Het onderzoekend oordeel
Met het binnengaan van Christus in het hemelse heiligdom in 1844 is volgens adventisten het onderzoekend oordeel begonnen. Ellen White geeft hiervan een gedetailleerde beschrijving in haar boek De Grote Strijd, waarbij ze zelfs Satan een rol laat spelen bij het verlossingswerk van Christus!
"De 'komst van Christus' (Daniël 7:13, GR) - en niet de wederkomst naar deze aarde - was voorzegd in de profetie die in vervulling zou gaan aan het eind van de 2300 avonden en morgens in 1844. Onze Hogepriester gaat vergezeld van engelen het heilige der heiligen binnen en verschijnt vóór God om zijn bemiddeling ten gunste van de mens af te sluiten - om het onderzoekend oordeel te doen plaatsvinden en verzoening te doen voor allen die 'waardig geacht worden' " (GS, 443-444; cursivering toegevoegd).
"Op de grote dag van de definitieve verzoening en het onderzoekend oordeel zullen alleen de gevallen van Gods kinderen worden onderzocht. Het oordeel over de ongelovigen is iets heel anders en vindt later apart plaats" (GS, 444).
"Er is een 'gedenkboek' voor God geschreven, waarin de goede werken staan opgetekend van hen 'die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden'. Hun woorden van geloof en hun daden van liefde staan in de hemel opgetekend. [...] In God gedenkboek staat elke goede daad voor eeuwig opgetekend. [...] Er is ook een boek met de zonden van de mensen" (GS, 444; cursivering toegevoegd).
"Wanneer de boeken in het oordeel worden geopend, gaat het leven van allen die in Christus hebben geloofd aan Gods oog voorbij. Eerst komen de eerste mensen die op aarde hebben geleefd aan de beurt. Daarna zal onze Voorspraak de gevallen van alle geslachten die na hen zijn gekomen stuk voor stuk in behandeling nemen en Hij eindigt met de mensen die nog in leven zijn. Elke naam wordt afgeroepen en elk geval wordt nauwkeurig onderzocht. Bepaalde namen worden aangenomen, andere worden verworpen" (GS, 446).
"De gelovigen die op de aarde zullen leven wanneer er een einde komt aan Christus' verzoening in het hemelse heiligdom zullen zonder middelaar voor een heilige God staan" (GS, 397; cursivering toegevoegd).
"Bij de namen van allen die hun zonden hebben beleden en het verzoenend bloed van Christus hebben aangenomen, staat in de boeken des hemels genoteerd dat ze vergiffenis hebben ontvangen" (GS, 446).
"Het onderzoekend oordeel en de uitdelging van de zonden moet vóór de wederkomst zijn voltooid. Daar de doden moeten worden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven staat, is het uitgesloten dat de zonden worden uitgewist vóór het oordeel, waarop hun geval wordt onderzocht. Wanneer het onderzoekend oordeel heeft plaats gehad, zal Christus terugkomen en 'Hij zal zijn loon bij Zich hebben om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is' " (GS, 447-448).
"Zoals de priester de zonden op de kop van de zondebok overbracht nadat hij ze uit het heiligdom had verwijderd, zal Christus al deze zonden op Satan leggen daar hij de oorsprong en de aanstichter van de zonde is. De zondebok, die de zonden van Israël droeg werd weggezonden 'naar een onvruchtbaar land', zo zal Satan, die de schuldenlast van alle zonden zal dragen waartoe hij Gods volk heeft aangezet" (GS, 448).
"Zij (de gelovigen van 1844, GR) zagen ook in dat het zondoffer Christus symboliseerde, dat de hogepriester Christus als middelaar voorstelde en dat de zondebok een beeld was van Satan, de aanstichter van de zonde, op wie de zonden van de oprechte boetvaardigen uiteindelijk zullen worden gelegd. [...] Wanneer Christus door zijn eigen bloed de zonden van zijn volk uit het hemelse heiligdom wegdoet, zal Hij ze leggen op Satan, die bij de voltrekking van het vonnis de straf zal moeten dragen" (GS, 395).
"Op het tijdstip dat voor het oordeel was bepaald – het einde van de 2300 avonden en morgens in 1844 – begon het onderzoekend oordeel en het uitdelgen van de zonde. Allen die de naam van Christus hebben aangenomen, moeten aan een grondig onderzoek worden onderworpen. Zowel de levenden als de doden zullen worden geoordeeld 'op grond van hetgeen in de boeken geschreven stond, naar hun werken'. Zonden die men niet heeft beleden of waarmee men niet heeft gebroken, zullen niet worden vergeven en niet worden geschrapt uit de hemelse boeken, maar zullen getuigen tegen de zondaar op 'de dag des Heren' "(GS, 448).
"Het oordeel vindt nu plaats in het hemelse heiligdom. Dit werk is nu al vele jaren aan de gang. Binnenkort – niemand weet wanneer – zullen de levenden worden geoordeeld" (GS, 452).
In Patriarchen en Profeten schrijft Ellen White:
"Door het bloed van Christus, hoewel het den zondaar van de verdoemenis der wet verlost, wordt de zonde nog niet aanstonds uitgewischt; de schuld blijft staan tot op de grooten verzoendag" (PEP, 354).
Het onderzoekend oordeel is niet bijbels
De leer van het 1844, het hemels heiligdom en het onderzoekend oordeel wordt op vele punten door de Bijbel weersproken. In de Bijbel kunnen we namelijk het volgende lezen:
• Christus pleit sinds zijn Hemelvaart, en niet pas sinds 1844, aan de rechterhand van God voor ons;
Marcus 12:36 - David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb.
Handelingen 7:55,56 - Maar hij (Stefanus), vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods. En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.
Romeinen 8:34 - Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.
Hebreeën 1:3 – Deze [...] heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge.
Hebreeën 10:12-14 – Deze is echter, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten. Want door één offerande heeft hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.
Openbaring 3:21 - Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon.
• God weet wie van Hem zijn. Hij heeft geen jaren nodig om te bepalen wie het Koninkrijk mogen binnengaan en wie niet;
Johannes 10:14 – Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen mij.
2 Timotheüs 2:19 – En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen.
• Jezus heeft met één offer aan het kruis volledige verzoening voor alle zonden gedaan. Hij hoeft niet doorlopend verzoening te doen. En onze zonden worden weggedaan wanneer wij daarover berouw hebben en om vergeving vragen. Daarvoor hoeven wij niet te wachten totdat wij aan de beurt zijn tijdens het onderzoekend oordeel;
Jesaja 43:25 – Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil en Ik gedenk uw zonden niet.
Jesaja 44:22 – Ik vaag uw overtredingen weg als een nevel en uw zonden als een wolk; keer weder tot Mij, want Ik heb u verlost.
Handelingen 3:19 – Komt dan tot berouw en bekering opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren.
Johannes 19:30 – Het is volbracht!
Hebreeën 9:26-28 – Maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. […] Zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.
Hebreeën 10:10 – Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.
1 Johannes 1:7 - … en het bloed van Jezus, zijn zoon, reinigt ons van alle zonde.
1 Johannes 1:9 - Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.
• Gelovigen hoeven niet zonder middelaar voor God te staan.
Mattheüs 28:20 - En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding van de wereld.
Hebreeën 7:25 - Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.
Hebreeën 13:5b - Want Hij heeft gezegd: Ik zal u geenszins begeven, Ik zal u geenszins verlaten.
• Satan speelt geen rol bij het verlossingswerk. Alsof het verlossingswerk zonder Satan niet kon plaatsvinden!
Johannes 1:29 - De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie: het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
1 Petrus 2:24 - ... die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen.
• Wij worden alleen behouden en niet veroordeeld door ons geloof in Christus en alleen uit genade. Wij kunnen daar zelf op geen enkele manier aan bijdragen door 'goede daden';
Johannes 5:24 – Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.
Romeinen 3:24 – ... en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.
Romeinen 3:28 – Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken der wet.
Romeinen 8:1 – Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.
Romeinen 5:9 – Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn.
Efeziërs 2:8-9: - Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme.
Grote moeilijkheden
Zoals hiervoor is beschreven gaat '1844' op vele punten, zo niet alle, tegen de Bijbel in. Maar daarmee zijn de moeilijkheden niet voorbij. Om 1844, de leer van het hemels heiligdom en het onderzoekend oordeel, niet af te vallen en tot een uitvinding van de allereerste adventisten te maken, moet een adventist nogal wat veronderstellen. Hij of zij moet
• aannemen dat de kleine horen in zowel Daniël 7 als 8 hetzelfde voorstellen, namelijk pauselijk Rome, terwijl het aantal verschillen groot is en de context anders aangeeft;
• aannemen dat een avond- en morgenoffer gelijk staan aan een dag, die vervolgens vertaald kunnen worden in een jaar; waarmee genegeerd wordt dat beide woorden avond en morgen los van elkaar in de grondtekst worden gebruikt;
• aannemen dat 2300 avond- en morgenoffers gelijk zijn aan 2300 dagen terwijl hiervoor in de hele Bijbel, inclusief Daniël 8:14, geen bewijs wordt gegeven;
• aannemen dat in elke profetie dagen gelijk zijn aan jaren;
• aannemen dat het dagelijkse offer niet meer werd gebracht vanaf 457 voor Christus, terwijl deze datum niets te maken heeft met het dagelijks offer;
• aannemen dat het 'woord' (Daniël 9:25) een koninklijk decreet was, en dat deze afkomstig is van koning Artaxerxes;
• aannemen dat de uitleg van het gezicht uit Daniël 8:14 pas in hoofdstuk 9 volgt, terwijl Daniël van de waarheid ervan overtuigd was en daarom ziek werd en verbijsterd reageerde;
• aannemen dat 490 jaar (de zeventig jaarweken) van de 2300 jaar zijn afgesneden, hoewel dit niet uit de teksten in Daniël 8 en 9 te herleiden is;
• aannemen dat de 490 jaren en de 2300 jaren tegelijkertijd zijn begonnen;
• aannemen dat aan het onderscheid dat in de tekst wordt gemaakt tussen de periode van 7 en 62 zeventallen voorbijgaan mag worden, door geen verklaring te geven voor de gebeurtenis na deze periode van 7 zeventallen;
• aannemen dat de 'reiniging' van het heiligdom begon in 1844, terwijl Daniël 8:14 niets zegt over 'beginnen';
• aannemen dat niet met het lijden en sterven van Christus maar pas vanaf 1844 zonden worden weggedaan, terwijl dit door de bijbel wordt tegengesproken;
• aannemen dat de 'reiniging' van het heiligdom betekent dat het heiligdom werd gereinigd van de beleden zonden van de heiligen terwijl de tekst refereert aan de reiniging van de verontreiniging door Antiochus;
• aannemen dat beleden zonden het hemelse heiligdom verontreinigen, terwijl dit niet zomaar een woonplaats is, maar het huis van God;
• aannemen dat de 'reiniging' van het heiligdom hetzelfde is als beschreven in Leviticus 16;
• aannemen dat de Grote Verzoendag in het hemelse heiligdom begon in 1844, en uitleggen waarom Christus daad van verzoening 18 eeuwen eerder plaatsvond;
• aannemen dat er, net als in de aardse tabernakel, twee vertrekken zijn in het hemelse heiligdom en dat Christus in 1844 van het heilige naar het heilige der heilige ging;
• aannemen dat wanneer het Nieuwe Testament zegt dat Christus voor Gods aangezicht kwam (Hebreeën 9:12), hiermee het heilige bedoeld word;
• aannemen dat de Karaïtische kalender betrouwbaarder is dan de Rabbijnse kalender, en dat de Grote Verzoendag in 1844 in oktober werd gevierd, terwijl deze volgens beide kalenders in september werd gevierd.
Er zullen slechts weinige adventisten zijn die alle ins en outs van deze adventistische theorie zullen kennen. Er worden dan ook nogal wat aannames gedaan om tot het gewenste resultaat, voorkomen van gezichtsverlies omtrent 1844, te komen.
overgenomen van:
http://www.7daweb.com/7da09.htm