Arco schreef:Jij betoogt met ondersteuning van deelargumenten, dan kan je argumenten per deel ontvangen. Vele argumenten zijn al de revue gepasseerd, die jij wegwuift onder allerlei onsamenhangende argumenten. De genoemde woorden zijn bijzonder vanwege het zeldzame voorkomen, enkele daarvan zijn uit vroeg-Egyptisch (niet uit het Egyptisch gangbaar in de tijd dat de bronnen zouden zijn ontstaan) en het gebruik ervan in verschillende veronderstelde bronnen.
Zoals gezegd, bewijs graag.
Laat één ding heel helder zijn: ik hoef de Bijbel niet in bescherming te nemen. Vanuit mijn kennis ageer ik tegen het sprookje van de bronnentheorie. En bij mij is het zo: “De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap”.
En hoe moet je bewijzen dat er geen bewijs is? Dan moet je komen met argumenten, zoals zeldzame woorden, leenwoorden, spelling, etc. Dan moet je komen met oude bronnen die stellen dat Mozes de Torah heeft geschreven: Jozua, 2 Kon. 23, Nieuwe Testament, Flavius, Talmoed, kerkvaders, etc. Dan moet je aantonen dat het klankverschil niet slaat op een bronverschil, maar op een karakterverschil.
Als je wordt tegengesproken met “de Bijbelwetenschap begon pas in de 19e eeuw”, maar erger dat de Heere Jezus, Mijn Verlosser, geen letterkundige hoeft te zijn en het mis heeft dat Mozes de Torah heeft geschreven, dan moet ik toch wel heel gek zijn om te blijven reageren. Want er is een tekst die zegt: “Antwoord een dwaas niet naar zijn dwaasheid” en ook: “Antwoord een dwaas naar zijn dwaasheid”.
Om de bronnentheorie te weerleggen, moet je ten eerste goed op de hoogte zijn wat de stand van zaken is in de wetenschap. En als je dan niet overtuigd bent, moet je voor de fenomenen waarvoor de bronnentheorie (in verschillende versies) een verklaring voor claimt te geven, een verklaring bieden die dezelfde fenomenen verklaart, alleen met een slimmere hypothese. Of je moet aantonen dat de empirische gegevens waarop de bronnentheorie (in verschillende versies) zich op beroept, niet op de bronnentheorie wijzen.
Ten tweede moet je afzien van argumenten op gezag. Die hebben geen plaats in een wetenschappelijke discussie. Net zo min als ik zeg: de wetenschap zegt het, dus het is waar; zo min mag jij zeggen: Jezus zegt het, dus het is waar. Nu ja, je mag het wel zeggen, maar dan heeft het geen zin meer om naar de relevante argumenten te gaan kijken, omdat dan blijkt dat je liever uitgaat van onwetenschappelijke ideeën. Met andere woorden, laten we ons beperken tot letterkundige, taalkundige en historische argumenten.
Nog even mijn argumenten op een rij:
Tanach (OT) teksten met Mozes als auteur genoemd:
Ex. 17:14, Num. 33:2, Deut. 31:9, 19, 22 en 24
NT teksten met citaat en Mozes als auteur:
Mat. 8:4, 19:7, 22:24, Mark. 1:44, 7:10, 10:4, 12:19, 26, Luk. 2:22, 5:14, 20:28, 37, Joh. 8:5, Hand. 3:22, Rom. 10:5, 19, 1 Kor. 9:9, Hebr. 12:22
NT teksten met Mozes als auteur genoemd:
Luk. 16:29, 24:27, Joh. 1:17, 46, 5:46, 7:19, 23, Hand. 13:39, 15:5, 21, 26:22, 28:23, 2 Kor. 3:15, Hebr. 10:28
Jozua, Misjna, Talmoed, Midrasj, Sirach Flavius, kerkvaders, en zo meer zeggen allemaal dat Mozes de auteur van de Torah/Pentateuch is.
Natuurlijk zeggen ze dat. Het is echter een vrij normaal fenomeen dat de basistekst van een volk wordt toegeschreven aan een groot figuur. Een vergelijkbaar fenomeen zie je in het vroege christendom in de tweede eeuw en later als ze allemaal brieven, openbaringen en evangeliën op naam van apostelen gaan zetten. Of wanneer Joden openbaringen op naam van Henoch gingen zetten.
Een late datering van de Pentateuch heeft een aantal taalkundige problemen:
1. In de Hebreeuwse spelling is het mogelijk om chaser (gebrekkig) en malé (volledig) te spellen. Omdat het Hebreeuws geen klinkers kent, maar wel enkele letters die zich voordoen als klinkers, de zogenaamde leesmoeders. Voornamelijk de letters aleph, hé, waav en jod worden gebruikt om een klinker weer te geven. Het opvallende is dat in de Pentateuch vooral chaser gespeld wordt, terwijl de latere profeten en andere latere teksten veel vaker malé gespeld wordt. Dit heeft mogelijk te maken met de bekendheid van de uitspraak, want de niqoed (leestekens) is een latere uitvinding. Dus als je uitgaat van een late datering, waarom is in de Pentateuch dan vaker chaser gespeld, in plaats van de toen gangbare malé spelling?
Een late datering is relatief. De Pentateuch bevat een groot deel van de oudste Hebreeuwse teksten. Volgens de meest gangbare versies van de bronnentheorie zijn JEDP tussen de 10e en de 6e eeuw geschreven. Sommigen dateren alleen P na de ballingschap, maar ook dan zeggen ze dat P ouder materiaal heeft opgenomen.
Kortoma, no problemo.
2. Het gebruik van leenwoorden. Het is opvallend dat in de Pentateuch met enige regelmaat gebruik maakt van Egyptische leenwoorden. Het meest bekende voorbeeld is “tevah” (kist/ark), gebruikt voor de ark van Noach en de ark van Mozes. Dit woord tref je nergens anders meer aan. Volgens de documentaire hypothese tref je het woord aan in de bronnen E en P. Opvallend dat dit zeldzame woord in twee bronnen voorkomt. Daarnaast is het ook opvallend de afwezigheid van Aramese leenwoorden. Rond de Babylonische ballingschap doen veel Aramese leenwoorden hun intrede in het Hebreeuws. In de Pentateuch komt maar één Aramees woord voor, en dat is zelfs een naam. Als de Pentateuch laat gedateerd moet worden, zoals de documentaire hypothese betoogd, waarom zijn er geen Aramese leenwoorden in de Pentateuch te vinden en juist wel Egyptische leenwoorden, zoals achlamah, chanik, leshem, sha`atnez en tachara?
Ok. Ik zal er eens naar kijken. Eerder claimde je dat bep Egyptische leenwoorden veel ouder zijn dan de vermeende bronnen van de Pentateuch. Daarvoor graag bewijs.
Voor nu noteer ik dat het aantal Aramese invloeden op de Pentateuch hoger ligt, maar inderdaad relatief veel lager dan in jongere teksten. Dit is geen probleem voor de bronnentheorie, aangezien de meeste bronnen vóór de ballingschap gedateerd worden.
Ook het voorkomen van Egyptische leenwoorden an sich is geen probleem, aangezien Egyptische invloeden zeer groot waren in de periode 1000-600.
3. In de Pentateuch komt een aantal keren het zogenaamde ketiv/qere voor. (voor degene die dat niet weet: in de tekst zijn soms wat woorden te vinden, waarvan het vermoeden is dat deze onjuist zijn gespeld. Maar uit respect voor de tekst, hebben de latere Masoreten de tekst laten staan en in de kantlijn een aantekening gemaakt. Hierdoor weet de lezer, dat de tekst iets anders uitgesproken moet worden. Ketiv is het geschrevene, het qere is de uitspraak. De meeste vertalingen gaan mee met het qere) Waarom heeft de redacteur de ketiv/qere teksten niet gecorrigeerd? Neem nu de Samaritaanse Pentateuch, daarin zijn de meeste ketiv/qere gecorrigeerd naar qere.
We hebben de tekst van de redacteur niet meer. Dus misschien had de tekst van de redacteur wel alle goede varianten, maar zijn er later door overschrijven fouten gemaakt.
Dus ik kan echt niet begrijpen hoe je dit als een bezwaar kunt zien.
Gen. 13:10 is J, dus geschreven tussen 10e en 7e eeuw. Ver voor de ballingschap. Kortom, geen probleem.Een aantal andere problemen met een late datering van Pentateuch:
1. In Gen. 13:10 wordt de Jordaanvallei vergeleken met ‘het land Egypte, in de richting van Zoar’. Mozes kende het land Egypte, hij kon dus indenken hoe de Jordaanvallei eruit zag voor de verwoesting van Sodom en Gomorra. Bij een datering rondom de Babylonische ballingschap verwacht je eerder een vergelijking met Mesopotamië. Hoe kan dat?
Overal in de Hebreeuwse Bijbel zijn Egyptische invloeden merkbaar. Ook in jongere teksten. De meeste teksten van de Hebreeuwse Bijbel zijn waarschijnlijk in Jeruzalem, of Sichem, of een vergelijkbaar groot centrum in Palestina, geschreven. Israël heeft altijd in cultureel contact gestaan met Egypte, al zal dat de ene periode meer geweest zijn dan de andere.2. De geografische omschrijvingen en de omschrijvingen van de flora en fauna is onmiskenbaar meer Egyptisch dan Mesopotamisch. Bijvoorbeeld de zeekoeienhuid die gebruikt werd voor de tabernakel is te vinden in de Rode Zee, maar niet in Israël of Mesopotamië. Hoe kan dat?
3. De Ketef Hinnom Scroll is een zilveren rol uit de 7e eeuw voor Chr. Het bevat de tekst uit Num. 6:24-26. Deze tekst valt volgens de Documentaire Hypothese onder bron P. Deze bron wordt verondersteld uit de 5e eeuw voor Chr. te zijn. Dus de gevonden tekst is ouder dan de veronderstelde tekstbron. Hoe kan dat? Voor alle dateringen geldt: je kan de bron net zo lang vervroegen tot je bij Mozes uitkomt.
Dit is onjuist. Ten eerste is de tekst op die rol niet Num. zoveel, maar een tekst met lacunes die zeer sterk op Numeri lijkt. Een literaire verwantschap is daarom aannemelijk.
De datering van die rol staat niet helemaal vast. Het kan ook 6e eeuw zijn.
Bron P wordt door sommigen inderdaad in de 5e eeuw gedateerd, maar door anderen, en dat zijn er ook heel veel, in de 7e of 6e eeuw. Dat is onafhankelijk van deze rol.
Doorgaans neemt men aan dat P niet allerlei nieuwe dingen verzint, maar een heleboel traditionele overleveringen heeft overgenomen.
Er is dus geen probleem: als P later is, heeft P Num. 6:24-26 uit een bestaande tekst/traditie overgenomen, bijvoorbeeld de liturgie van de tempel. Als P vroeger is, zou het kunnen dat deze amulet een tekst uit P citeert.
Dit is wel erg achterhaald. Al lang is het duidelijk dat in de bloeiende stadstaat Ras Shamra/Ugarit heuse literaire teksten werden geschreven in ruwweg de 15e-12e eeuw. Echter, er is geen enkel hard bewijs voor Hebreeuws vóór de 10e eeuw (hoewel we weten dat het Hebreeuws al in de eeuwen daarvoor ontwikkeld moet zijn vanuit het Kanaänitisch), laat staan voor een hoog-ontwikkelde schrijverscultuur die nodig is om een complexe tekst als de Pentateuch te produceren.4. De documentaire hypothese gaat uit van de gedachte dat de schrijfkunst niet zo vroeg, als in de tijd van Mozes, kan bestaan. De evolutionaire gedachte draagt daaraan bij. Echter, juist in de laatste jaren zijn er vondsten gedaan waaruit blijkt dat de schrijfkunst wel al bestond in de tijd van Mozes. De Ras Shamra inscripties, de Amarna brieven en de Kanaänitische inscriptie op de traditionele berg Sinaï zijn daar bewijzen van.
Tot zover.