Prediker 12 vers 1:
En gedenk aan de Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve.
Als wij de drie kanttekeningen lezen en de inleiding boven het hoofdstuk, lezen we dat met de kwade dagen de dagen des ouderdoms bedoeld worden die veel ongemak voortbrengen, want de ouderdom is als een gedurende ziekte (kant. 3).
Daarom leert de wijze man de jongelieden zich vroegtijdig tot godzaligheid te schikken en wennen, eer de ouderdom aankomt.
Wordt deze strekking dan niet begrepen? Ik denk dat het 'Ik heb geen lust in dezelve' verwijst naar iemand die in die ouderdom gekomen is, en in zijn ouderdom zegt: 'Ik heb geen lust om mijnen Schepper te gedenken, en tot die godzaligheid te schikken en te gewennen, want ik ben oud en mijn ongemakken en plagen zijn vele.'
Daarom moeten wij God zoeken in onze jeugd, want dat is de beste tijd. Want wie zegt dat wij allen oud worden? Wie weet van zichzelf of hij de komende zondag nog onder de bediening des Woords zal komen te verkeren? Hoe onzeker is ons leven, en hoe zeker de dag van onze dood. Gelijk het gras is ons kortstondig leven.
Ben je nog onbekeerd? Waar haal je de moed vandaan? En waar haal je het recht vandaan om onbekeerd te blijven, levende onder de verkondiging van het Woord, er wellicht ook onder opgevoed zijnde?
Maak er ernst mee.