elburger schreef:Matth. 28:19
Gaat dan henen, onderwijst al den volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes.
De Insteller van de Heilige doop is God, Christus: Joh.1:33....Die mij gezonden heeft om te dopen met water.
Matth.21:25. De doop van Johannes, van waar was die? uit den hemel of uit den mensen.
Hiermede betuigt de Heere Jezus dat de doop van Johannes de Doper uit God was.
Jezus gaf dit bevel aan zijn discipelen toen Hij ten hemel zou opvaren (Matth. 28:19) Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.
De doop van Johannes en Christus is in wezen één en dezelfde doop.
Maar wie zijn nu degenen die wettiglijk mogen dopen?
**Dat zijn de mannen, zie Matth. 28:19, Gaat dan henen........!
Verder, niemand anders dan mens en dienaar van God, (1 Cor. 4:1) Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars van Christus, en uitdelers der verborgenheden Gods.
Johannes doopte de doop der bekering tot vergeving van zonden leert de Bijbel.
En in Joh. 1: 33 staat dat Johannes gezonden is om te dopen met water, maar dat Jezus met de H.G. doopt.
Dat klinkt niet als één en dezelfde doop. Lees ook Handelingen 19. Toen Paulus in Efeze enigie dicipelen/leerlingen ontmoette vroeg hij hen of ze de H.G. ontvangen hadden toen ze tot geloof kwamen.
Nou, ze hadden zelfs niet van de H.G. gehoord; waarop Paulus hen naar hun doop vroeg.
Antwooord: ze waren gedoopt met de doop van Johannes.
Toen zei Paulus dat Johannes de mensen doopte die tot inkeer kwamen, en dat ze moesten geloven in degene die na hem kwam, in Jezus.
Toen die discipelen/leerlingen dat gehoord hadden lieten ze zich opnieuw dopen in de naam van de Heer Jezus, en legde Paulus hen de handen op en ontvingen ze de H.G.
Vraag: waarom werden die discipelen opnieuw gedoopt als, zoals jij beweert, de doop in wezen één en dezelfde is?
In Matt. 28 geeft Jezus inderdaad aan zijn discipelen de opdracht om alle volken te onderwijzen en te dopen.
Te voren had hij al gezegd dat zij zijn getuigen zouden zijn, en zoals je weet kan alleen iemand getuigen als hij of zij er zelf bij is geweest.
Daarom moest er in de plaats van Judas een ooggetuige bijkomen die er al die tijd bij was geweest en uit de eerste hand wist wat Jezus geboden had.
Echter kun je daar niet de conclusie uit trekken dat vrouwen niet mogen onderwijzen en dopen, net zo min als je daar de conclusie uit kunt trekken dat alleen Joden of ooggetuigen mogen onderwijzen en dopen. (Dat staat er niet en het volgt er ook niet uit).
In 1 Kor. 4 wordt gezegd dat men hen moet beschouwen als dienaars van Christus aan wie het beheer der geheimen van God is toevertrouwd, en wie die taak vervult moet betrouwbaar zijn. (dat gaat trouwens niet eens over dopen)
Tja, en van Paulus kun je lezen dat zowel mannen als vrouwen zijn mededienaars van Christus zijn.
Voorbeelden zat in de Bijbel o.a. Febe, Priscilla, Junia ...
Beschouw hen dus als dienaars van Christus. Vrouwen worden niet uitgesloten, ze worden zelfs genoemd.
Al kun je in de Bijbel geen voorbeelden vinden van vrouwen die doopten, dan betekent dat niet dat het verboden is.
Als je zo te werk gaat kun je nog wel een heleboel meer verzinnen, lijkt me niet de bedoeling.
Verder: als iemand vindt dat de doop door een vrouw ongeldig is, is iemands geloof dan ook ongeldig als hij/zij door onderwijs van een vrouw tot geloof gekomen is?
Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen. (Kuitert)