naamloos schreef:Die vreselijke eigenschappen die in Romeinen 1 en 3 worden opgesomd ... dat moeten volledige psychopaten zijn die geen enkele (algemene) werking van de H.G. in zich hebben.
En ik geloof er niets van dat mensen gaan beamen dat ze zichzelf zo hebben leren kennen.
Het is hooguit napraten/aannemen omdat het nu eenmaal in de Bijbel staat. (in een bepaalde context)
Let maar eens op als iemand hen van 1 of meerdere van die extreme dingen beschuldigd, dan staan ze direkt (en terecht) op hun achterste benen.
En dat bewijst dat ze zichzelf met hun hart en verstand helemaal niet kennen als een wandelende Romeinen 1 en 3.
Je gebruikt de term "wandelende Rom. 1", maar daar zit volgens mij een manco aan: volgens mij wordt hier niet gesproken over individuele mensen die compleet psychopatisch zouden zijn, maar wordt er in Rom. 1 beschreven wat er kan gebeuren als God mensen overgeeft aan hun ontaarde hartstochten. De mate waarin dat gebeurt is daarbij
afhankelijk van hoe ver God hen daarin laat gaan. Dat is wat er eigenlijk beschreven wordt. Immers, vers 24 zegt dit:
Daarom ook heeft God hen in de begeerten van hun hart overgegeven aan de onreinheid om hun lichamen onder elkaar te onteren.De redenatie is dus dit: mensen hebben God niet als God erkend, hebben afgoden aanbeden (vers 18-23) en omdat ze dat gedaan hebben heeft God hen overgegeven om andere verkeerde dingen te doen, dus hun verkeerde hartstochten te vervolgen (het vervolg van vers 24).
Daarbij is het niet zo dat alles wat in het vervolg van vers 24 beschreven wordt, op ieder individueel mens praktisch van toepassing is, maar op
de mensheid als geheel. Dat blijkt al heel snel uit het feit dat de onnatuurlijke liefde waarover Paulus spreekt, gewoonweg niet door iedereen beoefend wordt (niet iedere man gaat bijv. met zijn buurman een homoseksuele relatie aan). Eerder is het een beschrijving van mogelijke gevolgen van de oerzonde van mensen: het verlaten van God en in plaats daarvan afgoden dienen. Afgodendienst heeft dus gevolgen en de gevolgen kunnen deze vormen aannemen en doen dat ook. Bijvoorbeeld: de Maya godsdienst (afgoderij) ging gepaard met mensenoffers, net als de Moloch dienst in het OT. Het ging ook gepaard met tempelprostitutie. Al deze dingen die Paulus beschrijft komen dus voor. Alleen niet voor ieder mens afzonderlijk op dezelfde manier en ook niet in alle opzichten, maar wel op de mensheid als geheel.
Eenzelfde opsomming van zonden vinden we bijvoorbeeld in het onderwijs van Jezus. In Markus 7 heeft Hij het over wat de mens onrein maakt: "kwade overwegingen, alle overspel, ontucht, moord, diefstal, hebzucht, allerlei kwaadaardigheid, bedrog, losbandigheid, afgunst, afgunst, lastering, hoogmoed, dwaasheid;"
Eigenlijk net zo'n rijtje als Paulus in Rom. 1 opsomt, waarbij ook geldt dat niet iedereen een moordenaar is, of een dief, een overspeler enz.
Het is ook vergelijkbaar met het rijtje dat Paulus in Gal. 5:19-21 opsomt over de werken van het vlees.
Of wat hij zegt over de oude mens in Kolossenzen 3:5-9.
Het zijn allemaal vrij identieke rijtjes die allemaal bij de mens zonder God horen. Daarbij wordt gesproken over een staat (een categorie) waarin een mens valt/verkeert: dat is de mens die ten diepste dood is (Ef. 2:1).
Maar wel is dit een gevolg van de zonde die ons allemaal heeft aangetast en het zit in potentie allemaal wel in ons. Paulus zegt ergens (Ef. 2:2) tegen de gelovigen dat ze vroeger ook in die zondige wegen gewandeld hebben. Er is dus een overgang geweest van het wandelen in de zonde naar het wandelen in Christus.
Tegenover de mens van de zonde zet de Bijbel de mens zoals God die bedoeld heeft: Christus en wie bij Hem horen, zullen ook de navolging van Hem beoefenen.
Wat Paulus dus zegt is: of je hoort bij de mens van de zonde (de mensheid waarbij al die zonden horen die in Rom. 1 worden opgesomd), of je hoort bij Christus (de mens waarin geen zonde is geweest). Paulus zet dan ook in de Romeinenbrief Christus tegenover Adam. Bij Adam hoort alles wat er aan zonde in Rom. 1 wordt opgesomd, bij Christus zijn alle deugden te vinden.
Wie wedergeboren is, zal erkennen: vroeger hoorde ik bij Adam en alles wat daarbij hoorde (de zonde), nu hoor ik bij Christus en alles wat bij Hem hoort.
Nu weer terug naar de term "wandelende Rom. 1". Je zegt dat de Heilige Geest werkzaam is in niet wedergeboren mensen. Dat veronderstelt dat ze door de Geest geleid worden en de Geest in hun hart hebben. Ik ben daar terughoudender in, ook op basis van Rom. 1. Want door de Geest geleid worden veronderstelt ook een relatie met Christus, maar dat is hier niet aan de orde. Ik zie het eerder een soort van weerhouding: een hand die voorkomt dat mensen nog verder op het pad van de zonde gaan. Maar die hand kan ook teruggetrokken worden en de mens kan aan zijn eigen hartstochten overgelaten worden. De geschiedenis leert ook dat dat soms gebeurt.
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)