liezel schreef:Hoi allemaal, ik zit met wat vragen over het geloof zoals
Waarom geloof je in God?
Dit schreef ik in een vergelijkbaar topic:
De natuurwetten zijn verschrikkelijk mooi tot stand zijn gekomen. Als we kijken naar de zwaartekracht, de constanten in de natuur, het gewicht van protonen en elektronen, zien we dat ze de perfecte omstandigheden vormen voor het onstaan van leven. De snelheid waarmee het heelal uitdijt is ook zoiets: die is nagenoeg nul, en dat is maar goed ook, anders zou het snel afgelopen zijn met ons heelal.
Dit is echter geen sluitende bewijsvoering voor het bestaan van God. Het zou zomaar kunnen dat er oneindig veel universa bestaan, en dat wij toevallig een universum bewonen dat zich zo gedraagt dat het ontstaan van leven mogelijk is. Het bestaan van God is wetenschappelijk niet te onderbouwen. De wetenschap houdt zich bezig met Hoe, Wat en Waarmee, terwijl God een verklaring is voor Waarom.
Toch zie ik de hand van God in deze wereld. Waarom ik niet denk dat alles toevallig ontstaan is? Dat is een soort onderbuikgevoel: het is niet te verklaren, maar vaak is het wel handig om het serieus te nemen. Het onderbuikgevoel dat bepaalt of je, als wetenschapper, kijkend naar hoe alles werkt, denkt dat het God is of slechts toeval.
Hoe kan je weten dat God echt bestaat?
Rationeel gezien kan je dat dus niet weten. Je kan het wel denken te weten doordat je bijvoorbeeld een soort goddelijke ervaring hebt gehad, maar dan blijft de vraag of het God is en niet slechts hersenactiviteit. Voor anderen zal dat dus niet altijd bewijs genoeg zijn.
Ik ga er niet meer opschrijven maar juist vanavond werdt me dat allemaal gevraagd onder het werken, ja wat moet je dan, ik zit zelf met die vragen, hoe kan ik dat dan aan anderen uitleggen??
Ik weet niet wat ik hiermee aan moet, ze vragen het zeker nog wel een keer

Je moet gewoon zorgen dat je weet waarom je gelooft. Dat is wat mij betreft niet alleen belangrijk als anderen er naar vragen; het is altijd belangrijk, anders hou je jezelf mogelijk voor de gek. Probeer er dus achter te komen en je zult zien dat je je verhaal klaar hebt als je ernaar wordt gevraagd

johannes1 schreef:misschien dat je hier wat aan hebt:
>knip<
In dit verhaal zijn zowel student als professor naar mijn mening beiden minkukels die hun mening niet op een normale manier kunnen onderbouwen. Het leek me aardig om er het een en ander aan te veranderen
De atheïstische professor de gelovige student
Er was een atheïstische professor die zijn studenten uitlegde waarom de wetenschap een probleem heeft met het concept van de Almachtige God. God is onzichtbaar; de wetenschap houdt zich bezig met het zichtbare, het tastbare, etc.
Hij vroeg één van zijn studenten op te staan en vroeg hem: Jij bent christen, is het niet?
S: Zeker.
P: Is God goed en almachtig?
S: Jazeker.
P: Mijn broer is aan kanker overleden ook al bad hij tot God om hem te genezen. God deed dat niet. Hoe zit het met Gods goedheid?
S: Met alle respect, meneer, maar God is niet Iemand die lukraak het lot van mensen verandert als ze daarom bidden. Dat uw broer gestorven is, komt niet omdat God zijn gebed niet gehoord heeft, maar omdat het kennelijk zo moest zijn. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.
P: Het zal wel. Maar God is dus goed. Is Satan goed?
S: Nee.
P: Waar komt Satan vandaan?
S: Van God.
P: Het kwaad is overal, niet waar? Maar God maakte alles, nietwaar?
S: Ja.
P: Dus wie maakte het kwaad?
S: Niemand. Het kwaad is namelijk niet gemaakt. Het kwaad is geen tastbaar iets; het is slechts het gevolg van een bepaalde keuze, net als het goede. Zonder het kwaad zou niemand weten hoe het goede te ervaren.
P: Ok. De wetenschap vertelt ons dat wij vijf zintuigen hebben om de wereld om ons heen te observeren. Vertel me eens jongen. Heb jij God ooit gezien, gehoord, gevoeld, geproefd of geroken? Heb jij ooit met je zintuigen iets van God waargenomen?
S: Nee.
P: En toch geloof je dat Hij bestaat?
S: Zeker.
P: De wetenschap zegt dat God niet bestaat omdat Hij niet objectief waarneembaar is. Wat zeg je daarvan jongen?
S: Dat is een leugen. De wetenschap doet geen uitspraak over het al dan niet bestaan van God.
P: Ok, je bent slimmer dan ik dacht.
(De ogen van student S. begonnen te glimmen en hij kreeg een vreemde blik in zijn ogen.)
S: Professor, mag ik u iets vragen? Is er zoals als duisternis? Bestaat dat?
P: Ja, natuurlijk.
S: Nee, meneer, u heeft ongelijk. Duisternis is de afwezigheid van iets anders. Je kunt weinig licht hebben, normaal licht, vol licht. Maar wanneer je geen licht hebt, heb je niets. En dat noemen we duisternis.
P: Wat is je punt?
S: Meneer, uw filosofisch uitgangspunt is zwak. U zegt dat er goed is en kwaad. Leven en dood. U ziet dood als het tegenovergestelde van leven. Maar dood kan niet bestaan als er niet zoiets is als leven. Dood is niet het tegenovergestelde van leven, maar de afwezigheid van leven, net zoals de duisternis niet het tegenovergestelde is van licht, maar de afwezigheid van licht. Zo wordt het kwaad en de dood daar geboren waar het goede - het leven - afwezig is.
P: Het zal wel, maar het is me een raadsel wat je hiermee probeert te zeggen.
S: Nu, vertelt u mij eens professor. Leert u uw studenten dat mensen van apen afstammen?
P: Je zou eens een boekje moeten lezen over evolutie. Dan zou je lezen dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben en dat is wat anders dan dat ze ervan afstammen. Maar ok, als je bedoelt of ik geloof dat er een natuurlijk proces van evolutie gaande is, dan is mijn antwoord ja.
S: Heeft u de evolutie ooit met uw ogen waargenomen meneer?
P: Ja. Ik heb met mijn eigen ogen fossiele overgangsvormen waargenomen.
S: Aangezien niemand ooit het proces van evolutie heeft gezien en iemand ooit kan bewijzen dat dit proces, als het al bestaat, altijd wordt voortgezet, bent u niet bezig om u mening te verkondigen meneer? U ben geen wetenschapper, u bent een dominee!
P: Aangezien jij je beweringen grondt op pure leugens, denk ik niet dat het nog zinnig is om hier op te reageren.
(Een groot gelach barstte los, de andere studenten keken meewarig naar student S en hoopten dat het ooit nog goed zou komen met hem.)
S: Is er iemand hier aanwezig die de hersenen van onze professor heeft gezien? Is er iemand hier die de hersenen van onze professor heeft gehoord, gevoeld, aangeraakt of geroken? Blijkbaar niemand. Dus, volgens de wetenschap heeft u geen hersenen omdat ze niet objectief waarneembaar zijn vastgesteld. Met alle respect meneer, maar hoe kunnen wij uw lessen dan serieus nemen?
P: Ik ken een goede psychiater. Zou je hem willen bellen?
S: Nee! Hij stamt van de apen af! Haal me hier weg!
(Student S begint wild met zijn ogen te draaien en wordt al spartelend tegen de grond gewerkt door zijn medestudenten. Er wordt een ambulance gebeld en student S. wordt opgenomen in een inrichting. Het gaat nu wat beter met hem.)