Ik citeer hier een gedeelte uit een column, welke ik vorig jaar zó raak vond dat ik deze bewaard heb. Toen ik dit topic las moest ik meteen hieraan denken omdat dit precies dit thema is.
Citaat:We knielen op de rafels van een verdwenen tapijt. Daarom kunnen we die genade niet hartelijk en aanstekelijk vóórleven. We vullen vele preken met de noodzaak om leeggeschud te worden voor God. We moeten ‘niets’ worden voor God. En zo is het ook! Wij hebben en zijn in geestelijk opzicht niets. Maar van die leegheid hebben we een enorm verhaal gemaakt. Niets worden voor God is ook echt niets. Wij maken echter van dat ‘niets’ een heel ‘iets’. Je moet wel oprecht ‘niets’ zijn en van dat ‘niets’ ook grote indrukken hebben.
We beseffen niet dat we genade zo steeds kleiner maken. Erger nog, deze boodschap is genadeloos. We vullen ons weegschaaltje en maken ons geschikt voor Gods genade, denken we. We ploeteren en slaven ons hele leven en vragen ons verbitterd af waarom God toch niet hoort. Afstotelijke twijfel en halfheid resteren. Maar God nodigt goddelozen. Hij geeft alles voor niets. Onze zaligheid geschiedt van Boven naar beneden. Nooit van beneden naar Boven.
Dat is eng. Dan beheersen wij God niet meer. Dan is er geen controle door ons en blijft er geen plekje voor onszelf. Daarom maken wij altijd van die loopjes naar God toe en bedenken we gestalten die geschikt zijn voor Hem. Een zondaar is echter nooit geschikt voor God. Christus is wel geschikt voor elke zondaar. Niemand kan te vroeg tot Jezus gaan.
Einde citaat.Voor de volledige column:
https://www.rd.nl/opinie/column-refo-in ... -1.1587610Hier ben ik het van harte mee eens. Dit was precies mijn onderbuik gevoel waar ik de vinger niet op kon leggen. Dit was nog voordat ik tot geloof kwam. Maar dit is wel exact hoe ik het nog steeds beleef: we maken van het niets zijn een heel iets. Een soort voorwaarde.
Natuurlijk ben ik het ermee eens dat een zondaar niets in zichzelf over moet houden. Er wordt wel eens gezegd dat hoe zwarter de achtergrond is hoe meer de genade kan schitteren. Dit is een mooie gedachte, maar moeten we niet teveel doortrekken. Iemand met een minderwaardigheidscomplex zal niet of minder makkelijk kunnen roemen in Christus door genade, en dan schiet het niets zijn het doel voorbij. Ook hierin is dus evenwichtigheid nodig. Een gezonde dosis niets-zijn kan dus heel goed zijn mits het je niet gaat beheersen.
Wat mij zelf vaak enorm troost geeft:
Matteüs 10: 29 Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet één van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader.
30 En ook uw haren des hoofds zijn alle geteld.
31 Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.
In Gods ogen gaan wij vele musjes te boven. Dat is toch wel even iets meer dan niets! Maar vooral de troost hieruit dat God voor ons zal zorgen.