benefietdiner schreef:Hoe beleven Gomaristen mensen zoals elbert, dat God voor hen kiest?
Ik beleef helemaal niet dat God voor mij al gekozen heeft.
Achteraf kan ik wel zeggen hee de weg is anders gelopen als ik hem uitgestippeld had.
Daarom vind ik ook de stelling van Gomarus puur theorie dat God eerst verkiest.
Het is waar maar geen praktijk van het leven.
Hoe beleef ik dit? Allereerst dat zowel het heil, als hoe dit heil me toegeëigend wordt (nl. door het geloof) niet van mijzelf komt, maar van God. Het heil komt van God de Vader die mij al van eeuwigheid op het oog had, God de Zoon die voor mij gekomen, geleden, gestorven en opgestaan is en God de Heilige Geest die mijn hart verandert en vervult. Hem komt alle eer toe. Bovendien troost het me dat Hij me al van eeuwigheid in Zijn Zoon op het oog had en dat Hij daarbij niet naar mijn prestaties (ook niet mijn
gelovige prestaties) keek, maar enkel naar Zijn Zoon. Dat ik geloof, is daarbij de verbinding die God met mij legt en de weg waarin ik mag antwoorden op Zijn liefde.
Er zou veel meer op te zeggen zijn, maar ik laat het even hierbij.
N.B. ik ben geen Gomarist, wel iemand die helemaal achter de uitleg staat die o.a. in de Dordtse Leerregels verwoord is.
benefietdiner schreef:Daarom is voor mij de uitleg van Romeinen 8: 29-30 het volgende.
Vers 30 moet samen met vers 29 gelezen worden waar uitgedrukt is dat God die mensen verkiest die Hij tevoren gekend heeft. Dit betekent dat God niet willekeurig kiest, maar op basis van de beslissing van de mens die Hij tevoren geweten heeft. Iedereen van wie Hij wist dat ze voor God zouden kiezen, verkoos Hij om ‘den beelde zijns zoons gelijkvormig te zijn‘.
Eerder in dit topic heb ik hierover al iets over geschreven (nl. op 10 september):
elbert schreef:@Julian Brasser: het griekse woord voor voorkennis/voorkennen (proginosko, prognosis) omvat meer dan dat God wel weet wat wij zouden doen en dat Hij het verder aan de mens overlaat. Daarmee ga je nl. in tegen wat deze woorden betekenen. Want deze woorden zeggen niet alleen dat God iets weet, maar ook dat Hij ervoor zorgt dat wat Hij weet, ook gebeurt. God is een God van aktie, niet van reactie.
Dat is dus wat anders dan: God heeft iets gedaan waardoor wij een vrije keuze kunnen maken, integendeel. Het concept van vrije wil ontbreekt in de Bijbel, dat is een uitvinding van filosofen.
God heeft zoveel liefde voor ons dat Hij onze harten zo vervult dat we alleen op Hem ons vertrouwen gaan stellen en op Hem gaan lijken. En Hij heeft ons van eeuwigheid daartoe al bestemd. Dat is voorkennis in het nieuwe testament.
God kiest dus niet op basis van iets in ons. Als je dat wel zou geloven, kiest God niet op basis van Zijn barmhartigheid, maar op basis van onze geschiktheid. Daarmee gaat het genadekarakter van het heil overboord. Want bedenk eens wat de consequentie daarvan is. Dan ligt onze zekerheid niet meer in de barmhartige God, maar in de vraag: "ben ik wel een goede gelovige?", "is mijn keuze voor God wel echt?" enzovoorts. Daarmee verwordt God tot de reageerder op onze daden en keuzes: "kiest deze mens wel goed? Nou dan zal Ik hem/haar maar redden". Maar zo is het niet. God kiest ons, terwijl er niets moois aan ons te ontdekken was. God kiest ons juist om ons mooi te maken, niet omdat Hij wel wist dat er toch wel iets moois (een juiste keus) in ons huisde.
Mijn uitleg van het woord proginosko wordt door meerdere kenners van het grieks ondersteund, bijvoorbeeld:
Gods voorkennis (van tevoren kennen)
(Grieks: proginosko)
Wanneer dit woord van mensen gebruikt wordt, betekent het “van tevoren kennis hebben over iets” (Handelingen 26:5; 2 Petrus 3:17). Maar in de gevallen waar dit woord van God gebruikt wordt, betekent het “van tevoren verkiezen” (Handelingen 2:23; Romeinen 8:29; 11:2; 1 Petrus 1:2,20). “Degenen die God tevoren gekend heeft” zijn “degenen die hij voor zichzelf heeft doen overblijven”, “het overblijfsel die door Gods genade uitverkoren zijn” (Romeinen 11:2-6)! “Gods voorkennis” is “Gods uitverkiezing” van bepaalde mensen voor verlossing.
Het woord “kennen” in het Hebreeuws van het Oude Testament en in het Grieks van het Nieuwe Testament heeft betrekking op “Gods selectieve kennis”, waarmee Hij een persoon begunstigt en tot object van zijn liefde en zorg maakt (Genesis 18:19; Exodus 2:25; Psalm 1:6; 144:3; Jeremia 1:5; Amos 3:2; Hosea 13:5; Johannes 10:14-15, 27-28; 2 Timoteüs 2:19; Matteüs 7:21-23; 1 Korintiërs 8:3; Galaten 4:9; 1 Johannes 3:1).
Bron. Ik wijs ook naar
deze blogpost (in het Engels) die dit meer in detail uitlegt (of bijvoorbeeld ook
deze).
Laat de woorden van mijn mond en de overdenking van mijn hart welgevallig zijn voor Uw aangezicht, HEERE, mijn rots en mijn Verlosser! (Ps. 19:15)