rotterdam schreef:Heel erg selectief voor iemand die zoveel Bijbelteksten citeert.
Onzin, ik heb het niet tussen haken gezet.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Marcus_16rotterdam schreef:Jij stelde mij de vraag "Maar misschien kun jij me vertellen waar ik in de bijbel kan vinden dat de doop noodzakelijk is voor je redding?"
Nu dan ; 1 Pet. 3:20/21 20 Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte, in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd; waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water.Waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus;
Een losse tekst vormt geen bewijs natuurlijk. Jacobus zegt ook dat de mens op grond van werken gerechtvaardigd wordt.
Als je dan de samenhang met het geloof 'vergeet' dan kun je mensen dingen laten zeggen die ze heel niet bedoelt hebben.
En zo is dat met 1 Petrus 3- 20-21 ook.
Ik heb eigenlijk geen zin meer om met je te praten nu je weer op zn 'Rotterdams' bezig bent.
Ik geef je serieus antwoord, en geef aan waar mijn overtuiging op gebaseerd is.
En dan kom jij weer met je flauwe verdachtmakingen dat ik me ergens probeer onderuit te draaien.
Vindt je tgek dat ik dan geen antwoord meer wil geven. Ik had tenminste nog een link neergezet, maar ik zal het wel even voor je citeren:
Geloof en doop
Toch is de zin van deze teksten niet zo moeilijk, als we maar blijven bedenken dat in de
Schrift geloof en doop bij elkaar horen, We hebben de vorige keer al besproken dat Mark.
16:16 laat zien dat het uiteindelijk het geloof is dat behoudt. Er staat immers niet: "wie niet
gelooft en niet gedoopt is" zal veroordeeld worden" maar: "Wie niet gelooft zal veroordeeld
worden". Van gelovigen verwacht de Heer echter dat ze zich laten dopen. Dat is zo
vanzelfsprekend dat, wat in diepste wezen van het geloof geldt, gezegd wordt van geloof plus
doop.
Als iemand op zijn sterfbed tot bekering komt, zodat er geen gelegenheid is hem te dopen,
dan is hij behouden op grond van geloof. Dat is echter een uitzonderlijke situatie. Normaal is
toch, dat iemand tot geloof komt en nog een kortere of langere tijd te leven heeft. Welnu, God
wenst dat de innerlijke geloofsbeslissing gepaard gaat met een uiterlijke handeling - de doop -
waardoor iemand als christen wordt gekenmerkt. De doop is dan een daad van geloof, zoals
goede werken daden van het geloof zijn, zodat Jakobus zeggen kan dat we op grond van
werken gerechtvaardigd worden.
Hierbij kunnen we ook Rom. 10:10 aanhalen, waar geloof en belijdenis met elkaar verbonden
zijn. We lezen daar: "Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt
men tot behoudenis". Welnu, de doop heeft alles te maken met belijdenis. We hebben dat al
gezien bij de doop van Saulus. Tegen hem werd maar niet gezegd: "Laat u dopen, en uw
zonden afwassen", maar "Laat u dopen, en uw zonden afwassen, onder aanroeping van zijn
Naam".
Dit vinden we in 1 Petr. 3:21 precies zo. Er staat niet zonder meer dat de doop behoudt. Nee,
Petrus heeft het over de doop als over een handeling die betekent: "de vraag voor God van een
goed geweten".
Door hieraan vooraf te laten gaan: "die niet is een afleggen van lichamelijke onreinheid"
voorkomt Petrus dat zijn Joodse lezers de doop als een levietische wassing zouden zien. Het
gaat bij de doop om een geestelijke werkelijkheid. In de doop verkrijgt de gedoopte het
behoud. En dat behoud is aangebracht “door de opstanding van Jezus Christus".
Want Hij is overgeleverd om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardiging.
Zondvloed en doop
Het verband met de zondvloed in 1 Petr. 3 is wat moeilijker vast te stellen, maar ik meen dat
het hierin gelegen is:
De zondvloed betekende de ondergang van de oude wereld. Er zou niemand in deze wateren
van oordeel en dood gespaard zijn als er geen ark was geweest. En hetzelfde water dat de
wereld verzwolg, droeg de ark en plaatste haar op de gereinigde aarde.
Zo is het water van de doop een beeld van het oordeel en de dood. Niemand van ons zou
gered worden als niet Jezus Christus door zijn dood en opstanding de ark van behoud was
voor ieder die zich aan Hem toevertrouwt. Als nu iemand zich laat dopen, dan gaat hij niet
"onbeschermd" dit oordeel van de dood in, nee, hij doet dat in Christus. Hij pleit op Christus
als "zijn ark". En de opstanding bewijst dat Christus een "deugdelijke" ark is. Hij is in de
dood gegaan, heeft het oordeel gedragen, maar is er niet in gebleven. Nee, Hij is opgestaan.
Zo vertrouwen allen die zich laten dopen, zich wat hun behoud betreft aan Hem toe. Hun
gereinigd geweten vraagt daarom. Opnieuw zien we dat de problemen wegvallen als we het
geloof en de doop onafscheidelijk aan elkaar verbonden zien.
Tenslotte wil ik nog opmerken dat - hoe we de tekst uit 1 Petr. 3 ook uitleggen - deze
uitspraak alleen zin heeft ten opzichte van mensen die bewustzijn van zonde hebben en bij
wie van een goed geweten gesproken kan worden.
Bron:
http://www.bodedesheils.nl/download/Fij ... enlijk.pdf
Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen. (Kuitert)