Dalethvav zegt:
Vóórdat God de vervallen hut van David gaat herstellen, gaat Hij éérst de heidenen bezoeken om uit hen een volk aan te nemen. M.a.w. die hoeven dus geen Jood te worden, dat kunnen dus gewoon "gelovigen uit de heidenen" blijven i.p.v. Joodse volgelingen van Jezus te worden. Dat moment, dat God begon de heidenen te bezoeken, was toen aangebroken.
Pas daarna, nadat God een volk uit de heidenen aangenomen heeft, zal Hij wederkeren om de tabernakel (hut) van David weder op te richten.
En
Dalethvav zegt:
Wat dat betreft ben ik het met ereunao eens dat het "eerst de Jood en [ook] de Griek" andere zaken betreft dan binnen de context van Jakobus.
In Rom. 1:16 gaat het over het geloof.
In Rom. 2:9 over verdrukking en benauwdheid (ja ook dat).
In Rom. 2:10 over heerlijkheid en eer en vrede.
Paulus (nota bene de apostel der heidenen) behandelt hier drie totaal andere zaken dan Jakobus.
En inderdaad, Paulus gáát eerst naar de synagoge en dan naar de heidenen, maar dat staat nog steeds niet tegenover de uitspraak van Jakobus (behalve als alle zaken en contexten op één hoop gegooid worden, maar dan ontstaan er ook onnodig een paradoxale problemen).
Bij Jakobus gaat het om het veel omvattender heilsplan van God met deze wereld dat Hij vervult via Israël. Dat is nu eenmaal Gods keuze.
Bovendien zou Paulus zichzelf tegenspreken als hij in dezelfde brief (Rom 11:25-26) schrijft dat er nadat de volheid der heidenen binnengegaan is (overeenkomstig Hand. 15:14) alzo geheel Israël zalig zal worden (overeenkomstig Hand. 15:15).
Opvallend is daarbij dat Paulus in Rom. 11:26 vervolgt met: de Verlosser zal (toekomende tijd) uit Sion komen en zal (toekomende tijd) de goddeloosheden van Jakob afwenden (geheel in overeenstemming met Jakobus' uitspraak uit Hand. 15).
En ook (vs27): Dit is (tegenwoordige tijd) hun een verbond van Mij als Ik hun zonden zal (toekomende tijd) wegnemen.
Is Paulus hier vergeten of komt hij terug op wat hij in Rom. 1 en 2 geschreven heeft? Schijnbaar wel als je de dingen niet uit elkaar houdt. Zeker niet als je de uitspraken bij de juiste gebeurtenissen en binnen de juiste context laat staan.
Beste Dalethvav,
Jakobus citeert Amos 9 in Hand 15. In Amos 9 wordt het volgende gezegd:
EERST zal ik Israel door alle volkeren heen schudden (als in een zeef), en DAN / DAARNA zal ik de vervallen hut van David herstellen en zal Israel Edom en de heidenen waarover Mijn Naam is uitgeroepen be-erven.
Dit is wat Jakobus om zich heen ziet gebeuren: dat de hut van David hersteld wordt / is door het eeuwige koningschap van Jezus, en de instroom door middel van evangelieverkondiging van de oorspronkelijk onreine en vijandige Edomitische/heidense volkeren die onder de Naam gebracht zijn.
De uitleg dat God eerst de heidenen bezoekt, en daarna de vervallen hut herstelt komt m.i. niet overeen met de gedachten uit Amos 9 en Hand.15.
In Rom.11 volgt Paulus m.i. nog steeds de volgorde ‘eerst de jood en dan/ook de heiden’. Paulus spreekt niet over een aparte bedeling van 1000 jaar. Het evangelie is en wordt allereerst aan de joden verkondigd en dat geeft Gods beloofde '7000' aangenomenen. Daarna, maar ook tegelijk, gaat het evangelie naar de heidenen totdat het volle getal bereikt is. Ook werkt het beginsel dat de binnengekomen gelovige heidenen met de hen betoonde barmhartigheid "de vijanden naar het evangelie", de joden, onder Gods barmhartigheid brengen. Zodat God iedereen onder de ongehoorzaamheid heeft gebracht, en zich over allen kan ontfermen.
De heidenen komen binnen tot hun volledig getal bereikt is, en vormen samen met het volledig getal van de joden (7000, het overblijfsel) "geheel Israel”. Dit ‘geheel Israel’ is het Israel, dat in Openbaring het Nieuwe Jeruzalem genoemd wordt met de 12 poorten met de namen van de 12 stammen van de kinderen van Israel: de verzameling van gelovigen, joden en heidenen, in Christus Jezus.
Deze voorstelling van “Israel” wordt in Ex 12:38 al voorafgebeeld bij de geboorte van Israel als volk uit de Exodus:
“Ook trok een menigte van allerlei slag met hen mee”; (engels: ‘a mixed multitude’).
‘Israel’ is hier opgebouwd uit geboren Israelieten tesamen met een menigte van allerlei slag (c.q. heidenen).
‘Nationaal herstel’ is in de Schrift altijd herstel van het overblijfsel, na het “schudden van de zeef” onder de volkeren. Ook toekomstig ‘nationaal herstel’ zal en kan m.i. nooit een collectief gebeuren zijn, maar altijd gekoppeld zijn aan het geloof van de Rest, die teruggebracht wordt tot God.
Het verbond van Rom.11:27 betreft volgens mijn lezing het nieuwe verbond, zoals ook Jeremia dat beschrijft in Jer 31:31-34. Warom zou Paulus hier over het oude verbond spreken, waarvan hij zelf zegt dat het “voorbij gegaan is”? 2Cor.5:17.
Dalethvav zegt:
allereerst dit: De komst van de Messias waar het in de Talmud over gaat is voor ons de twééde komst van de Messias. Die moet uiteraard niet verward worden met de éérste komst van de Messias waarin christenen geloven. De Talmud is immers geschreven ná die eerste komst van de Messias.
Ik begrijp uit uw visie dat het ontstaan van de Gemeente, (die, terecht zoals u opmerkt bestaat uit gelovigen uit Israël en de volkeren) het herstel van het koninkrijk betekent. Een concrete vraag hierover:
Was er voor die tijd al een Gemeente uit Israël en de volkeren die bestond, weer vervallen was en als zodanig weer opgericht moet worden?
Over de profetie van Amos en anderen geldt in het algemeen volgens mij (ik schreef het eerder):
Dat die vervulling allereerst plaats vond ten tijde van de terugkeer uit de ballingschappen (Assyrisch, Babylonisch). Alleen die vervulling was on-volledig, hield geen stand. De definitieve vervulling is met Christus gekomen, en belooft in het visioen van Opb.21 en 22.
Het herstel van het Koninkrijk is de kroning van Koning Jezus: Hij is op dit moment en in eeuwigheid de Koning die op Gods troon zit, waarvan David’s troon op aarde ‘slechts’ een voorbeeld/schaduw was. Maar ook David's troon, de messias van God, was de troon van God.
De Gemeente, de Kerk, wordt in het Oude Testament voorafgebeeld door het volk van Israel. Ook in het OT is Israel een verzameling volksgenoten bestaande uit geboren Israelieten en heidenen. En dat al vanaf het begin. Israel heeft altijd bestaan uit een mengsel van Israeliet en vreemdeling, voor wie een en dezelfde wet gold. Zie Ex 12:38: “Ook trok een menigte van allerlei slag met hen mee” (engels: ‘a mixed multitude’).
Met de Kerk is een totaal nieuwe werkelijk gekomen, en de Kerk is tegelijkertijd de Heraut van die nieuwe werkelijkheid in Christus Jezus. Het oude is voorbij. De Kerk en het oude bijbelse volk Israel met zijn cultus en wet, verhouden zich tot elkaar als ‘schaduw’ en het werkelijke lichaam van Christus, Coll.2:17.
Dalethvav zegt:
Dan nog even terugkomend op de uitspraak van Jakobus. Die uitspraak ligt ook helemaal in de lijn van dat wat de engel aan Maria beloofde: "Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen." (Luk 1:32-33).
Zou de jonge vrouw Maria die toch al een shocking boodschap kreeg, er ook nog eens een boodschap overheen krijgen die je op de één of andere manier moet interpreteren in de geest van "oh, natuurlijk, daar wordt de gemeente uit Israël en de volkeren mee bedoeld"? Nee natuurlijk niet. Zij als nakomeling van David begreep als Joodse vrouw drommels goed wat de engel bedoelde: Die troon van David, die kon maar op maar één plek staan: Jeruzalem. Dat is tot op de dag van vandaag nog niet gebeurd en wacht dus nog op de vervulling. Daar zál haar Zoon dus ook nog plaatsnemen, zoals de profeten voorzegden. Zeker weten.
Christus krijgt de troon van zijn vader David en zal tot in eeuwigheid Koning zijn. Daar ben ik het volledig mee eens: geen 1000 jaar maar tot in eeuwigheid. Ik zeg: die troon staat in Jeruzalem, ja, dat wil zeggen het Nieuwe Jeruzalem op die beloofde aarde waar gerechtigheid woont.
De dynastie van David, zoals deze in Mt.1 op een rijtje gezet wordt (42 generaties) is tot zijn eind gekomen met de dood van de Messias. Toch zet God zijn plannen door met de opstanding: zijn Koning zal op Gods troon zitten, de troon van David, Gods messias, voor-beeld van de Ware Koning en Messias Jezus.
Hand.3:20,21
Dan zal de Heer een tijd van rust doen aanbreken en zal hij de messias zenden die hij voor u bestemd heeft. Dat is Jezus,
die in de hemel moest worden opgenomen tot de tijd aanbreekt waarover God van oudsher bij monde van zijn heilige profeten heeft gesproken en waarin alles zal worden hersteld.
Over het
"weder":ik denk dat het
her - stel van de vervallen hut, hetzelfde is als wat Petrus zegt in Hand.3.
Het gaat om het herstel en de 'wederoprichting van alle dingen'. Niet 1000 jaar, geen experimenteel koninkrijk, maar een echt en werkelijk eeuwig koninkrijk op Gods nieuwe aarde. Tot die tijd zal Jezus' komst nog uitgesteld blijven.
Wij moeten eerst nog zijn Naam over alle volkeren uitroepen, en een begin maken met dat herstel.
groet
Aad