Berichtdoor _Sjors_ » 17 dec 2015 20:19
Zo vorsend kom ik niet tot een sluitend antwoord wbt de precieze toedracht van zaken. Toch zal ik ook een poging doen om redelijkerwijs een verklaring te geven. Let wel: redelijkerwijs, zonder de Schrift geweld aan te willen doen.
Laat ik vooropstellen dat ik letterlijk geloof wat God heeft geschreven in Genesis. De schepping heeft in 6 dagen plaatsgevonden. Waarom moeilijk doen als God het zegt! Het Woord (Johannes 1:3; Kolossenzen 1:16) kon alle dingen gemakkelijk in zes dagen tot bestaan brengen, want er is niets te moeilijk voor Hem - zie Job 42:2; Psalm 33:9; Lukas 1:37!
Laat ik dan beginnen met de vooropstelling dat men zich tijdens deze schepping op het aardoppervlak bevind. Zoals de Geest Gods zweefde op de wateren. Dat is bepalend voor deze exegese.
Dag 1:
1 In den beginne schiep (*1) God de hemel en de aarde.
2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
3 En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht.
4 En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding (*2) tussen het licht en tussen de duisternis.
5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
Vers 1--->God schiep (*1) de hemel en de aarde als iets nieuws, vanuit het niets. Ex nihilo dus, zoals scheppen bedoeld is en niet vanuit iets dat er al was iets maken (*3) zoals op dag 4 het geval is. Volgens mij is dit wel belangrijk om te onderscheiden, want waarom 2 verschillende woorden gebruiken voor hetzelfde gebeuren? Dat is zeldzaam het geval in de grondtekst m.i. Het betreft dus alle materie en de ruimte, inclusief zon, maan en sterren. Deze geven licht, maar dit licht bereikt het aardoppervlak (nog) niet.
Vers 2--->De aarde is gehuld in duisternis (duisternis was op de afgrond), omhuld dus met een niet lichtdoorlatende atmosfeer (wellicht interplanetair stof en gruis, let op dit is een vooronderstelling). Ik refereer in deze aan bv Job 38 en dan i.h.b. vers 9.
Vers 3--->Deze donkere windeldoek ofwel atmosfeer (zie Job 38:9) klaart nu voldoende op om het licht te laten doordringen tot op het water dat nog immer het aardoppervlak bedekte.
Vers 4/5->Het licht dringt door, aan de ene kant van de aarde is het licht en aan de andere kant van de aarde is het donker.
Dan nu Dag 4:
14 En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren!
15 En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde! En het was alzo.
16 God dan maakte (*3) die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren.
17 En God stelde (*4) ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde.
18 En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was.
Vers 16--->God maakte (*3) de hemellichamen, die al ex nihilo geschapen (*1) waren in vers 1. Ze werden nu echter duidelijk waarneembaar gemaakt (*3), dit zou kunnen gerealiseerd zijn door de “windeldoek” (Job 38) oftewel de duisternis volledig te laten verdwijnen.
Vers 17--->God stelt (*4) deze al bestaande hemellichamen. Ze krijgen een waarneembare plaats, baan of traject.
Vers 18--->De aarde krijgt rotatie, dag en nacht wisselen elkaar af en de hemellichamen zijn nu beschikbaar voor kalenders (afgebakende tijd) en navigatiedoeleinden. Alles is in principe klaar en in gereedheid gebracht voor mens en dier!
*1-->bara
*2-->badal
*3-->asah
*4-->nathan
Mocht u het niet eens zijn met deze benadering? Geen probleem! De Bijbel treed sowieso niet in detail, en bied nog ruimte voor enige interpretatie. We krijgen niet alles voorgekauwd. Het blijft een summiere verklaring van hoe het zou kunnen zijn, zonder m.i. daarbij de Schrift geweld aan te doen. Geen vaststaand evangelie dus. In de hoop dat de wetenschap kan loskomen van zijn vooropgestelde filosofische, evolutionaire, materiële en dus in weze onwetenschappelijke onstaansmodellen, verblijf ik, toch ietwat fantaserend binnen kaders!, maar je weet maar nooit!
Met vriendelijke groeten,
Sjors.
In den beginne schiep God den hemel en de aarde. (Genesis1:1)