joepie schreef:Schriftlezing: Genesis 17:1-13 en Markus 10:13-16
zondag 27 HC
Broeders en zusters, j/m van de Here,
Daniël is gedoopt. En dat is een feest.
Daniël is een kind van God. De Here heeft hem ‘gemerkt’. En dat blijft levenslang gelden: Daniël, jij bent van Mij. Jij hoort bij Mij. Ik weet Mij verantwoordelijk voor jou. Ik kán ook voor jou zorgen. Zelfs als je door de dood heen moet, ben Ik nog bij je…
En vanmiddag willen we er nog wat dieper over nadenken: wat die doop betekent.
Maar je kunt ook nog een andere vraag stellen: mócht Daniël eigenlijk wel gedoopt worden? Had zijn doop wel zin?
Onlangs kreeg ik een boekje van iemand toegestuurd . Daarin stond: de kinderdoop is een onbijbels misverstand. In de Bijbel staat toch zoiets als: bekeer je (je moet dus eerst geloven) en laat je dopen, tot vergeving van je zonden (Hd 2:38
Of om nog een voorbeeld te noemen: ik zat bij een jongen die als kind gedoopt was. Hij wilde niet meer naar de kerk. Ik zei dat de Here hem niet voor niets had laten dopen: Hij wil jouw God zijn. Hij wil antwoord van je, een gelovig antwoord… Nou, zei die jongen: ik heb toch zeker niet om mijn doop gevraagd… Van mij had het niet gehoeven… Ik wil graag zelf kunnen kiezen waar ik wel of niet bij hoor… Ouders moeten niet zo sturend bezig zijn als kinderen nog niet kunnen tegenspreken…
Vanmiddag mag het over de kinderdoop gaan. En de HC is duidelijk: kinderen mogen maar niet gedoopt. Nee: ze móeten zelfs gedoopt. Dat moet. Van de Here.
Daar kun je veel over zeggen. Ik kan niet alles zeggen. Maar wat ik vanmiddag wil zeggen kan ik heel kort zo samenvatten:
De kinderdoop is: 1 Bijbels; 2 genadig; 3 geen magie.
1. Waar staat in de Bijbel dat je ook kinderen moet dopen?
Nou, laten we eerlijk zijn: er staat nergens een letterlijke tekst dat dat moet.
Maar, er staat ook nergens een tekst dat het niet mag.
Ja, zegt iemand, dat is natuurlijk flauwe kul. Als het moet, dan moet het er ook echt staan… Ja, en toch is dat niet zo. Sommige dingen zijn zo vanzelfsprekend, die hoeven niet eens apart gezegd te worden. En dat kon ook met het dopen van kinderen wel eens zo zijn.
In het Oude Testament richtte de Here zijn verbond met Abraham op: God legde Zich vast. Hij verbond Zich. Hij zei: Abraham, Ik zal jouw God zijn, én de God van je kinderen en kleinkinderen. Kinderen horen erbij: Ik zal ook hun tot een God zijn: Gen 17:7: Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. Abraham en zijn kinderen mochten op God rekenen. Dat legde de Here vast. Zelfs de kinderen hoorden er voor de Here helemaal bij.
Ja, zeg je, dat was het Oude Testament. Maar in het Nieuwe Testament heeft de Here Jezus Gods wet vervuld. Dus, zo hoor je vandaag mensen zeggen: vandaag geldt dat niet meer.
Mensen doen wel eens alsof ‘vervullen’, de Here Jezus heeft Gods wet vervuld, betekent: Hij heeft Gods wet afgeschaft. De besnijdenis afgeschaft. Het verbond afgeschaft. Maar zo kun je dat nooit zeggen. De Here Jezus schafte niets af. Hij schafte het verbond helemaal niet af . Nee: juist als de Here Jezus zijn leven gaat geven, dan vervult Hij dat verbond. Dan geeft Hij er op een heel diepe manier inhoud, vulling aan. Hij zegt bij het avondmaal: dit is het bloed van mijn verbond dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden (Mt 26:28).
Het verbond blijft. Het wordt zelfs bekrachtigd, niet door mensenbloed dat vrijkomt bij een besnijdenis, maar met het bloed van de Zoon van God. En ook de doop is teken van dat bloed waarmee de Here die kleine Daan en u en jullie allemaal wil reinigen. Met dat bloed maakt de Here heel helder: Ik wil jouw God zijn. Ik wil jou in genade aannemen. Jouw redding is een zaak van pure genade.
Kijk, zo gaf Hij een heel diepe inhoud aan de omgang van God met mensen. Hij schafte niets af, zo van: je hoort er nu pas bij als je zelf kunt kiezen, geloven… Of: een relatie met God is alleen weggelegd voor wie er zelf voor kan kiezen. Nee: daarom was de Here Jezus zo kwaad toen die discipelen die kindertjes bij Jezus weg wilden houden. Hij zei: láát ze komen. Want als jij niet wordt als een kind, als je het koninkrijk niet ontvangt als een kind, als je je eigen hulpbehoevendheid niet erkent, dan kom je het koninkrijk niet eens binnen.
Besnijdenis en doop bepalen je erbij: God wil jouw God zijn. En jij moet je lege handjes maar ophouden… Ontvankelijk als een kind. Zoals die kleine Daan zich helemaal moet laten verzorgen, zo moet u, zo moet jij, zo moet ik mij willen laten verzorgen, redden door de Here. Geef je maar over.
Juist daarom wil ik even iets meer over de besnijdenis vertellen.
Als de Here aan Abraham de besnijdenis voorschrijft, en zegt: jij, Abraham, oude man van bijna 100, en elk jochie van acht dagen moet besneden worden…, dan geeft de Here dat voorschrift van ook die kinderbesnijdenis in een wereld waar je al heel veel ‘volwassenbesnijdenis’ had. In die oosterse wereld lieten veel jonge kerels die gingen trouwen zich besnijden. Waarom? Wel, dachten ze: dan gaat het voortbrengen van kinderen beter. Je potentie neemt toe. Je wordt extra vruchtbaar.
Maar denk even aan Abraham. Die was bijna 100. De Here had hem en Sara al tientallen jaren een kind beloofd. En het kwam er maar niet van. Sara was er naar de mens gesproken nu te oud voor.
En wat betekende die besnijdenis nu?
Nee, niet: op deze manier gaat het misschien beter (net als bij die jonge kerels).
Maar in die besnijdenis zegt de Here: Ik zal jou vruchtbaar maken, en jou tot vader van een menigte volken maken (5-7). Jij krijgt dat niet voor elkaar Abraham. Jij redt dat niet. Maar Ik stel Mij garant. Ik doe het. Ik verplicht Mij.
De Here zelf maakt waar wat Hij zegt. Wij redden dat niet. Abraham ook niet. Als Abraham met Sara praatte over het krijgen van kinderen, dan konden ze met recht zeggen: wij krijgen dat niet voor elkaar. Wij kunnen geen kind maken. Maar in hun eigen machteloosheid betekende die besnijdenis van Abraham: vertrouw je nou maar aan God toe. Niet Abrahams kracht en potentie ontsloten de toekomst. Abraham en Sara moeten enkel op God vertrouwen. Met hun lege handen naar de Here. En dan dat koninkrijk van God, dat koninkrijk van dat talrijke nageslacht dat hem beloofd werd in Gen 17, ontvangen.
Je kunt dus zeggen: die besnijdenis was een teken waardoor de Here zei: mensen, zie nou af van je zelf, en zie op naar God. Als je naar jezelf kijkt, dan loop je vast in je eigen onmogelijkheden. Je kunt jezelf niet redden. Jij krijgt dat koninkrijk van God niet voor elkaar. Daarom: kijk naar God. Hij besnijdt je. Hij zet het mes in jouw zondige en machteloze vlees. Hij roept jou tot geloof. Hij leert jou alles van zijn almacht en genade verwachten.
Dat legde de Here vast in de besnijdenis. God verbond Zich. Legde Zich vast.
En dat maakte God waar. Hij ontsloot de toekomst.
Ja, en dan lees je ook: Abraham vertrouwde de Here. In Rom 4:3 lees je: Abraham geloofde God. Dat geloof was niet altijd makkelijk. Het leek wel of er van Gods beloften niets terecht kwam. Sara zei: neem mijn slavin, neem Hagar maar. En toch (Rom 4:18): tegen hoop op hoop heeft Abraham geloofd dat hij een vader van vele volken zou worden. En dat werd hem gerekend tot gerechtigheid (22). Dat is: toen legde de Here de toekomst voor hem open.
In Rom 4:11 zegt Paulus dan ook dat Abraham de besnijdenis ontving als zegel van de gerechtigheid van het geloof…Niet als een zegel van zijn geloof. Maar als zegel, garantie van het feit: gerechtigheid, vrijspraak, toekomst heb je niet door je eigen goede werken, maar heb je als je gelooft: God doet het…
U moet weten: voor veel joden in Paulus’ tijd was Abraham een soort ‘idol’ geworden, een superheilige. Een geloofsheld. De eerste jood die door zijn goede werken Gods liefde verdiende. Hij bezweek niet in verzoekingen, en daar wilde God hem om eren. Mensen organiseerden zelfs bedevaarten naar zijn graf.
Maar Paulus maakt in Rom 4 juist duidelijk: Abrahams leven laat juist zien hoe je niet door eigen prestaties, maar alleen door het gelovig ophouden van je lege handen toekomst hebt. Vrijgesproken, gerechtvaardigd wordt. Bij Abraham zie je: geloof is geen verdienste. Maar met je lege handen neem je wat God belooft in ontvangst. Alleen als je God op zijn woord gelooft, lijk je op Abraham.
En dan gaat de Here in het Nieuwe Testament niet op een andere manier werken. Dit verbond wordt niet afgeschaft, maar vervuld. God maakt in het NT waar wat Hij in het Oude Testament al beloofde: Abraham wordt na Pinksteren inderdaad een vader van vele volken. Want wereldwijd kwamen mensen tot geloof.
Abraham een vader van vele volken.
Een váder. Geen leider van vele volken.
Een leider, die heeft volgelingen. Mensen die er voor kiezen om achter hun grote leider aan te gaan. Die kleine Daniël kan nog niet voor Jezus kiezen. Hij kan nog geen volgeling van Abraham, van Jezus zijn. Daar is hij nog te jong voor. Maar juist daarom is het zo mooi dat Abraham niet een leider of aanvoerder, maar vader heet van vele volken. Want een vader heeft kinderen. Kinderen hoeven niet te kiezen voor hun vader. Ze zijn nooit te jong om nageslacht te zijn. Ze zijn nooit te jong om zich te laten vertroetelen. Om te ontvangen.
Als ik nou even kort op een rij zet wat we gevonden hebben uit de Bijbel, dan zeggen we: de kinderdoop is Bijbels, want: als de Here een relatie met mensen aangaat, dan begint het dus bij Hem. Híj neemt het initiatief. Hij bindt Zich aan ons. En in besnijdenis en doop maakt Hij duidelijk: jij bent machteloos. Jij moet het van Mij verwachten. Jij moet worden als een kind. Anders kom je het koninkrijk van God niet binnen. Dat gold voor Abraham. En dat geldt voor Abrahams nageslacht. Dat geldt voor u en jou en mij: Jezus zegt: word als een kind. Láát je verzorgen. Láát je redden. Daarom moet je de doop ook niet uitstellen tot het moment dat jij een relatie met God kunt aangaan. Nee: God begint. En Hij bepaalt jou er in die doop bij: van jezelf breng je er niets van terecht. Vertrouw dus op Mij! Alleen Ik kan jouw toekomst ontsluiten.
En dan wil ik in dit verband nog twee dingen noemen uit de Bijbel. Twee punten waarom kinderen er echt bij horen. Op de Pinksterdag in Jeruzalem. Petrus preekt. En Petrus maakt duidelijk voor wie de beloften van God gelden: voor u is de belofte, én voor uw kinderen… (Hd 2:38v). En wat is die belofte dan? Wat houdt ze in? Nou, je zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. De gave van de Heilige Geest, je kunt ook zeggen: je zult de Heilige Geest als gave ontvangen. God geeft Zichzelf aan jou. Hij komt door zijn Geest in jou wonen. Hij heeft die kleine Daan beloofd: Ik wil in jou komen werken Daan, en jou geloof geven… Merk je’t: de Here wil heel eigen met je worden. Hij komt in je wonen. Dichterbij kan niet. Het spoort helemaal met wat de Here tegen Abraham zei: Ik zal jou tot een God zijn. Nu komt de Heilige Geest die jou voor zijn rekening neemt. Geloof in je wil werken. Je heel nauw aan de Here bindt.
En het tweede is dit: in het Nieuwe Testament zie je ook hoe complete gezinnen gedoopt worden. Het gezin van Lydia en van de gevangenbewaarder in Filippi en het gezin van éne Crispus (Hd 16:15,33; 18:8 en 1 Kor 1:16). Ja, kun je zeggen: er hoeven in zo’n gezin natuurlijk geen kleine kinderen te zijn geweest. Misschien. Maar een gezin is natuurlijk wel een gezin: daar horen oud en jong bij. Daniël is wel klein. Maar hij hoort helemaal bij het gezin van Jos en Marleen.
Kinderen horen erbij. Juist in het erbij horen van de kinderen, in het dopen van kinderen leert God ons: denk je er allemaal goed om mensen! Het hangt niet van jullie inspanning af. Wordt maar als de kinderen. Laat je maar verzorgen. Redden. Ik sta voor je in. Als je dan in Mij gelooft, dan spreek Ik je vrij, en leg Ik de toekomst voor je open.
2. De kinderdoop is dus Bijbels. Maar ze is ook genadig. Ze laat Gods genade zien. Eigenlijk zagen we daar al iets van. Maar heel in het kort nog even iets.
In de doop van kleine kinderen blijkt de genade van de Here ook voor die hele kleintjes. Iemand die de kinderdoop bestrijdt zegt wel: och, kinderen die sterven worden altijd wel gered… En gelukkig mógen gelovige ouders die troost ook hebben als een klein kind sterft (D.L. I,17). Maar laten we over die troost niet al te vanzelfsprekend doen.
Toen jullie Daan lieten dopen, erkende je dat weinig vanzelfsprekende. Ook Daniël is in zonde ontvangen en geboren. Het eeuwig oordeel waard. Dat zijn heel diepe woorden. Dat snap je niet altijd. Je staat hier voor de diepe werkelijkheid van de erfzonde. En die werkelijkheid van de erfzonde lopen we in ons leven steeds weer tegen aan. De zonde is een aangeboren macht in ons leven. Ze trekt, telkens weer. Je draagt het van jongsaf mee. En het speelt mee tot in je sterven. Die ellendige twijfels. Het zat er van jongsaf al in. Het zit er bij Daniël al in.
Ja, en dan zegt God toch: dat kind, dat verklaar Ik heilig. Ik neem dat kind niet aan omdat het zo goed is. Maar omdat Ik het reinig, ook dat kind, met Christus’ bloed. En dat kind hoort dan helemaal bij de gemeente, ook al kan het zich er zelf nog niet bij voegen. Net als een gehandicapt kind: misschien kan het wel nooit bewust een keus voor Christus maken. Maar het hoort er helemaal bij. Door één Geest zijn wij met onze kinderen tot één lichaam gedoopt (1 Kor 12:13). Al die verschillende generaties, mensen met heel verschillende mogelijkheden, vormen het éne lichaam van Christus.
De doop is zo genadig. Hier leer je: begin dus nooit bij je eigen vroomheid als basis voor je behoud. Maar begin bij de Here: Hij legt Zich in jouw doop vast. Hij belooft dingen die je zelf niet voor elkaar kunt krijgen.
Kijk, als de doop op een gegeven moment het bewijs moet worden van jouw gelovigheid, het zegel op jouw geloof (en dat is het bij mensen die de kinderdoop verwerpen), dan raak je heel veel houvast kwijt. Stel, je gaat twijfelen in je geloof, feitelijk staat dan ook je doop ter discussie: was die doop wel echt? Heb ik me niet te vroeg laten dopen? Want ik twijfel nu zo… Dan weet je niets meer zeker.
Maar als de doop van God is, dan kun je er ondanks je eigen twijfels altijd weer op terug vallen. Jij twijfelt. Je bent nergens meer zeker van. Misschien zit je ontzettend in de drek van je zonde. Je voelt je vies, besmeurd. Je kunt je niet voorstellen dat er voor jou nog vergeving is. Maar dan blijft die doop: ook al zie jij geen toekomst, Ik was jou, zegt de Here. Dat bloed van Christus, de Geest van Christus: Hij krijgt echt al dat vuil er af. Ik ontsluit jouw toekomst. En dan kun jij je onzeker voelen. Maar God liegt niet. Die zekerheid heb je. Val daar maar op terug. Dan heb je houvast, in leven én in sterven…
3. Ja, en dan nog één ding: de doop is geen vorm van magie.
Nog even dat boekje van iemand die de kinderdoop verwierp. In dat boekje stond: in de kerk denkt men dat door het besprengen ‘het zegel des verbonds’ dat op het voorhoofd van de baby wordt gedrukt, iets magisch is, waardoor jongeren, hoever ze ook van God afdwalen, toch behouden zijn en blijven’.
Nou, laten we maar heel duidelijk zijn: de doop is geen magisch middel waardoor je automatisch behouden wordt, als je maar eenmaal gedoopt bent.
Ja, in de doop hanteert de Here wel heel sterke taal. De doop heet wel het bad van de wedergeboorte en de afwassing van de zonde. De Here hanteert sterke taal, duidelijke bewoordingen. Want in die paar druppels water wil de Here je even heel goed en heel duidelijk maken waar het in het evangelie, waar het in zijn beloften om gaat. Hij garandeert het je: Ik ben er voor je, met vergeving van zonde, met mijn Heilige Geest…
En dan stelt de Here niet eens voorwaarden vooraf. Hij zegt niet: eerst moet jij je vastleggen, voordat Ik Mij vastleg. Eerst moet jij over de brug komen, en dan kom Ik met mijn Heilige Geest. Nee: geen voorwaarden vooraf. Daarom ook het kleinste kind gedoopt.
God legt Zich vast. Maar dan zegt Hij wel, als je tot je verstand komt: Ik garandeer het je, maar nu ook aanpakken jongens, wat Ik je beloof!
Garanties van de Here maken ons geloof niet overbodig. Ze versterken je geloof. Maar dan moet je ook aanpakken. Je moet reageren. Stel, je wilt graag een huis, en je krijgt het aangeboden, dan moet je wel reageren naar de verhuurder… Doe je dat niet, dan gaat het huis je neus alsnog voorbij. Garanties, de gegarandeerde belofte in je doop maakt geloof niet overbodig. Maar vraagt geloof.
Daarom, j/m, wat doe je met je doop?
God heeft je in je doop gemerkt.
Je bent van een heel duur merk. Echte nikes, overwinnaars. Gods eigen merk.
God heeft je onderscheiden van de kinderen van de ongelovigen. Je leeft in een wereld waar ontzettend veel mensen op de rand van de afgrond zitten. Ze weten niet hoe gevaarlijk hun situatie is. Maar jullie zijn gemerkt. De Here heeft Zich aan jullie verbonden. Hij legt de toekomst voor je open. Breek dat verbond dat de Here met je aangegaan is niet stuk. Doe niet alsof dat merk van God niets voorstelt. Dan haal je de toorn van God over je heen. Dan kom je in die verschrikkelijke afgrond van Gods toorn. Dat moet ik er bij zeggen.
Daarom: geloof Gods gegarandeerde beloften. Net als vader Abraham. Hij hield zijn lege handen op bij de Here. En hij werd vrijgesproken.
Als u, als jij dat ook doet, die lege handen van het geloof ophouden bij de Here, dan zul je net als Abraham het koninkrijk ontvangen. Als een kind. Een koninkrijk van echte nikes. Overwinnaars. Niet omdat je het zelf zo goed deed. Maar omdat je je overgaf aan Christus die voor jou overwon. Amen.
Nou Joepie, even een paar opmerkingen. In de topic: grafkist in de kerk?
gaf je het nogal af op het 'preekje'dat ik plaatste. Het kwam er nl op neer dat je verloren gaat als je niet gelooft. Daar was je blijkbaar fel op tegen. En nu lees ik hier tot mijn grote verbazing dat deze ds. waarschuwt voor de verschrikkelijke afgrond van Gods toorn....
Kan dat wel in een doopdienst? Dat heeft toch volgens jouw zeker niets met dopen te maken? En trouwens die sluikrecklame voor NIKES op het eind had ook niet gehoeven.