hansvanburen schreef:We dwalen wat af.
Dat valt reuze mee hoor. Wat we hier bespreken staat er nu eenmaal mee in verband en is niet off topic.
hansvanburen schreef:Een klein onderzoekje naar het woord 'vreemdeling' in de Torah levert verrassende inzichten op.
Dat is niet heel spannend. Een vreemdeling kan een tijdelijke bijwoner in Israël zijn, maar het kan ook een blijvertje zijn.
Als hij officieel bij Israël wil horen dient dient hij zich te onderwerpen aan hun rituelen en wetten.
Dan hoort hij als proseliet officieel bij Israël en heeft hij dezelfde rechten en plichten.
hansvanburen schreef:Joden die in de Zoon van God geloven hebben niet een ander geloof dan niet-Joden die in de Zoon van God geloven.
Er is overlap, maar er zijn dingen die bijvbeeld @Jesaja40 gelooft die ik beslist niet overneem; zoals het vasthouden aan het O.V.
hansvanburen schreef:Volgens Romeinen 11 worden gelovigen uit de volken ingeënt in dezelfde boom. (Helaas heeft de statenvertaling daar het woord 'plaats' ingevoegd. Dat staat niet in de Griekse tekst. Lees daar dus niet '... gij, een wilde olijfboom zijnde, in derzelver plaats zijt ingeent ...' maar '... gij, een wilde olijfboom zijnde, onder (of: tussen) hen zijt ingeent ...'
Belangrijk is natuurlijk wat je onder die olijfboom verstaat. Ik zie geen enkele aanleiding om die boom als Israël te interpreteren.
- Israël wordt vergeleken met de natuurlijke takken en heidenen als takken van de wilde olijf die er tussen worden geënt.
En natuurlijk worden takken niet in takken geënt, maar de takken van de wilde olijf worden in de stam geënt.
- De wortel staat voor Jezus (Op. 5:5, 22:16, Jes 11:10) en de vettigheid voor de H.G. (olie is een beeld van de H.G.)
- De stam is dan een beeld van het hele stelsel van de verbonden en beloftes. De stam komt voort en wordt gedragen door de wortel.
De verbonden en beloftes bestaan en komen voort uit God.
- Heidenen worden door geloof in de edele olijf geënt, en de natuurlijke takken (Israël) worden door ongeloof afgehouwen.
Denk hierbij ook aan Johannes 15: Blijf in mij (in Jezus, niet in Israël), en ik in u.
- In Jezus zijn gelovige Joden en gelovige heidenen één, Opgenomen in het huisgezin van God. Zie Efeze. Een nieuwe schepping ...
Dus niet opgenomen en opgegaan in Israël. Israël kent immers vele burgers die door ongeloof niet bij het huisgezin van God horen.
Het gelovige deel van Joden hoort in die zin ook niet meer bij Israël. Paulus noemt hen die niet naar het hart besneden zijn niet-Joden.
Alleen zij wiens hart besneden is naar de geest zijn waarlijk Joden, geestelijke kinderen van Abraham; net als gelovige heidenen dat zijn.
- Volgens de profetieën blijft Israël onderscheiden van de rest van de wereld (al zijn ze wat betreft het geloof in Jezus één in Jezus).
hansvanburen schreef:Voor de uitleg van de Schrift moeten we dan ook bij hen zijn. Want het eerste voorrecht van de Joden is volgens Paulus dat hun de woorden van God zijn toebetrouwd. (Romeinen 3.1-2)
Inmiddels hebben wij ook de woorden Gods, dat was in die tijd wel anders.
Verder, de Messias belijdende rabbijnen hebben, net als wij, te maken met kopiën van kopiën van kopiën van de grondtekst.
Ook zij hebben hun eigen interpretatie door de eeuwen heen, net als wij. En ook zij hebben onderling vele verschillen net als wij.
En daarbij hebben we met de kloof van tijd en cultuur te maken.
Gelukkig is de H.G. er ook nog. Hij zal in de waarheid leiden. Ja daar gebruikt hij mensen voor, maar echt niet uitsluitend Joodse rabijnen.
hansvanburen schreef:"Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Nog zal het geschieden, dat de volken, en de inwoners van vele steden komen zullen;
En de inwoners van de ene stad zullen gaan tot de inwoners van de andere, zeggende: Laat ons vlijtig heengaan, om te smeken het aangezicht van de HEERE, en om de HEERE der heirscharen te zoeken; ik zal ook heengaan.
Alzo zullen vele volken, en machtige heidenen komen, om de HEERE der heirscharen te Jeruzalem te zoeken, en om het aangezicht van de HEERE te smeken.
Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Het zal in die dagen geschieden, dat tien mannen, uit allerlei tongen van de heidenen, grijpen zullen, ja, de slip grijpen zullen van een Joodse man, zeggende: Wij zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord, dat God met ulieden is." Zacharia 8.20-23
Dit gaat natuurlijk niet over deze tijd, maar over de tijd na Jezus' wederkomst als hij over de aarde gaat regeren.
Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen. (Kuitert)