joepie schreef:jas schreef:joepie schreef:Hebreën 6: 4 Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de heilige Geest, 5 en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, 6 en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken.
Dus wel degelijk kan dat.
Hier worden niet de ware gelovigen mee bedoelt. Immers, daarvan wordt gezegd; "Niemand kan ze uit Mijn hand rukken". Hier worden schijngelovigen mee bedoeld, die voor een tijd een soort verlichting hebben gekend, de zuivere waarheid hebben gezien en verstandelijk aanvaard, maar daarna tegen betere weten in zich daarvan hebben afgekeerd en zelfs zich hebben tegengekeerd en bestreden hebben.
Ik vind het altijd knap hoe jij dingen kunt lezen die er niet staan.
Er staat toch echt dat ze deel hebben gekregen, en het gesmaakt hebben.
Dat zou dus niet zo zijn volgens jou. Want het waren schijngelovigen.
Denk je dat er dan zou staan dat ze deel hebben gekregen?
Als iets je deel is, dan deel je het. Dus je deelt je lichaam met de Geest. Die woont dan in je.
Beste Joepie, de Heere zegt duidelijk in Zijn Woord dat er geen afval der heiligen is. Daarom wordt hier niet letterlijk bedoeld de ware gelovigen. Je stelling is ongereformeerd en zal door je eigen club ook niet gesteund worden. Je zegt dat je het knap vindt dat ik dingen kan lezen die er niet staan. Ik denk, dat jij dingen niet leest, die er wel staan. Als je wat nader onderzoek doet naar dit tekstgedeelte en vergelijkt met andere teksten, zul je zien wat de strekking ervan is. Ik laat dan maar even de kanttekenaars aan het woord, die in elk geval veel meer gestudeerd hebben dan ik en met authoriteit kunnen spreken. Je gaat dus niet tegen mij in, maar tegen godzalige mensen die zeer verlicht geweest zijn door de Heilige Geest. In elk geval, mijn opvatting is niet zo afwijkend en op zich staand als jij vermoedt. Dit is hun verklaring: "
het is onmogelijk,
Namelijk ten aanzien van Gods rechtvaardig oordeel over zulke ondankbare mensen, naar de verklaring die Christus zelf gedaan heeft van degenen die tegen den Heiligen Geest zondigen, Matth. 12:31,32; gelijk de volgende verzen ook aantonen dat hier, gelijk ook hierna, Hebr. 10:26, van die zonde wordt gesproken. Waarom de apostel Johannes, 1 Joh. 5:16, gebiedt, dat men voor zulken niet zal bidden. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 12:39,40.
die eens verlicht geweest zijn,
Namelijk in het verstand door de prediking des Evangelies.
de hemelse gave gesmaakt hebben,
Dat is, het geloof, hetwelk hier gezegd wordt, dat zij gesmaakt hebben, niet omdat zij het in zijn rechte wezen immer zouden ontvangen hebben, maar omdat zij een klein begin en gelijkenis of schijn daarvan gevoeld hebben, gelijk het woord smaken ook tegen innemen gesteld wordt, Matth. 27:34; welk smaken Christus in de gelijkenis van den zaaier, Matth. 13:20,21, noemt een ontvangen des woords met blijdschap; hetwelk nochtans geen wortel, dat is, geen recht vertrouwen op Christus heeft, en geen behoorlijke vruchten in volstandigheid geeft, dewijl het op steenachtige aarde, dat is, in een hart, dat niet behoorlijk voor God is vernederd, noch bereid, gevallen is. En dat dit hier ook de mening is, blijkt uit Hebr. 6:7 en elders, waar deze vergeleken worden met aarde, die den regen niet indrinkt, en derhalve in plaats van goed kruid, doornen en distelen voortbrengt.
des Heiligen Geestes deelachtig geworden zijn, Dat is, enige gaven des Heiligen Geestes, die God in de eerste Kerk den discipelen mededeelde. Zie hiervan 1 Cor. 12:14.
het goede woord Gods, Dat is, de beloften des evangelies, waar dezen ook enigen smaak van ontvangen hebben, gelijk van het woord van Johannes den Doper in sommige Joden gezegd wordt, Joh. 5:35, dat zij in zijn licht zich voor een korten tijd hebben willen verheugen.
de krachten der toekomende eeuw,
Dit kan geschikt van de krachten des eeuwigen levens verstaan worden, waarvan deze mensen ook somwijlen een kleinen smaak hebben, doordien zij dit woord met blijdschap ontvangen, en zich in de beloften van hetzelve een tijdlang verheugen, gelijk hiervoor Hebr. 6:4 is aangewezen; en het woord smaken komt hiermede wel overeen."
Ik zal op refoweb niets meer schrijven waaruit zou kunnen afgeleid worden dat ik enige pretentie heb de waarheid in pacht te hebben, maar zal zoveel mogelijk onwaarheden weerleggen met bewijs van andere, meer geleerde mensen, met veel meer licht bedeeld dan ik. Zodat degene die daar tegen in gaat, niet tegen mij ingaat, maar tegen degene wiens weerleggingen van dwalingen ik gebruik. Want ik word moe van het zinloos geredeneer hier, ik wil geen aanleiding zijn tot zinloze twisten, en heb dus liever dat degene die denken tegen mij te vechten zich maar meteen openbaren als zijnde vechters tegen de waarheid zelf.
En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God! (Joh. 20:28 )