Hoe komt het toch dat archeologische opgravingen een ander verhaal over de Israëlitische godsdienst vertelt dan de Bijbel?
Archeologische opgravingen tonen aan dat het religieuze leven in het Noordrijk en Zuidrijk bestond uit syncretisme. Jahwe werd vereerd naast andere goden, of zoals in het Noordrijk in de vorm van een stier (1 Kon 12:28-30).
In feite lijken de religieuze praktijken van de Israelieten sterk op die van de omringende volkeren, met die uitzondering dat zij naast het vereren van de kanaänitische goden er een cultus rond Jahwe op na hielden.
Veel moderne bijbelwetenschappers gaan ervan uit dat de schrijvers en redacteurs van het OT behoorden tot een minderheidsbeweging. Deze schrijvers waren critici van het volksgeloof en de staatscultus gezien, de archeologische bewijzen en het bewijs dat er in de tempeldienst een cultus rond Asjera en andere goden in stand werd gehouden.
Het mono-jahwisme lijkt pas echt onder de joden te postvatten tijdens en na de ballingschap.












