Mortlach schreef:Ik heb de rest gelezen, maar pik dit er eventjes uit. Waarom is de zin "Bestaat God?" onzinnig? Ik zie een werkwoord en een onderwerp, dus grammaticaal klopt dat. Tenzij je in de definitie van 'God' bestaan al hebt ingesloten, maar dat blijkt niet direct uit de term. Sowieso bedoel je dan semantisch gezien onzinnig en niet grammaticaal gezien onzinnig.
Ik haalde het woord 'grammaticaal' uit http://www.pthu.nl/actueel/nieuws/Nieuw ... preekt.pdf , hoofdstuk 2.
Afgezien daarvan sluit volgens Anselmus het begrip God (datgene waarboven niets hogers gedacht kan worden) het bestaan in. En uitspraken als 'God is x' zijn verdacht vanwege het feit dat God zijn eigenschappen is. Zijn wezen (essentie) verschilt dan niet van zijn eigenschappen. (eenvoudigheid, simplicitas) Tenminste, bij Thomas van Aquino. Maar hierbij het citaat over 'grammaticaal onzinnig':
De meeste mensen hebben een stevig antwoord op een vraag die eigenlijk
grammaticaal gezien een onzinnige vraag is. Dat is de vraag: „Bestaat God?“
Waarom is deze vraag onzinnig? Nog afgezien van de metafysische vraag of men
het „zijn“ aan God, die, per definitie, de oorsprong van het zijn is, kan toeschrijven en
afgezien van de logische vraag, op welke wijze God attributen toegekend kunnen
worden, die zijn afgeleid van onze perceptie van de werkelijkheid, is de vraag al
grammaticaal onzinnig.
Laten wij er nu eens van uitgaan dat bij deze vraag het woord God Zijn uniciteit
impliceert, dan staat de term God in deze zin de facto voor een individu of een naam.
Omdat echter in ieder geval voor degene, die deze vraag ontkennend beantwoordt,
God onbekend is - Hij bestaat voor hem immers niet -, vraagt hij met deze vraag of
dat bestaat, wat hij niet kent. De vraag zou dus ook kunnen luiden: „Bestaat ‘weet ik
veel’”? Ik denk dat het duidelijk is, dat deze vraag onzinnig is (zie Psalm 53: 2 en
Anselmus van Canterbury: Proslogion [1077/78]). Ik wil hier geen verhandeling
houden om het atheïsme belachelijk te maken, maar ik wil alleen maar aantonen dat
de helaas heel vaak onderschatte grammatica - ook theologisch - van het grootste
belang is voor onze manier om kennis op te doen. Of, omgekeerd, dat we ons in de
theologie moeten bezinnen op de vraag van welke grammatica we gebruik maken en
in hoeverre onze bevindingen afhankelijk zijn van de juist door ons gebruikte
grammatica. In ons voorbeeld: Hoe zeer de vraag zich ook aan ons opdringt of God
wel of niet bestaat, wij moeten benadrukken dat het niet mogelijk is de vraag op deze
manier te stellen.
Als wij namelijk zelf niet kunnen weten wie God is, of in welke vorm een dergelijk
wezen bestaat, dan zijn we afhankelijk van Gods openbaring, dus van de manier hoe
God zichzelf mededeelt. In de christelijke theologie, is men het alom erover eens dat
we misschien sporen van Gods activiteit in de natuur of geschiedenis kunnen zien,
maar dat Gods echte openbaring gebeurt in het Woord, zoals wij het aantreffen in de
Bijbel. 42 De vraag is alleen hoe Gods Woord mij in de Bijbel tegemoet komt?
Zou je mij een stapje tegemoet willen komen en voortaan de NBV willen citeren?
Ik hoop er aan te denken.
Met vaccuum bedoel ik dat delen van de Bijbel een reactie zijn op het politieke/culturele klimaat en de situatie van de Joden. De delen die in de Babylonische ballingschap zijn geschreven, bijvoorbeeld. De krachtige stellingname tegen de religieuze gebruiken van omliggende volkeren. Ik schreef eerder al dat religie in mijn ogen vaak (deels) een propagandafunctie heeft.
Helder.
Ja, dat is een zelfversterkend effect. Iets wordt belangrijk geacht en dus bewaard, en belangrijk geacht omdat het bewaard is.
Toch is ook de Thora binnen de joodse geschiedenis niet altijd even erg gewaardeerd. Er waren goddeloze koningen die aan God noch gebod deden. Ik herinner me dat Josia op een gegeven moment het wetboek weer terugvindt en er weer een godsdienstige opleving komt. Het bewaard blijven van het OT/NT ziet men ook wel Gods bewarende hand. Dat is natuurlijk een totaal andere manier van kijken naar overlevering.
De christelijke godsdienst is mij nooit eigen geweest. Dat is uitgedoofd toen mijn grootouders overleden en we de schijn niet meer hoefden op te houden.
Ok. En ondanks dat blijft er in de mens schijnbaar (blijkbaar?) iets wat zoekt naar het hogere. Anders had je het boeddhisme ook niet nodig. Tenzij je het puur beschouwd als levensvulling, als een soort vlucht voor de harde naturalistische wereldbeschouwing.
Ik ben huiverig al de definitieve label op deze analoog te plakken, al was het maar omdat dezelfde woorden soms zeer verschillende dingen betekenen. De Boeddha kwam met deze analoog inderdaad in een gesprek over reïncarnatie.
Duidelijk.