood en wijn zijn. Vervolgens moet er een geldig gewijde priester zijn. Dat wil zeggen: er moet een priester zijn die door zijn wijding deelt in de zending waarmee de Vader zijn Zoon naar de wereld heeft gezonden. Dit is dezelfde zending waarmee de Zoon zijn apostelen heeft gezonden, waarmee de apostelen hun opvolgers (de bisschoppen) hebben gezonden, en waarmee de bisschoppen door handoplegging en gebed hun medewerkers (priesters en diakens) wijden en zenden. Ten derde is nodig dat de priester in de naam van Jezus de woorden uitspreekt die Jezus heeft gesproken bij het laatste avondmaal.
De kern van ons geloof over de tegenwoordigheid van Christus in de tekenen van brood en wijn wordt aangeduid met het woord 'transsubstantiatie' of 'wezensverandering'. Datgene wat het wezen van het brood uitmaakt, datgene waardoor het brood brood is, wordt vervangen door de verheerlijkte Heer. Het brood en de wijn veranderen niet uiterlijk. Zij blijven er uitzien, ruiken en smaken zoals vóór de consecratie, maar in hun wezen zijn zij veranderd op grond van Christus' toezegging bij het laatste avondmaal: "Dit is mijn Lichaam" en "Dit is mijn Bloed". Vandaar het gebruik van aanbidding van het Allerheiligste, het houden van processies, en het knielen in kerk of kapel wanneer de Heer in het tabernakel aanwezig is.
Lutheranen
Volgens de lutheranen blijft het brood brood, maar is Christus tegelijk werkelijk tegenwoordig. (consubstantiatie of impanatie). Volgens Maarten Luther (1483-1546) is Christus tegenwoordig "in, met en onder" brood en wijn, echter slechts zolang de viering duurt. Daarom kennen zij geen aanbidding van het Allerheiligste, geen processie, lof of tabernakel en ook knielt de lutheraan niet voor het brood dat in de viering van het avondmaal is gebruikt. Na de viering worden brood en wijn voor profane consumptie gebruikt.
Calvinisten
Johannes Calvijn (1509-1564) leert dat de gelovige zich door de Geest met Christus verenigt door het nuttigen van het brood en het drinken van de wijn. Calvijn gaat uit van een geestelijke, geen werkelijke tegenwoordigheid van Christus in brood en wijn. Christus zelf is in de hemel. In het eten van het brood deelt de heilige Geest aan de tot het heil voorbestemde (gepredestineerde) gelovige de kracht mee van het lichaam van Christus. Ook in deze opvatting, in Nederland aangehangen door hervormden en gereformeerden, is de band tussen Jezus Christus en het brood en de wijn beperkt tot de viering zelf. Na de viering worden het brood en de wijn heel consequent voor profane doeleinden gebruikt.
Anglicanen
De anglicanen geloven dat het avondmaal door Christus als sacrament is ingesteld. Het is een teken van de liefde die christenen voor elkaar moeten hebben. Het is het sacrament van de verlossing door de dood van Christus. Brood en beker van de avondmaalsviering geven deel aan het lichaam en bloed van Christus. De transsubstantiatie wordt echter afgewezen (artikel 28 van de 39 artikelen). De tegenwoordigheid van Christus is niet aan het brood gebonden. Wel wordt het resterende brood, naar vroegchristelijk gebruik, voor de zieken bewaard. De zieken worden door middel van het brood met het avondmaal dat in de kerk gevierd werd, verbonden.
Het geloof is de noodzakelijke voorwaarde voor het ontvangen van het avondmaal. De ongelovigen ontvangen wel de tekenen van het avondmaal, maar zij delen niet in de tegenwoordigheid van Christus. Zij eten en drinken hun ondergang door het onwaardig ontvangen van de teken van brood ene wijn (art. 29). Uiterlijk stemmen veel vormen in de anglicaanse liturgie met die van de Kerk overeen. Toch consacreert de anglicaanse clerus niet geldig, omdat deze niet in apostolische successie staat en dus niet geldig gewijd is.
Zwinglianen
De Zwitserse reformator Huldrich Zwingli (1484-1531) nam de meeste afstand van de katholieke opvatting van de eucharistie. Hij leert dat Jezus' woorden "dit is mijn Lichaam" en "dit is mijn Bloed" opgevat moeten worden als dit "betekent" mijn lichaam en bloed. Brood en wijn zijn een teken, een symbool van Christus. Zij doen de gelovige aan Christus denken, zoals een kruisbeeld verwijst naar de verlossende dood van de Heer. In deze visie is van een werkelijke tegenwoordigheid van Christus geen sprake. Het brood is slechts een symbool dat herinnert aan de verlossing door Christus en verwijst ernaar.
Intercommunie
De verschillen in opvatting over de (katholieke) eucharistie en de verschillende visies van de kerkelijke gemeenschappen uit de zestiende-eeuwse Reformatie zijn aanzienlijk, maar zijn vaak nauwelijks bekend bij de gelovigen. Het gevolg is dat veel katholieken geen moeite hebben om deel te nemen aan het protestantse avondmaal of om niet-katholieken tot de communie toe te laten. Zelfs priesters propageren intercommunie als weg naar eenheid tussen de Kerk en kerkelijke gemeenschappen. Dit suggereert een eenheid die er niet is. Tegelijk wordt er met het grootste goed dat Jezus Christus aan zijn Kerk heeft toevertrouwd op een wijze omgegaan, die in de geschiedenis van de Kerk geen parallel kent.
Volgens de katholieke opvatting (vlg. de Katechismus van de Katholieke Kerk) is voor het ontvangen van de heilige communie nodig dat men lid is van de rooms-katholieke Kerk, het geloof van de Kerk deelt en niet door ernstige zonde gehinderd is. Deze eisen over de toelating tot de heilige eucharistie werden reeds door Justinus de martelaar in het jaar 155 geformuleerd. Deze heilige schrijft in zijn eerste Apologie (66,1-2) over het ontvangen van de heilige communie: "Niemand anders mag hieraan deelhebben dan hij die gelooft dat onze leer waar is, die gedompeld is in het bad tot vergeving van de zonden en tot wedergeboorte, en die leeft volgens de voorschriften van Christus" (KKK 1355).
Geef Mij je hand, Ik zal je helpen.