BladeStraight schreef:Als je de 'aardse' oorlog van David 1 op 1 overzet op de geestelijke strijd die wij Christenen hebben te voeren was die strijd dus ook gaande in Israël zo rond het jaar 30. Toen Jezus die bekende woorden over de andere wang toekeren uitsprak...
Er is m.i. altijd een strijd bezig die soms meer geestelijk van aard is en soms meer lichamelijk. Als je alle profetische teksten over Jezus erbij pakt dan zie je beide aspecten terugkomen. Lees over Jezus rol van oorlogsvoerende overwinnende Koning. Die profetie ligt nog voor ons. Zoals dit:
Ps. 2 schreef: 1 Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
2 De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
3 Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!
4 Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
6 Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
7 Ik zal het besluit bekendmaken:
De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,
Ík heb U heden verwekt.
8 Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven,
de einden der aarde als Uw bezit.
9 U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,
U zult hen in stukken slaan als aardewerk.
10 Nu dan, koningen, handel verstandig.
Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.
11 Dien de HEERE met vreze,
verheug u met huiver.
12 Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,
wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.
Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!
Laat dit nou perfect overeenkomen met o.a. de uitspraken in Openbaring. Laten we niet vergeten dat Jezus ook de Heer Jezus is, de Koning van koningen, de opperbevelhebber van de hemelse legermachten die de volken op aarde zal hoeden met een ijzeren staf. Kus de Zoon...
De andere wang toekeren gaat niet over een verbod op oorlog voeren maar om relatief klein onrecht te verdragen. Zoals een belediging. Iemand slaat je op de wang om je uit te dagen en te vernederen. Accepteer dat, incasseer het, geef het over aan God. De meesten van ons kunnen zelfs dit kleine nog niet. Maar moeten altijd hun recht halen. Zo weet ik ook van mezelf dat dit al heel moeilijk kan zijn om te doen. Het is prima dat het zo in de Bijbel staat. Maar wat als ze op een forum iets over jou zeggen? Dat zul je toch zeker wel je recht gaan halen en een weerwoord geven om precies te zeggen wat je van die ander vind die jou eerst beledigde!
Het zijn allen regels voor de omgang met de naaste. De basis daarvan kunnen we al vinden in de O.T. wetten.
Mat. 5 schreef: 38 U hebt gehoord dat er gezegd is: Oog voor oog en tand voor tand.
39 Ik zeg u echter dat u geen weerstand moet bieden aan de boze; maar wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe;
40 en als iemand u voor het gerecht wil dagen en uw onderkleding nemen, geef hem dan ook het bovenkleed;
41 en wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga er twee met hem.
42 Geef aan hem die iets van u vraagt, en keer u niet af van hem die van u lenen wil.
43 U hebt gehoord dat er gezegd is: U moet uw naaste liefhebben en uw vijand moet u haten.
44 Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen;
45 zodat u kinderen zult zijn van uw Vader, Die in de hemelen is, want Hij laat Zijn zon opgaan over slechte en goede mensen, en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
46 Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u dan? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?
47 En als u alleen uw broeders groet, wat doet u meer dan anderen? Doen ook de tollenaars niet zo?
48 Weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.
Lev. 19 schreef: 9 Wanneer u nu de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen.
10 U mag ook uw wijngaard niet nalopen en de afgevallen druiven van uw wijngaard niet oprapen. U moet ze voor de arme en voor de vreemdeling achterlaten. Ik ben de HEERE, uw God.
11 U mag niet stelen, u mag niet liegen of iemand zijn naaste bedriegen.
12 U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ontheiligen. Ik ben de HEERE.
13 U mag uw naaste niet afpersen en niet beroven. Het arbeidsloon van de dagloner mag niet de nacht bij u overblijven tot de volgende morgen.
14 U mag een dove niet vervloeken en vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de HEERE.
15 U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken. Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen.
16 U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de HEERE.
17 U mag in uw hart uw broeder niet haten. U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem laadt.
18 U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE.
Ex. 23 schreef: 1 U mag geen vals gerucht verspreiden, en u mag een schuldige niet uw hand reiken door een misdadige getuige te zijn.
2 U mag de meerderheid niet volgen in het kwaad, en u mag in een rechtszaak niet zo antwoorden dat u zich schikt naar de meerderheid om zo het recht te buigen.
3 U mag een arme bij zijn rechtszaak niet voortrekken.
4 Wanneer u een rund van uw vijand of zijn verdwaalde ezel aantreft, moet u het dier beslist bij hem terugbrengen.
5 Wanneer u de ezel van iemand die u haat, onder zijn last ziet liggen, moet u zich ervan weerhouden om het aan hem over te laten. U moet de ezel beslist samen met hem overeind helpen.
6 U mag het recht van de arme onder u niet buigen bij zijn rechtszaak.
7 Houd u ver van bedrieglijke zaken. Een onschuldige en een rechtvaardige mag u niet doden, want Ik zal de schuldige niet rechtvaardig verklaren.
8 U mag geen geschenk aannemen, want het geschenk maakt zienden blind en verdraait de woorden van de rechtvaardigen.
9 U mag de vreemdeling niet onderdrukken, want u kent zelf de gesteldheid van de vreemdeling, omdat u zelf vreemdeling geweest bent in het land Egypte.