Overigens zijn de Johannusorgels van de openingspost geen pijporgels.
Maar waar ik altijd een beetje kriebelig van wordt, is de reformatorische neiging (en wellicht bredere Nederlands-christelijke neiging) om het orgel weg te zetten als 'gereformeerd' of zelfs 'amuzikaal' zoals hierboven ook gebeurde.
Ten eerste kun je natuurlijk gewoon onverschillig staan ten opzichte van het orgel. Niemand 'moet' het orgel mooi vinden. Maar ik heb zo mijn twijfels bij het negatieve oordeel dat regelmatig over 'het' orgel wordt uitgesproken. Ik vermoed dat een behoorlijk aantal mensen hun negatieve oordeel over dit instrument laten bepalen door het gepingel van de amateurorganist op zondag. Of de mensen zijn zelf niet muzikaal, maar dat kun je het orgel natuurlijk niet verwijten!
Ten tweede is er weliswaar een soort refo-orgelcultuur, die is afgeleid van de cultuur rond Feike Asma en de familie Zwart. Dat is zeg maar de 'volkse' cultuur, waarin, om het maar even karikaturaal te zeggen, tremulanten en een slotkoraal op 'het volle werk' het handelsmerk zijn. Dat is best lekker en ligt goed in het gehoor, maar ik kan me voorstellen dat mensen bijvoorbeeld de verheerlijking van organisten in deze subcultuur nogal bizar vinden, of de eenkennige voorkeur voor het orgel. Maar om hiermee het orgel als 'gereformeerd' af te serveren is denk ik even beperkt. De mooiste orgels in Nederland staan vaak in kerken die juist niet reformatorisch zijn. En als je wereldwijd gaat kijken naar de orgelcultuur, blijkt dat Nederland een van de landen is waar zich een ongekend groot aantal schitterende monumentale orgels in goede staat bevindt. Dat is een historische en culturele schat, waar we heel trots op mogen zijn.
Ten derde bestaat 'het' orgel niet. Het is de grootste en ingewikkeldste machine van voor de industriële revolutie en bestaat dan ook in vele soorten, maten en klankkleuren. Evenzo is het soort muziek dat erop gespeeld kan worden schier oneindig. Een van de grootste componisten, Mozart, was zo enthousiast over het Bavokerkorgel in Haarlem dat hij erover zei dat het orgel altijd de koning der instrumenten zou blijven. En er bestaan dus ook heel lelijke orgels, of orgels die prima zijn ter ondersteuning van gemeentezang maar verder weinig kraak of smaak hebben.
De grootste componist aller tijden, J.S. Bach, had het orgel als een van zijn favoriete instrumenten. Dat was niet toevallig, omdat het orgel zeer geschikt is voor contrapuntische muziek, met name de fuga. De fuga's van Bach zijn dan mijns inziens ook de meest fantastische muziekwerken ooit. Door de combinatie van het imponerende en heldere geluid van het orgel, de prachtige thema's en melodieën en het perfecte contrapunt ontstaan akoustische kathedralen die hun weerga niet hebben.
Ten slotte een voorbeeld van iets toegankelijker muziek van Bach, namelijk het eerste deel van de eerste triosonate. Er zijn drie partijen te horen. Boven de basis van de bas klinken twee stemmen, die als het ware met elkaar in gesprek zijn: ze volgen elkaar, gaan tegen elkaar in, vallen harmonieus samen in melodieën die een heerlijke melancholie oproepen waarin je kunt wegdromen.
In een orkest klinkt dat zo:
https://www.youtube.com/watch?v=boEJSWK0NG4En Matteo Imbruno speelt dat zo, op een manier waarbij de stemmen in elkaar overvloeien en het beeld van een rustig kabbelend beekje oproepen:
https://www.youtube.com/watch?v=ZDCR7Dt3Ff4Ton Koopman tenslotte kiest een veel groter contrast in klankkleur en zo wordt het stuk een springerige waterval:
https://www.youtube.com/watch?v=V9Zcl8lKOgc