Ieder mens leeft zo zijn/haar eigen leven.
Zolang alles voor de wind gaat, er geen grote of kleine tegenslagen zijn, is het gemor/geklaag van de mens "doenbaar".
Klagen zit in ieder mens.
Als het echter iets minder voor de wind gaat wordt het klagen ook erger.
Er zijn mensen die klagen dag en nacht.
Er zijn mensen die zelden klagen.
Zoals Chaya schreef: " niet klagen maar dragen en God bidden om kracht".
Men kan klagen over het weer, of het loon, allerlei aardse zaken meer.
zoals Marnix schreef gebeurd het ook vaak:
Klagen mag als God ver weg is, als je getroffen wordt door verdriet... hoewel het wel (net als in de Psalmen) een hopeloos klagen moet zijn............................
Hier wil ik nog wel even iets over schrijven.
God komt ook naar de mens met bezoekingen!
Het is een kwaad als wij tegen God morren/klagen omdat wij ontevreden zijn. ( en wie is dat nooit?!, niemand toch?! )
Het is zondig wanneer God een "gewone" godsbeschikking over ons heen zend en wij klagen.
Maar God kan ons ook een groter leed doen overkomen, of een bezoeking die langere tijd duurt.
En wat doet de mens dan van nature?
Men klaagt en blijft klagen, erger hun geklaag drijft hen af van God.
Men geeft God de schuld van hun ellende.
Men is ontevreden, indien men bidt en God verhoort niet, dan wordt men verbitterd.
FOUT!!!!
Laat men dan niet ontevreden blijven, maar God dankbaar zijn, voor wat men wel heeft.
Men heeft het leven nog!
Laat ik het eens vergelijken met een paard.
Als een paard niet tam wil worden, geen halster en bit wil dragen en dat na vele maanden nog steeds zo is, dan heeft men "niets " aan dat paard.
De eigenaar wil het paard voor menwedstrijden gebruiken of voor de fok, maar het paard is zó onwillig, er valt niets mee te beginnen.
De eigenaar kan besluiten het paard van de hand te doen, ook al had hij het zo lief.
God kan dat ook met een mens doen.
God kan zich ook afkeren van een mens die niet wil horen, die willens en wetens een zondaar blijft.
Die klaagt over al wat God hem schenkt, het is nooit genoeg, ergens anders is het beter.
En als er dan een groter leed over hem komt, dan zijn de rapen helemaal gaar, want het is Gods schuld, zegt men.
Ik zeg u, lees Hebreeuwen 12 vs 11 eens.
Daar staat geschreven: "En alle kastijding, als die tegenwoordig is, schijnt geen zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft zij zich een vreedzame vrucht der gerechtigheid degenen die dezelfde geoefend zijn".
Lees Psalm 88 maar eens, deze Psalm is de bedroefste en klaaglijkste Psalm in heel het Psalmen boek.
1 Een lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester, op Machalath Leannoth; een onderwijzing van Heman, den Ezrahiet.
2 O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U.
3 Laat mijn gebed voor Uw aanschijn komen; neig Uw oor tot mijn geschrei.
4 Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf.
5 Ik ben gerekend met degenen, die in de kuil nederdalen; ik ben geworden als een man, die krachteloos is;
6 Afgezonderd onder de doden, gelijk de verslagenen, die in het graf liggen, die Gij niet meer gedenkt, en zij zijn afgesneden van Uw hand.
7 Gij hebt mij in den ondersten kuil gelegd, in duisternissen, in diepten.
8 Uw grimmigheid ligt op mij; Gij hebt mij nedergedrukt met al Uw baren. Sela.
9 Mijn bekenden hebt Gij verre van mij gedaan, Gij hebt mij hun tot een groten gruwel gesteld; ik ben besloten, en kan niet uitkomen.
10 Mijn oog treurt vanwege verdrukking; HEERE! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.
11 Zult Gij wonder doen aan de doden? Of zullen de overledenen opstaan, zullen zij U loven? Sela.
12 Zal Uw goedertierenheid in het graf verteld worden, Uw getrouwheid in het verderf?
13 Zullen Uw wonderen bekend worden in de duisternis, en Uw gerechtigheid in het land der vergetelheid?
14 Maar ik, HEERE! roep tot U, en mijn gebed komt U voor in den morgenstond.
15 HEERE! waarom verstoot Gij mijn ziel, en verbergt Uw aanschijn voor mij?
16 Van der jeugd aan ben ik bedrukt en doodbrakende; ik draag Uw vervaarnissen, ik ben twijfelmoedig.
17 Uw hittige toornigheden gaan over mij; Uw verschrikkingen doen mij vergaan.
18 Den gansen dag omringen zij mij als water; te zamen omgeven zij mij.
19 Gij hebt vriend en metgezel verre van mij gedaan; mijn bekenden zijn in duisternis.
Het is waar; onze noden zijn geen zaak van vreugde, maar van leed.
Er valt nog zoveel meer te schrijven over de noden en het klaag van de mens, maar o wonder van genade God is met jou!
Zelf in de grootste nood, de zwaarste bezoekingen hoort God jouw woorden, kent jouw gedachten, ziet jouw handelingen, God heeft zelf beloofd dat Hij je nooit meer te dragen geeft dan een mens kan dragen.
Ga in uw nood nooit!!!!!!!! bij God vandaan.
Als u denkt dat God u heeft verlaten, verlaat God dan niet, want uw gedachten zijn des duivels.
God verlaat u nooit!
De ziel zou moeten zeggen: "Ik zie dat God Zijn aangezicht voor mij verbergt in mijn benauwdheden/bezoekingen, maar....verlaat niet dat smalle pad, maar doe alles wat je kan om God achterna te gaan.
Eens, op Gods tijd zal er verhoring komen over al jouw smekingen en klagen.
Niet klagen maar dragen en God om bijstand - BLIJVEN- vragen!
GOD HOORT en VERHOORT!
ongerechtigheden hadden de overhand over mij, maar onze overtredingen die verzoent Gij