Marnix schreef:Pugna, zie mijn teksten uit Psalm 50, Hosea 6:6 etc.
Daaruit blijkt dat het God niet om de offers gaat maar om je hart, (Ik wil geen brandoffers, wie Mij lof offert eert mij)
Nogmaals de vraag OPugna, waarom het het een Eredienst... en niet een Leerdienst?
Ik denk dat het zowel ontvangen als geven is overigens... Als je veel ontvangt kun je ook veel geven... want je geeft Gods liefde aan elkaar door... en je kunt God je dank geven... Ik denk dat beiden heel belangrijk zijn... en niet alleen het ontvangen of alleen het geven belangrijk is... daarom vind ik de discussie sowieso wat zinloos.
Het verband tussen Hosea 6:6 en lofzingen is mij niet helemaal duidelijk.
Hosea 6:6
Want Ik heb lust tot weldadigheid, en niet tot offer; en tot de kennis Gods, meer dan tot brandofferen.
Is eren gelijk aan lofzingen?? Volgens Van Dale niet noodzakelijk.
eren (ov.ww.)
1 hoger aanzien verlenen
Als in de prediking Gods goedheid, liefde en trouw worden gepredikt, wordt God dan ook niet geëerd??
Als ik in het nieuwe testament lees over de gemeenten, dan valt mij drie dingen op, ze breken het brood (avondmaal), ze bidden, en ze
leren. Lofzingen wordt niet genoemd, hoewel ze dat ongetwijfeld ook deden.
Dat de nadruk van een dienst op de prediking ligt is dus niet onbijbels.
Dat we God moeten lofen staat ook in de bijbel, maar dat moeten we heel ons leven niet alleen in de kerk. Zie ook:
Hebreeën 13
4 Het huwelijk is eerlijk onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal God oordelen.
5 Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en zijt vergenoegd met het tegenwoordige; want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten.
6 Zodat wij vrijmoediglijk durven zeggen: De Heere is mij een Helper, en ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen.
7 Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling.
8 Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.
9 Wordt niet omgevoerd met verscheidene en vreemde leringen; want het is goed, dat het hart gesterkt wordt door genade, niet door spijzen, door welke geen nuttigheid bekomen hebben, die daarin gewandeld hebben.
10 Wij hebben een altaar, van hetwelk geen macht hebben te eten, die den tabernakel dienen.
11 Want welker dieren bloed voor de zonde gedragen werd in het heiligdom door den hogepriester, derzelver lichamen werden verbrand buiten de legerplaats.
12 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden.
13 Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende.
14 Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende.
15 Laat ons dan door Hem altijd Gode opofferen een offerande des lofs, dat is, de vrucht der lippen, die Zijn Naam belijden.
16 En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet; want aan zodanige offeranden heeft God een welbehagen.
Het lofzingen van God staat tussen de ander vermaningen voor het
dagelijkse leven.
Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. (Rom 9:16)