Holst schreef:Ik moet zeggen dat ik blij ben dat je dat vraagt. Ik geloof namelijk dat de 7 gemeente uit openbaringen 7 perioden voorstellen tussen de dood, en de wederkomst van Christus. De gemeente van laodicia stelt daarbij de periode van lauwheid en zelfingenomenheid voor. Ik geloof dat wij nu in die periode leven als ik kijk naar de christenen om mij heen. Ik vind het gruwelijk dat veel kerken voornamelijk uit ongelovigen bestaan. Deze hebben namelijk ook invloed op de gang van zake. Ik heb in een kerk gezeten waar minder dan de helft deelnam aan het avondmaal. Hoe is dat ooit goed te praten? zij horen de gemeente te leiden, en kennen zelf christus niet! Ik geloof dat de gemeente alleen uit gelovigen bestaat, ook geloof ik dat elke gelovige een actieve houding moet hebben binnen de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld te evangeliseren, helpen bij de jaarlijkse braderie etc.
Maar wat vind jij ervan Gravo?
Allereerst vind ik dat je de juiste naam bij een citaat moet plaatsen. Het citaat in jouw post was van Honesty niet van mij.
Verder zou ik willen reageren op wat je zegt over de gemeente. Jij zegt dat je gelooft dat de gemeente alleen uit gelovigen bestaat. Zo zou ik het niet zeggen. Mijn positie is dat ik vooralsnog aanneem dat de leden in de gemeenten allen gelovigen zijn.
Ik weet (en jij waarschijnlijk ook) dat een gemeente uit veel mensen bestaat die aanwezig zijn om andere redenen dan hun eigen persoonlijke voorkeur. Vaak kiezen mensen er voor om in de gemeente van de partner te blijven. Vaak zijn kinderen door geboorte lid geworden, of in ieder geval regelmatig aanwezig in de gemeente. Er zijn daaronder ook mensen die nooit een persoonlijke keuze voor of tegen die gemeente hebben genomen, of die geen uitsluitsel voor zichzelf hebben als het om geloof gaat. Misschien zit het geloof bij hen niet niet zo diep. Misschien geloven zij zelfs wel pertinent niet. Ook komt het voor dat mensen inmiddels door twijfels worden overmand en innerlijk al meer afscheid van kerk en geloof hebben genomen dan uiterlijk blijkt. Kortom, we moeten altijd de realiteit onder ogen zijn dat er meer en minder gelovige gelovigen in de gemeente aanwezig zijn.
Echter, wij hebben geen instrumenten om dat echt te beoordelen. Of je moet gaan turven hoe vaak iemand bereid is koekjes te bakken voor bij de koffie, hoe vaak iemand wel of niet bereid is een taak in de gemeente op te nemen, of hoe vaak iemand aanwezig is. Dat turf-lijstje is eindeloos, maar het geeft geen antwoord op de vraag wie nu een echte gelovige is of niet. Dat is een zaak van het hart. Tussen God en mens.
Onze turf-lijstjes zijn allemaal schijn-criteria die niets zeggen over de persoon in kwestie, maar alles over degene die met het turf-lijstje in de weer is (namelijk dat hij het wezenlijke verwart met bijzaken).
Ondertussen moet je toch omgaan met die grote diversiteit van mensen in de gemeente. Als je niet met zekerheid kunt bepalen wat zich tussen God en mens in iemands hart afspeelt, kun je niet veel anders dan iedereen gelijk behandelen. Dat komt de gemeenschap ten goede.
Ik pleit er dan maar voor iedereen als mijn broeder of zuster te zien (voor de goede orde: als een ware gelovige dus), omdat de gemeente immers gebouwd is op het fundament Christus. Hij is het Licht der wereld. De Weg, de Waarheid en het Leven. Dat is zo positief, zo heerlijk en zo verlossend, dat het in de rede ligt om Zijn Gemeente eerst en vooral als een gemeenschap van Zijn volgelingen te zien (en niet als een schare ongelovige heidenen).
Wij weten bovendien dat Jezus Christus vol van vergeving is. Dus als er volgelingen aanwezig zijn die toch niet helemaal zonder vlek of rimpel zijn (en wie is dat wel?), dan mag ik toch aannemen dat die zonden ook gewassen zijn in Zijn bloed?
En daarom ga ik er van uit, dat de gemeenteleden die ik tref (en die geen aanleiding geven om iets anders te vermoeden) ware gelovigen zijn, ware kinderen van God, wedergeboren, bekeerd, gerechtvaardigd en geheiligd (het
all-in-one pakket dus).
Elke andere aanname vind ik gevaarlijk.
Tenzij je natuurlijk wilt uitgaan van het volstrekte tegendeel: namelijk dat alle aanwezigen ongelovige heidenen zijn, uitgezonderd dat éne ware kind van God, de dominee, die in een zwart pak op de kansel staat.
Wat dat allemaal uitricht in de gemeente, daar heb ik helaas teveel misstanden van gezien.
Mijn visie heeft voor mijzelf juist een bevrijdend inzicht gegeven als reactie op zo'n duistere en sombere idee over de gemeente. Het heeft mijn vermoeden gesterkt dat er waarachijnlijk veel meer ware wedergeboren kinderen van God in de gemeente aanwezig waren, dan indertijd in mijn gemeente werd gesuggereerd.
Daar was men het min of meer eens met de stelling dat we allemaal onbekeerd waren en nog allemaal zondaren waren gebleven en dat er nog een wonder aan ons aller hart diende te gebeuren.
Maar om mij heen zag ik zeer veel meer vriendelijke, gelovige en serieuze mensen, dan ik op grond van die stelling voor mogelijk had gehouden. Ik kon onmogelijk begrijpen dat dat nu zulke ongelovige heiden waren.
Ik heb me toen een keer voorgesteld dat het misschien compleet anders was. Dat veel mensen die te horen kregen dat ze nog niet bekeerd waren, dat ze niet aan het avondmaal mochten komen, dat die mensen (die daarom ook niet aan het avondmaal durfden te gaan) misschien wel degelijk kinderen van God waren. Maar dat dat alleen bekend was bij God en die mensen zelf. Terwijl anderen (met name de immer zo gewichtige kerkenraad die boven alle twijfel verheven was) daar volledig overheen keken. Dat die generalisatie (we zijn nog allemaal onbekeerd) dus een onterecht collectief oordeel was, volstrekt ongepast.
Toen ik me dat voorstelde, leek ik veel dichter bij de waarheid te zijn, dan daarvoor. het klopte beter met wat ik zag en hoorde.
Daarvoor meende ik ook dat alleen de dominee en de ouderling zalig konden sterven.
Iedereen werd immers elke zondag twee keer opgeroepen om zich te bekeren?
Nog hoor ik die alsmaar herhaalde litanie in mijn oren:
" Bent u hier misschien al 20 jaar onder de predking, 40 jaar? 60 jaar? 80 jaar?.... en nog onbekeerd?"
Daaruit kon je maar één conclusie trekken: we zijn allemaal nog onbekeerd. Jong of oud. En het zal nooit veranderen.
Maar daarna, toen ik me voorstelde dat het misschien in werkelijkheid anders was, toen voelde ik me een stuk geruster.
Het sloot naar mijn idee ook beter aan bij hoe in het NT de gemeente wordt aangesproken. Ook gemeenten waar wel wat op aan te merken is.
De waarheid van dat vermoeden kon ik natuurlijk nog steeds niet definitief beoordelen.
Maar dat oordeel is ook niet aan ons. Net zomin als een gesuggereerde collectief oordeel van onbekeerdheid dat is.
gravo