Er staat dat iedereen die zijn zonde belijdt, ze zullen vergeven worden. Toch zijn er mensen die eerst hun zonden beleden hebben, maar later van het christendom afgevallen zijn. Hoe zit het met die mensen?
1 Joh. 1:9 Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve, en ons reinige van alle ongerechtigheid.
Hebr. 10:26 Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden;
Voor vergeving is toch een zekere voorwaarde, niet in de zin van verdienste nodig, nl. dat wij onze zonden op het Lam leggen.
Onze belijdenis van zonden is niet de reden dat de zonden ons vergeven worden. David bidt in psalm 19 voor de verborgen zonden, de zonden die hem niet bekend zijn.
Zoals ik al zei, geen belijdenis in de zin van verdienste, maar als middel. Zoals geloof nodig is, niet als verdienste, maar als middel. Zo ook maakt belijdenis ons één met Christus en dus rechtvaardig voor God.
Ervaring van vergeving is een voorrecht, maar het wil niet zeggen dat zonden niet vergeven zijn als we niks ervaren hebben.
Psalm 19 duidt op een begeerte van David om oprecht voor God te zijn.
In psalm 51 belijdt hij dat niet alleen zijnz onden vergeven moeten worden, maar dat hij ook als zondaar gerechtvaardigd moet worden. D.w.z. niet allen vergeving van zonden, maar ook rechtvaardiging van de zondaar.
Het gaat er om dat het hart recht is voor God, denk ik. Daarbij gaat het er niet persé om dat elke zonde beleden moet zijn, maar dat we ons, met onze zonden én onze zondige aard, tot God moeten wenden en we ons mogen verschuilen achter het bloed van Jezus Christus.
Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd. (Hebr. 4:16)