graankorrel schreef:Waarom zijn er eigenlijk denominaties?
Waarom moeten allerlei gemeenten verspreid over het land of over de wereld, dezelfde naam hebben?
Welke aanwijzingen geeft de Bijbel over gemeente zijn?
Ik zou hier graag een discussie over zien, maar alleen op grond van bijbelse argumenten. Dus eerst kijken: wat zegt de bijbel hier eigenlijk over, en daar een objectief oor aan verlenen. En niet vanuit ons eigen gekleurde (hokjes) denken redeneren.
Mijns inziens wijzen bijbelse gegevens meer op samenkomsten van groepen gelovigen, zonder die hele kerk-structuur. Op die manier kunnen alle gaven die de Geest aan de gelovigen geeft, gebruikt worden.
Als je kijkt naar hoe de nieuwtestamentische gemeenten zijn ingericht, dan kun je wel zeggen dat daar een bepaalde structuur wordt aangewezen. Zo worden er door de apostelen opzieners (ouderlingen) over de gemeenten aangesteld: Titus 1:5, waarbij verder ook nog de vereisten voor het ouderlingschap worden aangegeven:
5 Om die oorzaak heb ik u te Kreta gelaten, opdat gij, hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt te recht brengen, en dat gij van stad tot stad zoudt ouderlingen stellen, gelijk ik u bevolen heb:
6 Indien iemand onberispelijk is, ener vrouwe man, gelovige kinderen hebbende, die niet te beschuldigen zijn van overdadigheid, of ongehoorzaam zijn.
7 Want een opziener moet onberispelijk zijn, als een huisverzorger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen smijter, geen vuil-gewinzoeker;
8 Maar die gaarne herbergt, die de goeden liefheeft, matig, rechtvaardig, heilig, kuis;
9 Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te wederleggen.
Zie ook 1 Tim 3: 1-7, 1 Tim. 5:17, Hand 20:17.
Verder lezen we dat ouderlingen door opsteken van handen werden verkozen (Hand. 14:23). We lezen ook dat in
elke gemeente ouderlingen, dus opzieners worden aangesteld.
Naast de ouderlingen lezen we ook van diakenen (dienaars), dat zijn mensen die de bijzondere opdracht hebben om de hulpbehoevenden te helpen. We lezen van diakenen in Fil. 1:1 en in 1 Tim 3:8, waar we ook over de voorwaarden tot het diakenschap lezen:
8 De diakenen insgelijks moeten eerbaar zijn, niet tweetongig, niet die zich tot veel wijns begeven, geen vuil-gewinzoekers;
9 Houdende de verborgenheid des geloofs in een rein geweten.
10 En dat deze ook eerst beproefd worden, en dat zij daarna dienen, zo zij onbestraffelijk zijn.
11 De vrouwen insgelijks moeten eerbaar zijn, geen lasteressen, wakker, getrouw in alles.
12 Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die hun kinderen en hun eigen huizen wel regeren.
13 Want die wel gediend hebben, verkrijgen zichzelven een goeden opgang, en vele vrijmoedigheid in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus.
Naast deze twee genoemde ambten, wordt apart daarvan nog een speciaal ambt genoemd: dienaar van het Woord. In de tijd van de apostelen, waren dat vooral de apostelen zelf (Hand. 6:2), maar ook degenen die ze daartoe aanstelden, zoals bijv. Timotheus (1 Tim 4:14). Ook kun je het als een bijzondere invulling van het ouderlingschap zien (1 Tim 5:17):
De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.
De reden dat deze structuur in de christelijke gemeente is aangebracht is denk ik er een van orde: God is niet een God van wanorde, maar van orde. Bovendien is God liefde en wil Hij dat Zijn onderdanen zo met elkaar omgaan en ook in liefde met elkaar leven.
Liefde veronderstelt immers een
relatie? Daarbij gaat het om het opbouwen van een geestelijk lichaam, tot Gods eer (Rom. 12:4-5). Daarbij heeft elk lid van de gemeente verscheidene gaven, die tot dienst aan de gemeente ingezet kunnen worden (ook Rom. 12). De christenen zijn geroepen tot eenheid, omdat zij allen 1 lichaam vormen (zie ook het Heilig Avondmaal: 1 Kor. 10:17).
Zie ook over de eenheid in verscheidenheid in de gemeente (1 Kor. 12):
12 Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus.
13 Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt.
14 Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele leden.
15 Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam?
16 En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam?
17 Ware het gehele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn?
18 Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft.
19 Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn?
20 Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een lichaam.
21 En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node.
22 Ja veeleer, de leden, die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig.
23 En die ons dunken de minst eerlijke leden des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke leden hebben overvloediger versiering.
24 Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft;
25 Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen.
26 En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede.
27 En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
28 En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen.
29 Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten?
30 Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers?
Schriftplaatsen te over dus om verder na te denken over hoe we als gemeente(leden) met elkaar om dienen te gaan.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)