Klaas schreef:Volgens mij stond er nog een vraag van mij open, Jas. Ik zal em nogmaals verwoorden.
Als ik het goed begrijp zeg je dat de oproep om te geloven tot een ieder van ons komt (als het evangelie ons verkondigt wordt). Tot een ieder wordt gezegd: "Geloof en uw ziel zal leven". Een ieder heeft ook de plicht aan deze oproep gehoor te geven.
Tegelijkertijd zeg je dat God niet wil dat iedereen behouden wordt. Hij zegt dus tegen bepaalde mensen wel: "Geloof en uw ziel zal leven" maar eigenlijk klopt dat niet. Ten diepste maak je God daarmee tot een leugenaar. Hij zegt A maar bedoelt B.
Dat heeft niets te maken met het gegeven dat wij Gods besluiten t.a.v. ons eeuwige heil niet kennen. Dat is een drogreden. Het gaat erom dat in jouw verhaal God A zegt en B bedoelt.
Klaas
Hierbij een reformatorisch antwoord: Dordtsche Leerregelen VI:
"Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigd en sommigen niet, komt voort van Zijn eeuwig besluit; want Gode zijn alle Zijn werken van eeuwigheid bekend. (Hand. 15:18). "En Hij werkt alle dingen naar den raad van Zijn wil (Ef. 1:11). Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven; maar degenen, die niet zijn verkoren, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardigheid laat."