In de meeste gereformeerde kerken wordt uitgegaan van drie ambten: diaken, ouderling, predikant.
Je kunt twijfels hebben bij het ambt van predikant. Nergens wordt in de Bijbel van een apart ambt van predikant gesproken. Je kunt aankomen met 1 Tim. 5 : 17 (De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht). Maar dat hier van een onderscheid sprake is ten opzichte van het ouderlingenambt, is niet hard te maken.
Ook andere teksten geven geen aanleiding om van de predikant een apart ambt te maken. Hooguit zijn zij met speciale taken belast en full time werkzaam, in tegenstelling tot de andere oudsten.
Bij diakenen geldt iets dergelijks. Meestal wordt de ambtsopvatting van diakenen opgehangen aan 1 Tim 3 (waar het gaat over de voorwaarden van oudsten en diakenen). Bij de oudsten wordt duidelijk gesproken van een ambt, bij diakenen is dit niet het geval. En ook uit Filipenzen 1, waar Paulus (o.m) de oudsten diakenen groet, kun je niet zomaar concluderen dat diakenen een ambt bekleden.
Ik stel dus dat er in de Bijbel sprake is van één ambt, dat van ouderling. Ik stel niet dat diakenen en predikanten geen belangrijk werk doen.
Als je het feit dat diakenen geen ambt bekleden onder ogen ziet, geeft dat gelijk een aardige invalshoek voor de vrouw als diaken. In de Bijbel is daar al sprake van. Dus het feit dat de meeste gereformeerde kerken geen vrouwelijke diakenen kennen, is een vorm van vrijwillige armoede. Nu twijfel ik niet aan de integriteit van deze overwegingen. Ik vraag me alleen af of deze wel zo Bijbels zijn.