Berichtdoor gravo » 22 mar 2019 13:28
Een karikatuur is een bewuste negatieve beoordeling van het geheel op basis van een weinig tot nauwelijks voorkomende uitzondering binnen dat geheel. Een uitwas wordt dan aangegrepen om alles en iedereen te typeren en te beoordelen. Dat is een kwalijke benadering.
Maar het kan ook zo zijn dat een beweging, een kerk of een gemeenschap haar identiteit wel degelijk bepaalt op grond van een uniek, opvallend en aanwijsbaar punt in leer of leven.
Naar mijn mening is dat het geval in de GG. Dit punt, namelijk dat alles draait om de vraag of ons geloof nu waar is of onwaar, echt of onecht, is wel degelijk kenmerkend voor de leer en het leven binnen de GG.
Dit punt kan ook bijna alles verklaren (zie mijn visie op het curatorium). Werkelijk elke gedachte, elk woord, elke daad kan hiermee in verband worden gebracht. Er is geen enkele gradatie in geloof bij de GG. Je hebt het of je hebt het niet.
Dat blijft zelfs overeind bij tegenstellingen in leer en leven.
Normaal gesproken zou een ware gelovige ook een vroom en onberispelijk leven moeten leiden en een ongelovige zich weinig gelegen laten liggen aan Gods geboden.
Maar omdat men in feite niet afgerekend wordt op de uiterlijke kant van de zaak, is iemands leven geen graadmeter.
Het kan zo zijn dat iemand die uiterlijk aan alles voldoet met kerkgang, bidden, Bijbellezen, een christelijke ethiek in de kerk, de samenleving en thuis, een wijze moeder, een goede vader, een Bijbelkenner, een gewaardeerde spreker over geloofszaken, een keurige man of vrouw, toch, ondanks al deze uiterlijke positieve punten géén kind van God is, waarmee het alles (als het er echt op aan komt) geen enkele waarde heeft. Natuurlijk men heeft liever zo'n keurig mens, maar het is dan toch een schijn-christen al weet niemand of hijzelf dat (nog) niet. Dat zal later wel blijken in het laatste oordeel. Want men blijft daarvoor persoonlijk verantwoordelijk.
Het kan ook zo zijn dat iemand die keer op keer op het randje leeft, onvriendelijk is, zondigt tegen de samenleving en tegen mensen door fraude, seksuele drift, zakelijk onfrisse praktijken, een slechte werkgever is, drinkt of verslaafd is aan werk, seks of macht, ondanks al deze dingen toch een waar kind van God is, omdat God hem begenadigd heeft en hem of haar opnieuw geboren heeft laten worden. Dat zal ook gaan blijken uit geloof en bekering, maar intussen, voordat het zover is, kan de zaak wel zo liggen. Veel bekeringsverhalen kennen dit stramien: uitgebreid wordt het "eertijds", de vele vuile zonden van vroeger aangehaald. De wedergeboorte wordt in die verhalen verteld als een pure genade die onafhankelijk en onzichtbaar voor de ontvanger ergens, ooit werd gegeven. Theologisch gezegd: Gods genade is vrij. Populair vertaald: d'r valt niets over te zeggen.
De conclusie is volgens mij dat je dus helemaal nergens van kunt uitgaan. Er zijn geen garanties over de echtheid of de onechtheid van geloof. Want ook de mensen die zo'n aannemelijk bekeringsverhaal vertellen, zo'n blauwdruk over hoe het zou moeten, ook die kunnen dat weer hebben verzonnen. Die zijn "van elders ingeklommen". Men heeft vele beelden paraat van al het geloof dat schijn is.
Van de kansel heb ik wel waarschuwend horen roepen: "Ja, men zegt dan dat men gelooft, men gelóóft dat men gelooft..., maar dat is niet het ware werk van God. Laten we onszelf maar niet bedriegen".
Je krijgt dus in de GG nooit een poot om op te staan. Maar dat wordt dan weer als een goede geestelijke houding gezien (God doet een afbrekend werk op aarde). Maar als je daar dus troost en vertrouwen uit zou willen putten (alles is mij uit handen geslagen, een goed teken!) dan hoort daar toch een keer een vervolg op te komen waarin het geloof wél wordt opgebouwd en bevestigd.
Je kunt toch niet je leven lang in angstige onzekerheid blijven leven? Je kunt toch niet tot je dood alleen maar hebben overdacht hoe groot je zonden en ellende zijn? Is dat de inhoud van het geloof? Is dat de bedoeling van een gelovig christelijk leven? Wanneer en hoe ontvangen wij nu wél die zekerheid des geloofs?
En als je uiteindelijk meent dat je die zekerheid mag hebben....komt dan de vraag naar de echtheid niet weer in volle hevigheid terug!
Wat, als het nu toch allemaal weer inbeelding was?
Het is een volstrekt onoplosbaar dilemma. Men heeft geen christelijke kennis, geen dienst, geen woord, geen hulp in huis, waarmee men het geloof van iemand kan herkennen, erkennen en bevestigen.
Je staat er, als het hier op aankomt, volstrekt alleen voor. Waar is de gemeenschap der heiligen? Alleen in de consistorie?
Helaas is dit dilemma waar veel mensen in de GG mee zitten geen karikatuur. Het dilemma is:
1. Alles komt aan op persoonlijke wedergeboorte. Daar staat of valt alles mee.
2. Niemand is in staat om met zekerheid te zeggen dat die persoonlijke wedergeboorte een feit is.
Uiterlijkheden zijn geen garantie. Vergissen is altijd (!) een mogelijkheid.
Als onvermijdelijk gevolg hiervan zie je dan ook het volgende in de volle breedte van het kerkverband optreden:
1. Dat men bijna nooit over de eigen, persoonlijke wedergeboorte (als feit) spreekt.
2. Dat men zich, uit angst om niet teveel te zeggen of te claimen, voor de zekerheid(!) maar beschouwt als (nog) niet wedergeboren.
Daar komt de avondmaalsmijding vandaan.
Mij lijken deze fenomenen zo evident (iedereen kan dit zien), dat ik denk te kunnen zeggen dat de GG hierdoor wordt getypeerd en dat het daarom geen karikatuur is.
gravo
PS. Voor de predikanten van de GG geldt bovenstaande allemaal niet. Zij gaan ten hemel in en erven koninkrijken.
'Von Gott wissen wir nichts. Aber dies Nichtwissen ist Nichtwissen von Gott'
(Franz Rosenzweig, Der Stern der Erlösung)