Hedendaagse meditaties

Om te kunnen posten in dit forum is lidmaatschap van een gebruikersgroep (leden Religie-fora) nodig.
Klik hier voor meer info en het aanvragen van postrecht

Moderators: henkie, elbert, Moderafo's

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 10 mei 2014 12:09

Klinkt het nog door...?

"Sela."
(Psalm 84: 5, 9)

Sommige mensen lezen dit Hebreeuwse woordje altijd, anderen laten het zondermeer weg. Wat is de bedoeling van dit woord?

Het hoort thuis in de Psalmenbundel, in gebed en lofzang, klacht en jubel.

Zo treffen we het ook aan in Habakuk 3. Nu kun je dat zakelijk afdoen door te volstaan met de mededeling dat het een muzikale aanwijzing is en de zaak laten rusten. Toch is het wel nuttig om bijvoorbeeld in Psalm 84 eens na te gaan of er meer muziek in zit.

Welke verklaring we ook kiezen – verhoging van de stem in het volgende deel, een aanwijzing om het voorgaande nog eens te herhalen of een pauze – het gaat om een accentuering van het voorgaande, waardoor het bijzondere nadruk krijgt. Je zou het kunnen weergeven als een aanwijzing om wat geklonken heeft nog eens door te laten klinken en je voor te bereiden op het volgende deel. Deze pauze wil de spanning erin houden.

In Psalm 84 klinkt vóór het eerste ‘sela’: ‘Welgelukzalig zijn zij, die in Uw huis wonen; zij prijzen u gestadiglijk’. Laat dat nu eens naklinken als u dit gehoord en gelezen hebt. Wie is er volgens ons een gelukkig mens, iemand die te feliciteren is? Zegt ons hart daar ‘amen’ op: die mens is gelukkig die mag wonen daar waar God Zich laat horen en zien? Werden wij zo begerig om ‘op te gaan naar Gods huis’, omdat het verlangen naar Hem ons daarheen dringt? Laat die vraag niet rusten, maar neem eens rust om vóór de rustdag over deze vraag na te denken. Het loflied op de woning van de HEERE krijgt een bijzonder accent door het ‘sela’. En als we dat verder mogen zien in het licht van het huis des Vaders met de vele woningen, waar Christus bezig is, plaats te bereiden voor de Zijnen, dan is er alleen des te meer reden om eens ‘pauze’ te nemen, en het Woord door te laten klinken. Dan roept zelfs deze muzikale aanwijzing om de Geest Die alleen het Woord werkelijk tot klinken kan brengen in ons hart.

Zo krijgt deze lofprijzing een bijzonder accent, zo zou de hevigheid van het verlangen als het ware nóg wel weer een keer tot klinken gebracht mogen worden. De vraag is of we in onze tijd waarin de ‘emocultuur’ bloeit – emoties doen het goed – we niet een onstellende vervlakking tegen komen van echte emoties. ‘Beeldbuistranen’ zijn van een andere orde van de tranen die opwellen als we onder vier ogen met de HEERE spreken. Tranen van onuitsprekelijk vreugde én van onzegbaar verdriet. Zo komen we een tweede ‘sela’ tegen na vers 9: ‘HEERE, God der heirscharen! Hoor mijn gebed; neem het ter oren, o God van Jakob!’ De vermoeide pelgrim bidt, smeekt indringend. En dat mag dóórklinken. Laat het toch horen als het u nood is! Heel praktisch: als we in de kerk een klaagpsalm zingen, doen we dat al lispelend, ingehouden? Is het dan wel nóód...?!

Het ‘sela’ wil tot leven komen en geeft diepten en hoogten aan door een accentuering. Een vlak geestelijk leven is geen best teken. Kennen we nog pauzes waarin Gods verbazingwekkende genade in onze verlorenheid doorklinkt? Of zingen we altijd maar een beetje kabbelend door of zijn we als stilstaand water?

Kijk het woordje ‘sela’ nog maar eens goed in de ogen...U kunt het gerust ongelezen laten, als u de aanwijzingen van dit woordje maar ter harte neemt.

ds. M.J. Kater

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 19 mei 2014 14:26

GELEID IN HEMELVAARTSLICHT

En Hij leidde hen buiten tot aan Bethanië."
Lukas 24:50a.

Hoe komen wij in de hemel? Geen vraag voor velen. Geef mij maar een hemel op aarde, zegt men. Het is de oude paradijszonde. Men scheidt God en de hemel graag. Wij willen de vrucht eten los van God. Anderen willen wel naar de hemel om van alle narigheid af te zijn, maar niet om van de zonde af te zijn.

Hoe komen wij in de hemel? Wij komen er niet vanuit onszelf. Niemand van ons is in staat om de hemel te bereiken. Hij is voor ons te ver. Wij zijn de weg ernaartoe kwijtgeraakt. We hebben in het paradijs bewust de verkeerde weg gekozen, die van God af liep. Toen hebben we verschrikkelijke duisternis en blindheid over ons gehaald. We moeten het belijden: Wij weten de weg niet, wij zijn blind in ’s hemels wegen. Hoe komen wij in de hemel? Er is er ÉÉN Die de weg naar de hemel weet: Jezus Christus. Hij is uit de hemel gekomen in deze wereld om die weg te openbaren. Hij is gekomen in het diepe moeras van onze zondige situatie, waarin alles afgesloten was naar de hemel en naar God. De mens zakt vanuit zichzelf steeds dieper weg in het moeras van zijn zondige onwetendheid, op weg naar het eeuwige verderf.

Jezus kwam de weg aanleggen. We horen van mensen die de spoorweg door Birma hebben aangelegd. Wat een karwei is dat geweest. Maar niemand kan de weg aanleggen die terugleidt naar de heerlijkheid van God. Alleen Christus, want Hij is de Weg. Hij weet de weg, maar Hij kan die weg niet anders aanleggen dan door de oorzaak en de gevolgen van de onkunde van die weggelopen zondaar te dragen. Hij is neergedaald in de diepste kern van het moeras van de zonde: de hel, de godverlatenheid. Waarom? Om zondaren te leiden uit de duisternis tot Gods heerlijk licht. Om hen in het volle licht van Gods hemelse majesteit te plaatsen.

Hoe komen wij in de hemel? Alleen door Christus, Die ons ten Leidsman is gegeven op de weg naar het eeuwig zalig leven. De discipelen zijn geleid door Jezus. Ergens is dat begonnen.

Hij heeft hen door Woord en Geest geroepen en zij zijn gevolgd. Vaak toonden zij hun onwil, maar Hij leidde hen voort. Hij heeft de vraag naar de hemel in hun hart gelegd. Hij heeft hen geleid in Zijn profetisch onderwijs, waarin zij gehoord hebben hoe de Vader in de hemel uitziet naar een verloren zoon en dochter. Hij heeft hen geleid in Zijn onderwijs aangaande het koninkrijk der hemelen. Hij heeft hen geleid in Zijn priesterlijk offer. Hij nam hen mee in Gethsémané. Hij leidde hun weg over Golgotha, waar Hij het uitriep: “Het is volbracht”, want de weg naar de hemel is klaar. Hij leidde hen ook in Zijn Koninklijke overwinning.

Pasen, Ik heb de wereld overwonnen! Nu gaat Hij naar Zijn troon. Het is Zijn hemelvaart. Hij leidde hen naar buiten. Is het niet nog steeds de belofte: God zal zelf uw Leidsman wezen, leren hoe u wandelen moet? Hoe komen wij in de hemel? Door Christus, Die heengegaan is om plaats te bereiden. Alles wat Christus doet is ten behoeve van Zijn volk. In Jezus Christus is Zijn kerk al in de hemel gezet, omdat Hij de namen van de Zijnen kent. Maar ook is Zijn hemelvaart voor ons een bewijs van onze hemelvaart. Stefanus zag Jezus staande om hem thuis te halen. De hemel is zo ver, zegt u. En God is ongenaakbaar voor een zondaar. U hebt gelijk. Maar in Christus is God met ontferming bewogen over een zondaar. Rijk is het, als u en jij mogen weten door Hem geleid te zijn.

Ja maar, ben ik wel geleid door Hem, vraagt iemand. Dat kunt u weten, want terecht wordt er gezegd: De hemel is eerder in het hart dan het hart in de hemel. Dan weet u van het zoeken van de dingen die Boven zijn. Verhardt u niet, maar laat u leiden. Hij is zo gewillig, ook vandaag. Ziet u Zijn doorboorde hand? Past uw hand daar niet in? Hij is het Die ons Zijne vriendschap biedt. Christus sprak: “Niemand zal ze uit Mijn hand rukken, noch uit de hand van Mijn Vader”. En in de hemel bidt Hij, opdat ook zij zijn mogen waar Hij is, om Zijn heerlijkheid te aanschouwen. Ik hoor zingen: Wij komen aan door goddelijk licht geleid. Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken.

ds. A.K. Wallet

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 23 mei 2014 15:11

Een oude maar niet verouderde zonde

"De oorblazer scheidt de voornaamste vriend"
Spreuken 16:28

Een oude maar niet verouderde zonde. Niemand vindt het een lekker gevoel wanneer je in je oor geblazen wordt. Het doet je rillen en terugdeinzen. In deze spreuk gaat het ook over oorblazen. Wat wordt daar eigenlijk mee bedoeld? Oorblazen waardoor er scheiding ontstaat, zelfs tussen de beste vrienden? In dit gedeelte gaat het over dwaze sprekers.

Het gaat over mensen die door hun verhalen allerlei problemen veroorzaken. In het 27e vers wordt gesteld, dat een nietswaardige man uit is op onheil: "Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur". Zo iemand wil niet anders dan verkeerde dingen. Wat over zijn lippen komt, is als verzengend vuur. Kenmerkend voor zo'n valsaard is dat hij twist veroorzaakt: "een verkeerde man zal krakeel (twist, ruzie) inwerpen" (vers 28). Direct hierop volgt de spreuk over de oorblazer, die de voornaamste vrienden scheidt. Het is duidelijk dat de oorblazer tot slecht gezelschap gerekend moet worden.

Hij staat in hetzelfde rijtje als de Belialsman, een verkeerd man en een man des gewelds.
Bij oorblazen denken we aan het oor. Een bijzonder deel van ons lichaam. God heeft de mens het oor geplant. De goede Schepper gaf ons zo de mogelijkheid om te horen. Op die manier is er de mogelijkheid om te communiceren, om te spreken en te luisteren.
Het oor is als het ware een poort, waardoor geluiden en stemmen bij ons binnenkomen.
Wat zit het oor knap in elkaar. We kunnen er niet alleen harde geluiden mee horen, maar
ook zachte geluiden als een zuchtje wind of een fluisterende stem.

Aan dat laatste moeten we juist in deze spreuk denken. Oorblazen is fluisteren bij het
oor. Fluisteren is iets intiems. Je moet immers heel dicht bij de ander komen om iets in het oor te
fluisteren. Een ander heeft niets te maken met wat je elkaar influistert. Geliefden fluisteren elkaar warme en blijde dingen in het oor. Zo deel je met elkaar het geheim van de liefde.

Maar er is ook een ander soort fluisteren. Een goddeloos en onheilig fluisteren. Juist dat negatieve gefluister draagt de naam "oorblazen". De eerste en tegelijk vreselijkste oorblazer is de duivel. Denk eens aan zijn optreden in het verloren Paradijs. Daar zien we hem bezig als de oorblazer, die scheiding maakt tussen de beste vrienden. Daar klinkt het gefluister van de oorblazer in de oren van Eva: "Maar Godweet, dat ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad". Dat duivelse oorblazen scheidde de mens van
Zijn God en Maker. Het vervreemdde ons van het leven en de zaligheid. Bracht ons onder de
vloek en in de dood. De band van leven en vrede met God werd er door verbroken.

Deze verwoestende praktijk van de duivel wordt driftig door de gevallen mens voortgezet.
Tegenwoordig spreken we niet meer van oorblazen, maar van roddel. De oorblazer is
de roddelaar, die bij de duivel in de leer is geweest. Hij is besmet, letterlijk besmet, met
de praktijken van degene, met wie hij omgaat. Zulk soort mensen laten in hun leven
zien, dat ze veel de mond van de duivel aan hun oor hebben. Ze hebben het gesis van de
oude slang in hun oren en het slangenvenijn zit onder hun lippen. Bedenk dat roddel en
kwaadspreken tot het terrein van de slang behoren. Oude zonden maar helaas niet verouderde zonden. Praten achter de rug van anderen om, mensen tegen elkaar uitspelen, even net een andere draai aan een gebeurtenis geven...wat is het zaad van tweedacht en verdeeldheid snel gezaaid. Het maakt zelfs scheiding tussen goede vrienden. Het voedt achterdocht en beschadigt het vertrouwen. Tegen dit duivelswerk is maar één remedie, namelijk de werken van Jezus! Want Hij kwam om de werken van de duivel te verbreken.

Ds. W. Harinck

Jvslooten

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Jvslooten » 27 mei 2014 11:40

Hemelvaart

„En het geschiedde, als Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde, en werd opgenomen in de hemel".
(Lucas 24:51)




Bij dit afscheid is geen traan gelaten. De discipelen keren naar Jeruzalem terug met grote blijdschap. Normaal is het hart bij het afscheid nemen van geliefden vervuld met weemoed. Het geheim van de blijdschap bij de hemelvaart is Zijn zegenende Handen. In de kribbe te Bethlehem waren het Kinderhanden. Nu Handen van een volwassene. Maar: met een litteken! En dat litteken predikt de volle zegen van het evangelie. Het is de zegepraak van het Kruis. Daarom zijn het zegenende handen. Een eeuwig thuiskomen voor een geestelijk dakloze. Voor een banneling. Hij gaat heen om plaats te bereiden in de hemel voor Zijn discipelen. Het zijn dure plaatsen. Ze hebben Zijn leven gekost. Het litteken duidt aan: de vloek weggedragen! De vloek veranderd in een zegen. Hemelvaart, betekent allereerst feest voor Christus Zelf. Lijden en sterven heeft Hij achter Zich. Zijn werk is voltooid. Het is de kroon op Zijn Middelaarswerk.

„En het geschiedde als Hij hen zegende....". Dit is geen wens, maar een daad. Wij kunnen elkaar slechts zegen toewensen, maar als Hij Zijn Handen zegenend over hen uitbreidt, ontvangen zij tegelijkertijd de zegen. Het is een machtsdaad.
Deze zegen houdt de vervulling in van de belofte: „En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld". Matth. 28:20. De Hemelvaart is voor Christus verheerlijking en voor Zijn discipelen winst. Christus gaat met Zijn algenoegzame Offerande naar de hemel! „Opdat zelfs ''t wederhorigst kroost, Altijd bij Hem zou wonen".

Deelt u ook in de zegen van Hemelvaart? Velen hebben een gedoopt voorhoofd, maar zij missen de besnijdenis des harten. Zij hebben nooit echt Hemelvaartsdag gevierd! Gaat het over u? Dan hebt u niet de waarheid gekocht. Dan kent u geen ware vreugde. Hoogstens wat kunstmatige vreugde en genotscultuur. U bent diep te beklagen. U koestert harde gedachten van God, maar u kent niet de voorsmaken van de hemel. Ubent niet meer dan een godsdienstige mummie! Ten diepste gaat u - ondanks al uw godsdienst - op in ijdelheid en lichtzinnigheid. U bent weggezonken in ongerechtigheid en vleselijke gerustheid. Ik vraag u: moet dat zo doorgaan tot u weggevaagd zult worden met de bezem des verderfs naar de buitenste duisternis? Bidt toch gedurig en onophoudelijk of de Heere u door Zijn almachtige en milde Handen wil zetten op de brede heirbaan van Zijn Koninkrijk.

„En het geschiedde, als Hij hen zegende....". Zo kunnen zij in de opperzaal bidden om de komst van de Heilige Geest. Die zal hen aangorden. Hun wacht een grote en grootse taak: zij moeten Zijn getuige zijn. Hun getuigenis zal hen echter niet in dank worden afgenomen. Getuige zijn krijgt al spoedig de klank van martelaar zijn. Inderdaad. De mensen zitten niet op het evangelie te wachten. Overal tegenstand en verzet. Maar bij velen zal door de liefde Gods het taaie verzet stukbreken. Dat kan alleen de Heere. Maar zij moeten getrouw zijn en moeten met de moed van een leeuw de banier van het evangelie planten in alle kreaturen. Gelukkig ieder, die zijn ongeluksstaat en doodsstaat heeft leren kennen en bewenen. Wat is het nodig dat we door hartvernieuwende genade onszelf in onze ware gedaante leren kennen. Dat is de gedaante van Adam.

Dan zult u ook mogen zeggen: „Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk". Dan zal dat litteken in Zijn zegenende handen u duidelijke taal spreken. Daarom kan Hij zegenen. En daarom alleen. En dat sluit alles van de mens uit. Dat leer ik pas verstaan wanneer ik inleef enkel vloek en doem te zijn. Stof en stank.


„En het geschiedde, als Hij hen zegende...". Het betekent toekomst voor verlorenen en zaligheid voor rampzaligen. Als het Hoofd in de hemel is, zijn de leden van het Lichaam van Christus hemelsgezind. Maar wat is het daar vaak ver vandaan. Het wordt slechts beoefend in een stervend leven. . . Hoe meer ik sterf, hoe meer ik leef. Hoe meer ik sterf, hoe meer ik ook zing: 'k Zal dan gedurig bij U zijn. Een godzalig predikant drukte het zó uit: als ik in de hemel kom zal ik het diepst bukken van allemaal, maar mijn stem zal boven allen uitklinken: „Gij hebt ons Gode gekocht met Uw Bloed."

Ds. P. Beekhuis
1935-1993

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 30 mei 2014 11:17

ALLE DINGEN IN ZIJN HAND

Door de hand van de verhoogde Christus aan Gods rechterhand regeert de Vader alle dingen. Het gaat hier over Zijn Middelaarsmacht, de macht, die Hem geschonken is als Middelaar op grond van Zijn volbrachte werk. Zo regeert Christus Zijn kerk door Woord en Geest. Hij regeert, ook als de weg van Gods kind door de diepte gaat, ook als Job op de ashoop zit, ook als Daniël in de leeuwenkuil geworpen wordt. Zijn regering over Zijn kinderen is een wijze regering, een liefdevolle regering. Hij weet wat goed voor de Zijnen is. En omdat Zijn regering een liefdeheerschappij is, bespaart Hij hen Zijn kastijdingen niet, omdat zij ook die nodig hebben.

Christus regeert niet alleen Zijn kerk, maar Hij regeert ook heel de wereld. De touwen van het wereldgebeuren liggen in Zijn handen. Er was eens een kind van God, die zei: Ik lees iedere dag in de krant, hoe mijn Koning de wereld regeert. Lees je zo weleens in de krant? Ligt de opengeslagen krant weleens naast je opengeslagen Bijbel? De wereld wordt niet geregeerd vanuit Washington of Moskou, maar vanuit de rechterhand Gods. Hebben wij al als een verloren zondaar leren buigen aan de voeten van die Koning? Hebben wij onszelf leren veroordelen en op Hem alleen leren hopen? Zijn wij al een onderdaan van Koning Jezus geworden door wedergeboorte en bekering? Dan hoeven wij niet bang te zijn als wij horen van verschrikkelijke wereldgebeurtenissen, van oorlogen en spanningen tussen de volkeren. Met die Koning in het oog mag Gods kind het weten: Wat er ook gebeurt, het gaat toch goed, want aan de rechterhand van Zijn Vader regeert Christus alle dingen. Al gaat het ook door bange wereldgebeurtenissen heen, zoals wij in de Openbaring van Johannes kunnen lezen, die grote Koning zal Zijn kerk eruit halen en voor eeuwig thuis brengen.

Ds. J.J. van Eckeveld

Jvslooten

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Jvslooten » 01 jun 2014 15:44

Op een ander aangewezen


„En hij was kreupel aan beide zijn voeten.” 2 Sam. 9:13c.

In deze paar woorden ligt een wereld van ellende opgesloten. Mefiboseth is daar niet mee geboren. Toen David koning werd gingen de nazaten van het huis van Saul op de vlucht. Daar hoorde ook Mefiboseth bij. Om harder te kunnen lopen heeft zijn voedster hem op haar armen genomen. Maar helaas: zij kwam te vallen en Mefiboseth werd kreupel. Hij was toen 5 jaar. Sinds die tijd woont hij in Lodebar. Dat ligt in het Overjordaanse. Ver van Jeruzalem. In een nietig gehucht aan de rand van de Arabische woestijn. Hij is een kleinzoon van Saul. Van koninklijke komaf dus. Maar van de glorie van het verleden is niets meer overgebleven!

Eens zat hij op een hoge sport van de maatschappelijke ladder. Nu op de laagste. Vroeger een voorname prins. Nu een vergeten burger. De eerste paar jaren van zijn leven een welgeschapen lichaam, maar na dat ongeluk: kreupel aan beide voeten! Een gehandicapte. Bovendien de voortdurende angst voor de nieuwe koning David te worden gedood. Immers, de nazaten van een vroeger koningshuis werden gezien als gevaarlijke kroonpretendenten en daar hield men korte metten mee.Voor Mefiboseth heeft het leven niet veel bekoorlijks. Het zit hem niet mee. Een gehandicapte! Jezelf niet kunnen redden. Altijd op een ander aangewezen. Steeds dat nare gevoel een ander tot last te zijn.

Maar nu iets anders. U kent Psalm 113:4? „Wie is aan onzen God gelijk? Die armen opricht uit het slijk; Nooddruftigen van elk verstoten, Goedgunstig opheft uit het stof, En hen verrijkt met eer en lof, naast prinsen plaatst en wereldgroten?” Deze Psalm is voluit praktijk geworden bij Mefiboseth. David heeft zich over hem ontfermd. Hij krijgt al de akkers terug van zijn grootvader Saul. Een ander zal die akkers bewerken en de vruchten zijn voor Mefiboseth. Bovendien mag hij gedurig eten aan de tafel van de koning. Met iemand eten is in het oosten ook gemeenschap met iemand hebben! Wat een eer!
David doet dit om Jonathans wil. Niet om iets in Mefiboseth. Hoe zou dat ooit kunnen. Hij heeft immers alles tegen. Daar is bij Mefiboseth niet iets te vinden wat David zou kunnen opwekken hem goed te doen. Wel het tegenovergestelde. „En David zeide: Is er nog iemand die overgebleven is van het huis van Saul, dat ik weldadigheid aan hem doe, om Jonathans wil? " vers 1.

Hoe duidelijk zien wij bij Mefiboseth de gang van de Kerk. Hoewel hij bevreesd is gaat hij toch. Waarop? Op het woord van de koning! En hoe gaat hij? Als een onwaardige. Hij behoort dus niet tot die „gezonde christenen" van tegenwoordig, die graag onder een „frisse prediking" zitten en bij wie je in de verste verte geen greintje ootmoed kunt bespeuren. Als Mefiboseth bij David komt, weet u wat hij dan zegt? „Zie, hier is uw knecht" Knecht! Niet heersen maar dienen! Onderworpenheid! Onwaardigheid. En bij het aanhoren van Davids ontferming over hem volgt er wegsmelting. Wegsmelting onder zoveel liefde van de koning. En dat voor zó een! Voor een dode hond. Ja, zo noemt hij zich. Kan het dieper? Kan het minder? Een hond was in het oosten een straatdier, een verachtelijk dier. Geen huisdier zoals bij ons. De grofste belediging kon je iemand aandoen door hem uit te schelden voor een hond. Zo noemt Mefiboseth zichzelf. En dan nog wel een dode hond.

Alles van ons moet er aan om te kunnen varen in de diepe wateren van Gods genade. Het kan niet om Mefiboseth. Niet om iets in ons. Alleen om de wil van de meerdere Jonathan. Om het verbond. Hoe dieper een mens mag bukken, hoe dichter is hij er bij. De ouden zeiden: hoe lager bij de grond, hoe dichter bij het verbond! Christus de dood in en het leven voor de Zijnen. Plaatsbekledend! Christus kan de stormkracht meten van iedere nood. En wat is er veel nood. Van allerlei aard. De grootste nood is de geestelijke nood. Maar als gevolg van de zonde ook zoveel kommer en verdriet. We denken m.n. aan de vele bootvluchtelingen. Daaronder veel kinderen, die wees zijn en bovendien gehandicapt. Daar wordt wel opgemerkt: Je kunt niet met heel de wereld op je rug lopen. Acht, wat klinkt dat hard. Wat onaandoenlijk! Met eerbied gezegd: Een is er geweest. Die dat gedaan heeft! De meerdere Jonathan. Christus!

Maar nu ga ik verder. Als in uw leven genade verheerlijkt is (wat ik van harte hoop), dan zal dat in de vruchten openbaar komen. De bekering gaat dwars door uw portemonnee heen. Dan rondt u naar boven af! Dan is er bewogenheid met een onbekeerd mens. Ook met zijn tijdelijke nood. Op een ander aangewezen. Zalig zij, die aangewezen zijn op genade. Die voor tijd en eeuwigheid aan de gezegende voeten van de meerdere Jonathan mogen terecht komen. Aan hen wordt de gouden scepter van Gods genade toegereikt. Zij zijn ook vervuld met barmhartigheid jegens de naaste. Het is de keus van hun hart in praktijk te brengen wat de Heere eens sprak tot Abraham, „Wees een zegen".

Rooterdam-Kralingen
Ds. P. Beekhuis.

Atro

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Atro » 09 jun 2014 16:32

'Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.'
(Joh. 16:14)


Verheerlijking van Christus

De viering van Pinksteren ligt weer achter ons. De ten hemel gevaren Christus heeft Zijn Heilige Geest gezonden naar de aarde die Hij achter Zich liet. Er is werk voor de Geest te doen. Niet omdat het werk van de Zaligmaker niet volkomen zou zijn. Het is immers volbracht, had de Heere Jezus stervend uitgeroepen? Alleen, de verwerving van het heil wacht wel op de toe-eigening ervan in het hart van zondaren. Daartoe is op Pinksteren de Heilige Geest uitgestort op alle vlees. Nu kunnen onmachtige en onwillige kinderen van Adam kinderen van God worden. Terwijl zij op het diepst vernederd worden, zoals een oude uitdrukking zegt, wordt in hun leven Christus op het hoogst verheerlijkt.

Dat dat de diepe zin van Pinksteren inhoudt, heeft de Heiland al vóór Zijn lijden en sterven aangekondigd. Op de avond voor Goede Vrijdag spreekt Hij met de Zijnen over Zijn aanstaande vertrek en de op handen zijnde komst van de Heilige Geest. Wat komt Hij doen? Christus verheerlijken. Hem in het middelpunt van de belangstelling plaatsen. Daarbij treedt de Geest Zelf graag op de achtergrond. Hij is er niet op uit om aandacht voor Zichzelf te vragen. Dat moeten we goed in het oog houden als we vanuit Pinksteren luisteren naar de verkondiging van Gods Woord. Daarin heeft het werk van de Heilige Geest zijn legitieme plaats. Maar het grote doel van de verkondiging is de verheerlijking van Christus. In plaats van gesmaad te worden moet Hij geëerd en als Zaligmaker benut worden, opdat door het geloof in Hem ook de Vader Zelf verheerlijkt wordt. Dat is de diepste begeerte van de Heilige Geest. Dat is Zijn liefste werk.

Verkondiging van Christus

Hoe gaat de Heilige Geest dat doen? Door het proces tegen Jezus de Nazarener te heropenen. De Geest gaat in die rechtszaak in hoger beroep. En Hij zal de wereld overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8). Wanneer dat gebeurt, worden de rollen omgedraaid. De Heere Jezus, voorheen gesmaad, bespot, veroordeeld en gedood, zal in Zijn heerlijkheid en luister aan de wereld worden vertoond. En de mensen zullen vervolgens door de mand vallen met hun ongeloof en ongerechtigheid.

Zo zien we het ook op de Pinksterdag gebeuren. Op het feest van de Geest draait het om Christus. Hij is de inhoud van de prediking die Petrus aan de duizenden in Jeruzalem mag brengen. Opvallend is dat de Heilige Geest, naarmate de preek vordert, steeds meer naar de achtergrond verdwijnt. Terwijl Hij deze dag nog wel is uitgestort! Jawel, maar niet om op te vallen. Hij gaat Christus verheerlijken. En daartoe zet Hij Petrus en de anderen aan om de Naam van de Heere Jezus uit te roepen onder de mensen. De Persoon en het werk van Christus vormt het grote thema van een prediking die door de Geest wordt aangestuurd. En die prediking eindigt met een priemende wijsvinger in de richting van de hoorders:''... deze Jezus, Dien gij gekruist hebt.'' Christus verheerlijken blijkt inderdaad met zich mee te brengen dat mensen vernederd worden, ontmaskerd als haters van God en Zijn Gezalfde.

Vereniging met Christus

De verslagenheid die déze ''geestelijke'' boodschap bij de hoorders teweeg brengt, lijkt oppervlakkig gezien een dissonant in de feeststemming van Pinksteren te zijn. Niets is echter minder waar. Juist zo geeft de Heilige Geest Zichzelf de gelegenheid om Zijn eigenlijke werk uit te voeren. Door de verslagenheid die Hij in het hart van mensen oproept, maakt Hij ruimte in hun leven voor de Heere Jezus. Ruimte die Hij opvult met de schatten en de gaven die Christus heeft verworven tot heil van zondaren. Vergeving van zonden, herstel van het beeld van God, vernieuwing van het leven, het kindschap van de gelovigen, de Geest haalt het uit de schatkamer van de Borg en deelt het uit aan zondaren. Zo is de Geest de grote Intermediair tussen hemel en aarde: ''want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen.'' Hij stelt door middel van de verkondiging Christus en de zondaar aan elkaar voor. En Hij brengt ze bij elkaar. De Volmaakte en de verlorene. De Verheerlijkte en de rampzalige. De Liefdevolle en de hatelijke.

Hij en ik, door mijn schuld vreemden voor elkaar, worden door de Geest verenigd zodra ik mij met mijn verslagenheid en besef van schuld aan Hem vastklamp. Zo word ik zalig en Hij verheerlijkt. Wat een wonder: Zijn eer en mijn heil zijn geen onverdraagzame concurrenten. Die beiden gaan samen waar de Geest aan Christus verbindt. Wat een bemoediging als we uitzien naar dat heil, maar ons afvragen of dat voor zo een nog wel mogelijk is. Wie bidt om het werk van de Geest, vraagt niet om iets waar de HEERE minder van zou worden. Integendeel, waar deze Geest werkt, wordt het waar: ''Die zal Mij verheerlijken.'' En wat de Geest beoogt, leert Hij de gelovigen. Wat een wonder: eerrovers worden door genade Godlovers. Typeert dat al uw en jouw leven?

Ds. A. van der Zwan
Predikant te Sliedrecht-Bethel (CGK)

Atro

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Atro » 10 jun 2014 08:50

Ik zal Israël zijn als de dauw.
Hoséa 14:6a

Geliefde lezer,

Naar de belofte des Vaders zal de Heilige Geest op grond van het werk van Christus alle door Hem verworven weldaden uitdelen aan de Kerk. Het werk van de Heilige Geest wordt in ons tekstwoord vergeleken met de dauw. De tekst begint met IK ZAL, om aan te geven dat niets zal kunnen hinderen dat de door Christus verworven weldaden als dauwdruppels uit de hemel zullen vallen op Zijn uitverkoren en gekochte Kerk. Wel maakt de Geest altijd plaats voor die weldaden. Hij voert altijd in een woeste plaats om daar te genezen, te onderwijzen en te voeden.
Wat is dauw? Waterdruppels die vallen in de nacht. Dauw is onmisbaar in het Midden- Oosten. Als in de zomermaanden de verzengende zon schijnt en de aarde ’s nachts niet bevochtigd wordt door de dauw, dan zou de grond zo hard als een steen worden. Dan zouden alle gewassen verdorren en versterven.
Dauw is een beeld van de vruchtbare en verkwikkende werking van de Heilige Geest.
Die dauw krijgt keer op keer betekenis voor iemand die - onder invloed van de dauw - zich leert kennen als harde onvruchtbare grond, waardig om tot zout overgegeven te worden als Sódom en Gomórra en die leert roepen: Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig land.
De eerste dauwdruppel veroorzaakt de wedergeboorte. Zoals dauw geruisloos valt en men niet weet vanwaar deze komt, alzo is een iegelijk die uit den Geest geboren is. Die dauwdruppel maakt het hardste hart week. Dan ziet men tot smart dat men nooit vruchten heeft voortgebracht tot eer van de Heere, maar altijd de god van eigen handen heeft gediend (vers 4). Zo een moet bekennen altijd gezondigd te hebben tegen een goeddoend God. Men ziet alleen zonde en ongerechtigheden van binnen. Wat gaat de zonde dan smarten. Men gevoelt de rechtvaardig brandende toorn Gods over de zonde. Men leert door de dauw roepen: ’Neem weg alle ongerechtigheden want alleen dan kan ik U bedoelen’. Men wordt jaloers op het goed dat weggelegd is voor degenen die Hem vrezen.
Daarom gaan ze smeken : ’Heere, geef het goede, ik ben het niet waardig, maar alleen dan kan ik U betalen met de varren van mijn lippen’.
Hoe meer ontdekt aan het boze bestaan, dat wil zeggen hoe meer dauw er valt, hoe doder en harder men zichzelf leert kennen. Men leert dat men slechts vruchten van de dood kan voortbrengen. Wat is satan, de mensenmoorder, dan actief. Hij doet alles om een door de Geest bedauwd mensenkind terug te krijgen in zijn kamp, waar niemand ooit lafenis zal krijgen. Hij fluistert: je bent te hard, je bent te vruchteloos, je bent als de vrouw van Lot wel uit Sódom getogen maar je zult nooit in Zoar aankomen.
De Heere maakt door de dauw des Geestes Zijn kinderen als hulpeloze wezen (vers 4), geworpen op het vlakke veld, vertreden in hun geboortebloed. Wat een genadige bedauwing als men zich waardig acht eeuwig daar te blijven liggen buiten God, maar niet zonder God te kunnen en daarom te roepen: Mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water.
Dezulken zullen de belofte horen: Ik zal Israël zijn als de dauw. Dan wordt gewezen op Christus als de enige Weg ten leven, Wiens hoofd vol is van de dauw, dat wil zeggen vol van genade. Wat ontsluit zich dan een liefde, een leven en een ruimte in Christus.
Geliefde lezer, zoals soms in de zomermaanden in de vroege ochtend een kleed van dauw de (vuile) velden bedekt, zo mag men dan bedekt liggen onder Zijn liefde en ervaren: Mijn toorn is van hem afgekeerd. Dan doorleeft men het 5e vers, namelijk dat Zijn liefde een vrijwillige liefde is, of zoals het grondwoord zegt: soeverein en overvloedig.
Maar als de kracht uit de dauw is gaat men vaak met de beloften de hoogte in. Boven in de bergen valt echter geen dauw. Die heeft men ook niet nodig als men nog rust op de belofte. Dan verbergt de Heere Zijn aangezicht.
Wat een weldaad als de dauw van de Geest van ontgronding valt en de grond uit de beloften haalt. Die dauw drijft van de hoge bergen de diepte in. Wat zijn er dan een aanvechtingen: Is het waar geweest? Heb ik me alles maar ingebeeld? Wat kan er ook een vijandschap in het hart opkomen zodat men God de schuld geeft van de dodigheid.
Dan wordt het harde zondige vruchteloze hart weer blootgelegd en leert men door de dauw weer smeken om dauw. Het is juist die dauw die op Gods tijd weer doet roepen: O God, Gij zijt mijn God, ik zoek U in den dageraad.
Hij laat Zijn kwijnend volk niet eeuwig in ’t verdriet. Op Zijn tijd zal Hij komen tot Zijn uitgebeden, uitgestreden, onwaardige en verdorde volk. Dan zal Hij ze verkwikken door de dauw en toeroepen: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom. Dan is het verlepte, stervende plantje plotseling groen en fris. Dan is er hemelse blijdschap over de hemelse dauw en zegt men: Ik dank U, HEERE, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. Als men dan terugblikt ziet men dat de dauw valt in de nacht, maar dat men deze pas ziet als de Zon van gerechtigheid schijnt. Dan ziet men ook de regenboog van Gods trouw rondom de dauw. En in de regenboog leest men: ’De HEER’ is zo getrouw als sterk; Hij zal Zijn werk Voor mij volenden’.
Dan leert men ook dat de dauw precies genoeg is. Het bedekt het kleinste plantje maar ook de grootste boom. De kleinste heeft niet te weinig en de grootste niet te veel. Ja, geliefde lezer, ’wie Jezus heeft, die heeft genoeg’.
Pas viel bij ons in de tuin de dauw. Het viel op dorstige plantjes die het inzogen. Maar ook op het kille ijzeren hek waarlangs de dauw naar beneden droop. Wat bent u? Een dorstig plantje dat naar dauw uitziet en dit opzuigt of een ijzeren hek dat gevoelloos is voor de dauw?

Ds. J.A. Weststrate
Predikant te Pretoria, Zuid-Afrika (GGiN)

Gebruikersavatar
Teus
Majoor
Majoor
Berichten: 2417
Lid geworden op: 15 dec 2011 13:14

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Teus » 10 jun 2014 20:40

Wat is het Christendom?

De bijbel is een voldoende en de belangrijkste gids
voor de Gemeente in alle tijden, in alle streken en
onder alle omstandigheden. Hierin vinden we het
christendom in goddelijke schoonheid en morele
uitmuntendheid.
Zoals we de Bijbel proberen voor te stellen en niet een
of ander theologisch systeem dat van de Bijbel is
afgeleid, zo denken we nu aan het christendom en niet
aan een bijzonder vorm van menselijke godsdienst. Wij
zijn er dankbaar voor. Wij gaan niet in op de
verdediging van mensen van hun systemen. De mensen
dwalen in hun theologie en falen in de leer. Maar de
Bijbel en het christendom blijven ongeschokt en
onwrikbaar. Wat een onuitsprekelijke genade. Wie kan
dat naar waarde schatten? Wij kunnen nooit dankbaar
genoeg zijn, dat we een volmaakte maatstaf hebben in
goddelijkheid en moraal. Die maatstaf vinden we in de
Bijbel en in het christendom. De mensen kunnen
dwalen in hun geloof en falen in hun gedrag, maar de
Bijbel blijft de Bijbel en christendom blijft
christendom.
Filippi 3 geeft ons het voorbeeld van een waar
christendom. Een voorbeeld waarnaar elke gelovige
gevormd moet worden. Paulus kon door de Heilige
Geest zeggen: “Weest samen mijn navolgers,
broeders” (17)
Hij spreekt niet tegen ons als apostel, ook niet als een
begaafd iemand met buitengewone gaven en
bevoorrecht om onuitsprekelijke visioenen te zien. In
vers 17 horen we niet de apostel of het begaafde vat,
maar Paulus de christen. In zijn schitterende loopbaan
als apostel kunnen we hem niet volgen. In zijn opname
in het paradijs kunnen we hem niet volgen. Maar wel in
zijn christelijke loopbaan in deze wereld. In Filippi 3
krijgen we een volledig overzicht daarvan, niet alleen
van de loopbaan zelf maar ook van het begin en het
einde. We moeten dus bekijken:
1 de christelijke plaats
2 het christelijke doel
3 de christelijke hoop
De christelijke plaats
Dat wordt in Filippi 3 op twee manieren getoond. Niet
alleen wordt gezegd wat de plaats is van een christen,
maar ook wat die niet is. Al er ooit een man was die
zich kon beroemen op eigen gerechtigheid waarin hij
voor God staat, dan was Paulus dat. “hoewel ik reden
heb op vlees te vertrouwen. Als iemand anders meent
op vlees te kunnen vertrouwen, ik nog meer: besneden
op de achtste dag, uit het geslacht van Israel, van de
stam van Benjamin, een Hebreeer uit de Hebreeen; wat
de wet betreft een farizeeer; wat de ijver betreft een
vervolger van de gemeente; wat de gerechtigheid
betreft die in de wet is, onberispelijk.” (Fil.3:4)
Dit is een merkwaardige lijst, waar alles in staat, dat
iemand mogelijk kon wensen om een plaats in het vlees
te hebben. Niemand kon Saulus van Tarsis overtreffen.
Hij was een Jood, van zuivere afkomst, in ordelijk
lidmaatschap, van onberispelijke wandel, een vurig
ijveraar met een onwankelbare toewijding. Uit beginsel
een vervolger van de Gemeente. Als Jood kon hij het
niet anders zien dan dat de grondslagen van het
Jodendom aangetast werden door de nieuwe bedeling
van de Gemeente van God.
Het was totaal onmogelijk dat Jodendom en
Christendom op dezelfde hoogte konden bestaan of in
de dezelfde geest konden heersen. Een bijzonder trek
van het Jodendom was dat Jood en Heiden gescheiden
waren, een bijzonderheid van het christendom was de
eenheid van beide in één lichaam. Jodendom
handhaafde de scheidsmuur van de omheining; het
christen vernietigde die muur totaal. 1

Vandaar dat Saulus, als een ernstige Jood, alleen maar
een vurig vervolger kon zijn van de Gemeente van
God. Hij maakte deel uit van zijn godsdienst, waarin
hij toenam. “en in het jodendom meer toenam dan vele
leeftijdgenoten in mijn geslacht, daar ik een nog groter
ijveraar was voor de overleveringen van mijn
vaderen.” (Gal.1:14)
Wat een man kon hebben in godsdienst, Saul had dat.
Welke hoogte ook te bereiken was, hij bereikte die. Hij
liet geen poging ongebruikte om zijn eigen
gerechtigheid op te bouwen. De gerechtigheid in het
vlees. De gerechtigheid in de oude schepping. Hij bezat
alle aantrekkelijkheden van de wettische gerechtigheid,
opdat hij die van zich zou af werpen voor de
heerlijkheden van een goddelijke gerechtigheid. “Maar
wat winst voor mij was, heb ik om Christus' wil schade
geacht.Jazeker, ik acht ook alles schade te zijn om de
uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn
Heer, om Wie ik de schade van alles heb geleden en het
als vuilnis acht, opdat ik Christus mag winnen en in
Hem bevonden word, niet in het bezit van mijn
gerechtigheid die uit de wet is, maar van die welke
door het geloof in Christus is, de gerechtigheid die uit
God is, gegrond op het geloof;” (Fil.3:7-9)
De grote gedachte in deze verzen, is niet dat een
schuldig zondaar zijn toevlucht neemt tot het bloed van
Jezus om vergeving te verkrijgen, maar meer een
wettisch gezinde die zijn eigen gerechtigheid als vuil
wegwerpt, omdat hij een betere heeft gevonden. Als
zondaar – de voornaamste van de zondaars – had hij
zijn toevlucht genomen tot het bloed van Christus. Hij
had daar vergeving, vrede en aanneming bij God
gevonden. Dat vinden we in vele teksten van het
Nieuwe Testament. Maar dat is niet de voornaamste
gedachte in Filippi 3. Paulus spreekt niet over zijn
zonden, maar over zijn gewin. Hij is niet bezig met zijn
behoeften, als zondaar, maar met zijn voordelen als
man. Een man in het vlees. Een man in de oude
schepping, een jood, een wettisch gezinde man.
Zeker Paulus bracht al zijn zonden naar het kruis en ze
waren afgewassen door het verzoeningsbloed van het
goddelijke zondoffer. Maar hier zien we iets anders.
Hier vinden we een wettisch gezinde die zijn eigen
gerechtigheid ver van hem werpt en dat acht als een
waardeloos en lelijk ding, in tegenstelling met een
opgestane en verheerlijkte Christus, die de
gerechtigheid is van de christen. De gerechtigheid, die
tot de nieuwe schepping behoort. Paulus had zonden
om over te treuren en hij had een gerechtigheid om in
te roemen. Hij had schuld op zijn geweten en hij had
een laurierkrans om zijn slapen. Hij had veel om zich
over te schamen en veel om er in te roemen. Maar het
bijzondere in Filippi 3:4-8 is niet een zondaar, die
vergeving van zonden ontvangt, zijn schuld
weggedaan, zijn schande bedekt wordt, maar een
wettisch gezinde, die zijn gerechtigheid aflegt, een
geleerde die zijn lauweren wegwerpt en een man die
zijn ijdel roemen loslaat. En dat alleen omdat hij ware
heerlijkheid, onverwelkelijke lauweren en een eeuwige
gerechtigheid gevonden heeft in de Persoon van een
overwinnende en verhoogde Christus. Niet alleen dat
Paulus de zondaar een gerechtigheid nodig had, omdat
hij in werkelijkheid er geen had; maar dat Paulus de
Farizeeër, aan die gerechtigheid de voorkeur gaf, die
hem geopenbaard was in Christus. Deze was oneindig
beter en heerlijker dan ieder andere.
Natuurlijk had Paulus als zondaar, net zoals iedere
andere zondaar, een gerechtigheid om voor God te
staan, maar dat wordt in dit hoofdstuk niet bedoeld. Dit
punt moet duidelijk begrepen worden. Niet alleen mijn
zonden drijven mij tot Christus, maar Zijn
uitmuntendheid trekt mij tot Hem. Natuurlijk heb ik
zonden en daarom heb ik Christus nodig. Maar zelfs als
ik een gerechtigheid had, zou ik die wegwerpen en mij
verheugd in Hem verbergen. Het zou beslist een verlies
voor me zijn, een gerechtigheid van mijzelf te hebben,
als ik zie, dat God zo’n heerlijke gerechtigheid voor
mij in Christus gegeven heeft.
Adam in Eden was naakt, daarom maakte hij zich een
schort. Maar het zou voor hem een verlies geweest zijn,
als hij het schort had gehouden, nadat de Here God
hem een kleed had gemaakt. Een door God gemaakt
kleed was veel beter dan een door mensen gemaakt
schort. Zo dacht Adam, zo dacht Paulus en zo dachten
alle heiligen van God, van wie de namen staan vermeld
in de Heilige Schrift. Beter te staan in de gerechtigheid
van God, die door het geloof is, dan te staan in de
gerechtigheid van een mens, die uit de werken van de
wet is. Het is niet alleen genade om van onze zonden af
te komen, door het geneesmiddel, dat God heeft
gegeven, maar om van onze gerechtigheid af te komen
en daarvoor in de plaats, de gerechtigheid aan te
nemen, die God heeft geopenbaard.
De plaats van een christen is in Christus, “in Hem
bevonden.” Dat is de christelijke plaats. Niets minder,
niets lager, niets anders. Niet gedeeltelijk in Christus
en gedeeltelijk in de wet, gedeeltelijk in Christus en
gedeeltelijk in ordinanties 2
Nee, het wordt “in Hem
bevonden.” Dat is de plaats, die het christendom geeft.
Als dit aangetast wordt, is het helemaal geen
christendom. Misschien een of ander oud “isme”, een
middeleeuws “isme”, of een modern “isme”, maar
zeker is het geen christendom van het Nieuwe
Testament, als het iets anders is dan “in Hem
bevonden.”
Let dus goed op dit punt: “In Christus hebben we onze
plaats.” Hij is onze gerechtigheid. Hijzelf, de
gekruisigde, opgestane, verheven, verheerlijkte
Christus. Ja, Hij is onze gerechtigheid. In Hem
bevonden is de eigelijke christelijke plaats. Niet het
Jodendom, Katholicisme, noch enig ander isme. Niet
het lid zijn van een kerk. Maar in Christus. Dat is de
grondslag van waar praktisch christendom. De plaats
van de christen.
Het doel van de christen
In vers 10 wordt het christendom weer verbonden met
Christus. “Om Hem te kennen.” Als “in Hem
bevonden” de plaats van de christen aangeeft, dan is,
“Om Hem te kennen,” het eigenlijke doel van de
christen. De oude wijsbegeerte had een leus, die het
voortdurend in de oren blies van zijn aanhangers,
namelijk: “Ken u zelf.” Christendom, heeft
daarentegen, een verhevener leus. Die wijst naar een
edeler doel. Het zegt ons dat we Christus moeten
kennen – om Hem ons voorwerp te maken – onze blik
op Hem te vestigen.
Dit alleen is het doel van de christen. Een ander doel
hebben is helemaal geen christendom. Helaas,
christenen hebben soms andere doelen. Daarom hebben
we gezegd, aan het begin, dat het over het christendom
gaat en dat we niet de wandel van christenen onder de
aandacht willen brengen. Het geeft niet wat het doel is,
als het niet Christus is, is het geen christendom. De
wens van de ware christen zal altijd zijn: “om Hem te
kennen en de kracht van zijn opstanding en de
gemeenschap aan zijn lijden, terwijl ik aan zijn dood
gelijkvormig word,” Niet dat ik in de wereld
vooruitkom. Dat ik veel geld verdien. Dat ik een
belangrijke positie bereik. Dat ik mijn gezag vergroot.
Dat ik een naam maak. Dat ik als een groot man gezien
mag worden. Een rijk man, een populair man. Niets
van dit alles is een christelijk doel. Het mag allemaal
goed zijn voor een iemand die niets beters te doen
heeft, om zulke dingen tot zijn doel te maken. Maar de
christen heeft Christus. Dat is het verschil. Voor
iemand, die Christus niet kent als zijn gerechtigheid is
het goed, zijn best te doen om zijn eigen gerechtigheid
uit te werken. Maar voor iemand, van wie de plaats is
in een opgestane Christus, zou de mooiste
gerechtigheid die door menselijke inspanning bereikt
kon worden een werkelijk verlies zijn. Zo is het ook
met een doel. De vraag is niet: “wat voor kwaad steekt
erin?” Maar is het een doel voor een christen?
De grootste reden van het lage niveau, die veel onder
christenen voorkomt, is gelegen in het feit, dat het oog
van Christus wordt afgericht op een lager doel. Het kan
een prijzenswaardig doel zijn voor iemand van de
wereld, voor iemand die zijn plaats nog altijd heeft in
de wereld, in de natuur en in de oude schepping. Maar
de christen heeft die plaats niet. Hij behoort niet tot
deze wereld. Hij is er wel in, maar niet van de wereld.
“Gelijk Hij niet van deze wereld is.” (Joh.17:14)
“Ons burgerschap is in de hemelen.” (20) We moeten
voor onszelf geen lager doel nemen dan Christus. Het
geeft niet wat iemands plaat in dit leven is:
Vuilnisman, prins of iemand daar tussen in. Dat geeft
niets. Als Christus maar zijn werkelijk en enig
voorwerp is. Het doel en niet de rangorde geeft het
karakter. Het enigste doel van Paulus was Christus. Of
hij nu op reis was, of thuis, of hij nu het evangelie
predikte, of hout sprokkelde, gemeenten stichtte, tenten
maakte, Christus was zijn doel. Overdag, ’s nachts,
thuis, op reis, op zee, op het land, alleen of in
gezelschap, in het openbaar of als hij alleen was, hij
kon zeggen “een ding doe ik.” (14) En niet alleen
Paulus als werkzaam apostel, of Paulus de opgetrokken
heilige, maar Paulus de levende, werkende,
wandelende christen. Hij richt deze woorden tot ons:
“Weest samen mijn navolgers, broeders.” (17) Wij
moesten ook met niets minders tevreden zijn. Zeker,
wij falen allemaal. Maar laten we het ware doel voor
ogen houden. Een leerling kijkt naar het voorbeeld, niet
naar de laatste regel die hij geschreven heeft.
Wij richten de blik ook soms af van ons voorbeeld. We
kijken dan naar ons zelf, ons karakter, onze belangen,
onze naam. We denken aan wat met onze beginselen,
onze positie of plaats overeenkomt, in plaats van het
oog vast gericht te houden op dat ene voorwerp, dat
christendom ons biedt. Christus zelf.
Maar zal u zeggen: Waar vind je dat nog? Als u bedoelt
onder de tegenwoordige christenen, kan het moeilijk
zijn om het te ontdekken. Maar we vinden het in Filippi 3. Dat is genoeg voor ons. Hier hebben we een
voorbeeld van echt christendom en laten we daarop ons
richten. Als ons hart andere dingen achterna gaat, laten
we dat oordelen. Laat ons in het licht van God komen
en proberen het volmaakte voorbeeld na te volgen. Al
zullen we ons moeten verootmoedigen over
voortdurend falen, we zullen altijd bezig zijn met ons
doel. Ons karakter zal daardoor gevormd worden want
het doel vormt het karakter.
Is geld mij doel – zal mijn karakter begeren,
Als macht mijn doel is – word ik eerzuchtig.
Als leren mijn doel is – word ik geletterd.
Als Christus mij doel is – word ik een christen.
Het is hier geen kwestie van leven en heil, maar alleen
van praktisch christendom.
Als we een eenvoudige definitie moesten geven van
een christen, zouden we direct zeggen: Een christen is
iemand, die Christus als zijn doel heeft. Wat
eenvoudig. Mochten we er de kracht van ondervinden
en op die manier een gezonder en krachtiger
discipelschap vertonen in deze dagen, waarin zo velen
aardse dingen bedenken.
De hoop van de christen
De hoop wordt in ons hoofdstuk op dezelfde manier
voorgesteld als beide andere. De plaats van de christen
moet gevonden worden in Christus. Het voorwerp van
de christen is Christus te kennen en de hoop van de
christen moet ook Christus zin. Hoe mooi en volmaakt
is de relatie tussen deze drie dingen. Zodra ik mijzelf in
Christus vind, in bezit van gerechtigheid door het
geloof in Christus, verlang ik Hem te kennen als mijn
doel (voorwerp) en hoe beter ik Hem ken, hoe vuriger
ik zal verlangen om Hem gelijk te zijn. Die hoop kan
alleen verwerkelijkt worden als ik Hem zie zoals Hij is.
Als ik een volmaakte gerechtigheid en een volmaakt
doel heb, heb ik nog ding nodig en dat is, dat ik
afgedaan heb met alles wat mijn genot van dat
voorwerp verhindert. “Want ons burgerschap is in de
hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als
Heiland verwachten, die het lichaam van onze
vernedering zal veranderen tot gelijkvormigheid aan
het lichaam van zijn heerlijkheid, naar de werking van
de macht die Hij heeft om ook alles aan Zich te
onderwerpen.” (20-21)
Als we al deze dingen samenvatten, krijgen we een
volledig overzicht van echt christendom. Wij kunnen
deze drie punten niet uitputtend uitwerken, want ieder
onderdeel zou een boek vullen. Maar u kunt het
wondervolle onderwerp voor uzelf uitwerken. Verhef u
boven alle onvolmaaktheden en inconsequenties van de
christenen. Onderzoek de grootheid van het
christendom, dat voorgesteld wordt in het leven en
karakter van het voorbeeld, dat een mens in dit
hoofdstuk voorstelt. Dat de taal van ons hart mag zijn:
“Laat anderen doen wat ze willen, wat mij betreft, niets
anders dan dit voorbeeld zal mijn hart voldoen. Laat
onze ogen afgericht zijn van mensen en gericht zijn op
Christus alleen. Laat al mijn blijdschap in Hem zijn, al
mijn gerechtigheid, mijn doel en mijn hoop. Om Jezus
wil, mag dit bij ons allen zo zijn.

door: C.H. Mackintosh
„Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is.” 1 Kor.2:14a

Atro

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Atro » 12 jun 2014 10:01

De verhoogde Christus trekt...

Er zijn enige Grieken gekomen die aan Filippus vragen: „Heere, wij wilden Jezus wel zien. Wat de Grieken tot deze vraag bewoog weten wij niet. Maar hun vraag wordt aan Jezus overgebracht. En wat is dan het antwoord van Jezus? Wel, Hij vertelt van de weg die Hij over deze aarde gaat, en van het werk dat Hij bezig is te doen. In dat uittekenen van de weg is Hij volstrekt eerlijk en betrouwbaar. Hij verbergt niet het moeilijke, het bange, het donkere dat wacht. Integendeel, Hij laat zien dat het kruis voorop staat. Ik zal van de aarde verhoogd worden, zo sprak Hij immers. Maar dan spreekt de Heere ook over de heerlijkheid, die erop volgen zal, en van de volheid van heil die eruit voortvloeien zal en van de rijkdom van Zaligheid die erin Hem te vinden zal zijn.

Op de verhoging aan het kruis volgt de verhoging van de opstanding en de verhoging van de Hemelvaart en de verhoging van Pinksteren... En dan lost de Heere de belofte van de tekst in: Zo wanneer ik van de aarde verhoogd zal zijn zal ik hen allen tot Mij trekken. De Heere zal zaad zien. Hij zal geen Koning zijn zonder onderdanen. In de weg van wedergeboorte en bekering en vernieuwing zal dat zaad opgewekt worden tot een nieuw godzalig leven. In de verhoging trekt de Heere zondaren uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Hoe? Altijd weer door de bediening van het Woord. Het geloof is immers uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods? En nu is het de Geest van de verhoogde Christus die dat Woord dat een zaad der wedergeboorte is, toepast en bedient, zodat het in dode zondaarsharten ingaat om daar levenwekkend te werken. De Heilige Geest gebruikt dat Woord als een instrument om de harten te overtuigen van zonde en oordeel, om in alle waarheid te leiden. De Geest leert door middel van het Woord een ontdekte zondaar vragen naar een weg ter ontkoming, en drijft heen tot Christus en leert in Hem alles te vinden wat een arme zondaar behoeft.

Zo trekt de verhoogde Heere tot Zich. Tot aan de dag van de wederkomst toe. Ja, zo trekt Hij... allen... We mogen er gerust op zijn dat niet eentje der verkorenen achter zal blijven. Allen die de Heere bedoelt, zullen Hem leren kennen van de kleinste tot de grootste toe. Dat trekken door het Woord onder de bediening van Zijn Geest is immers een almachtig trekken... Zo sterk kan de macht van de zonde niet zijn, zo krachtig kan de zuigkracht van de wereld zich niet laten gelden, zo ver kan het verloren schaap niet zijn afgedwaald, zo indrukwekkend kan de invloed van de Satan niet zijn, zo onwillig en schuldig kan de zondaar aan wie getrokken wordt niet zijn of de kracht en de macht waarmee de verhoogde Christus trekt is sterker. Want de verhoogde Christus trekt onwederstandelijk... Hij trekt hen weg... Weg uit de wereld van zonde en de wereld van schuld en al de plaatsen waar geen zegen van te verwachten zal zijn.

Hij trekt hen ook af... af van alle verkeerde en dwaze voorstellingen die ze hebben van de Heere en vervult hun harten met reine gedachten omtrent deze Levensvorst. De trekkingen zijn wel onderscheiden naar de staat van de bruid en naar de wijsheid van de Heere. Soms liefelijk... soms smartelijk... maar altijd zo naar dat het hart van node heeft en altijd overwinnend en inwinnend. Dat komt de getrokkene ook aan de weet en leert dat belijden voor de Heere. Dat trekken van de verhoogde Heere is zo geduldig en zo hemels getrouw... Ontdekt wordt: Hij laat niet varen de werken Zijner Handen... Hij trekt hen over het land van de zonde en de schuld, ja over dood en graf heen en leert hen allen verstaan: Ik zal dan gedurig Bij U zijn... Ik zal ze allen trekken tot Mij... Ja, in de Heere Jezus, in de kennis van Zijn Naam en in de kennis van Zijn deugden, en in de kennis van Zijn werk ligt zaligheid. Ik leer genoeg te hebben aan Hem en ik leer nooit meer genoeg te krijgen van Hem. En ik, zo wanneer ik van de aarde verhoogd zal zijn zal ze allen tot Mij trekken.

Behoren wij al bij die getrokkenen? Is deze trekkende Christus ons al te sterk geworden? Kennen we iets van deze dingen? Of zijn we er geheel en al vreemd aan? Nog geheel en al in de ban van de trekkende vorst der duisternis, die niet eerder rust dan dat Hij juichen kan over Uw eeuwige verlorenheid? Gods lankmoedigheid is nog daar, doch niet voor eeuwig. Haast u dan toch om uws levenswil, om te zoeken en te vinden wat tot Uw eeuwige vrede dient. Moet de trekkende Heere Christus over U wenen of zal Hij eenmaal zeggen: Gaat in in de vreugde des Heeren? Wie trekt aan uw hart?

Ds. H.R.H.A. de Boer (CGK)

Atro

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor Atro » 13 jun 2014 07:51

Gijlieden moet wederom geboren worden.
Johannes 3: 7

De tekstwoorden verplaatsen ons in de tijd, van de naar deze lage aarde gekomen Zaligmaker. Hoe Hij de menselijke natuur heeft aangenomen. Om te komen onder de wet en de straf te dragen voor zijn uitverkorenen. Om zo aan Gods gerechtigheid genoeg te doen. Zo dat er in Hem, weer verzoening te verkrijgen is met God, wat persoonlijk zo noodzakelijk is.

Noodzaak

Gijlieden moet. Ja, het is een heilig moeten, maar waarom is het nu zo noodzakelijk? Luister, dan gaan we even naar het begin van Gods Woord, waar God de mens geschapen heeft. Waar het pronkjuweel geschapen is om altijd God te loven te prijzen en Hem eeuwig te bedoelen.
Daar was een harmonie tussen Schepper en schepsel. Daar waren we in een hemels Koninkrijk, en je weet de uitkomst. Je weet wat daar gebeurde. En wat is nu de uitkomst? Dat we nameloos diep gevallen zijn. We wilden als God zijn en de uitkomst is dat we slijk zijn. We zijn jammerlijk gevallen, we hebben allemaal in onze eerste vader Adam, God de rug en de nek toegekeerd.
Ja maar, dat hebben wij toch niet gedaan? Dat heeft Adam gedaan?
Ik hoop niet dat dit uitspraken van jou zijn. Adam is toch onze eerste vader. Daar kan en mag je niet omheen. Want de grote Koning heeft in zijn wijs beleid ons niet allemaal tegelijk geschapen. Nee, de een is uit de ander voortgekomen, en zo is Adams schuld ook onze schuld geworden. Weet je, zo is onze hele natuur verdorven geworden en daardoor de geestelijke, tijdelijke en eeuwige dood onderworpen. Een vogel die kan nog fluiten tot de eer van zijn Schepper. Maar wij hebben alles verloren en bezitten geen vermogen meer om God te bedoelen.

Tenzij

Hij heeft tot hiertoe nog geen lust in je dood gehad. Nee, Hij zoekt niet je verderf Hij roept nog: Wendt u naar Mij toe en wordt behouden.
Want nog is het de genade tijd, nog spreekt de grote Koning: O, hoe nodig, hoe nodig is het dan om wederom geboren te worden. je moet, zoals de kanttekenaren het zeggen: opnieuw, of van boven: dat is door de werking van de Heilige Geest geboren worden. Je moet een Goddelijke natuur deelachtig worden, een natuur die in beginsel God weer gaat bedoelen. Je moet van uit je doodstaat levend gemaakt worden, je moet van blind ziende gemaakt worden, je moet van doof horend gemaakt worden. Nog eenvoudiger: je moet een nieuw hart hebben, want je oude stenen hart dat is zo boos. Je moet een nieuw vlezen hart krijgen.

Wonder

Gijlieden moet wederom geboren worden: Is het geen wonder dat de Heere je nog na loopt en laat verkondigen je kan nog wederom geboren worden. Niemand te oud, niemand te slecht, niemand te lang gezondigd, niemand te jong. Want onze God is een Ontfermende God en Hij vergeeft menigvuldiglijk. Bij onze God zijn uitkomsten tegen de dood. Ja, er is blijdschap in dat hemelse Koninkrijk over een zondaar die zich tot God bekeert. Met eerbied gesproken de Koning is gebonden op de galerijen van Zijn Koninklijke hof of er nog iemand is die naar God gaat vragen, naar God gaat zoeken, ja, of er nog iemand is die Christus nodig heeft. Ja, gijlieden moet wederom geboren worden.

Ds. C. van Krimpen
Predikant te Yerseke (GG)

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 19 jun 2014 12:24

GA IN DE ARK!...GENESIS 7:1

Dit betekent: Laat u met God verzoenen, door te vluchten in de Ark van eeuwig behoud: Jezus Christus! De tekenen der tijden roepen ons toe: Hij komt!! We horen van rampen, oorlogen, corruptie, verkilling van de liefde. Jezus zegt: het zal zijn als in de dagen van Noach. De mensen deden wat ze wilden, ze hadden niets in de gaten, totdat… de zondvloed kwam en hen allen wegnam. Zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. De één zal aangenomen, de ander achtergelaten worden. Zijn wij dan een levende vis, die tegen de stroom ingaat?

Zo iemand was Noach. Zijn naam betekent: rust. In zijn dagen gaan de zonen Gods, de kinderen van gelovige ouders, precies zo leven als de ongelovigen. ”Ik doe wat ik wil, drink wat ik wil, ga naar bed met wie ik wil, feest hoelang ik wil.” Het is vloeken, stelen, moorden, genot zonder God. Tenslotte is er nog maar één man die met zijn gezin de Heere dient: Noach. Hij vindt genade in de ogen van de Heere. Hij bidt om genade en leeft van genade.
Tegen de stroom in.
O ja, dan komt de spot: “Een nieuw hart? Bekering ? Man, waar heb je het over!” Ook in onze samenleving broeit de christenhaat.

En toch, God denkt aan Zijn belofte van de Zaligmaker.
Noach moet een ark bouwen, 15 meter hoog, 25 meter breed, 150 meter lang, en intussen de mensen oproepen tot bekering.

Hij gaat gehoorzaam aan het werk, jaren lang. Langzaam groeit dat enorme schip.
Commentaar genoeg: “Noach, waar ben jij mee bezig? Een schip op het droge? Ben jij wel in orde? Wil jij klokkenluider van Gods oordeel zijn? Nou, laat de klok maar luiden, laat de klok maar slaan en de wereld ondergaan. Wij blijven vrolijk op eigen wegen gaan.”

Wat is zijn geheim? Hebr. 11, “Door het geloof heeft Noach de ark toebereid.”

Is dat ook ons geheim? Dan wil je niet meedoen met vloeken en spotten, stelen. Dan bid je om een jongen of meisje die de Heere dient, tegen de stroom in. Dan heb je een Woord voor de wereld, vlakbij.

Als Noach klaar is…, die wonderlijke optocht van reine en onreine dieren, in de ark.
Ook hij en zijn gezin. Ze hebben het in de ark gehoord: de donder, de bliksem, en dat de sluizen van de hemel open gingen en de waterdiepten omhoog spoten. De mensen klommen op daken en in bomen, schreeuwden om hulp, maar…eeuwig te laat.

En nu? Jezus, de Rustaanbrenger komt om te oordelen de levenden en de doden. De massa beseft het niet en bekeert zich niet.
En wij? Zoeken wij, kennen wij het rustpunt van ons hart, in Hem alleen?

O, dan roepen we anderen toe: Laat je met God verzoenen, door te vluchten in de Ark van eeuwig behoud, Jezus Christus. Want het Scheepje onder Jezus’ hoede, met Zijn Kruisvlag hoog in top, neemt als Arke der verlossing allen die in nood zijn op. Jezus is die Ark: vuurbestendig en oordeelbestendig.

“Heere, leer mij gelovig te schuilen in deze Ark en stort Uw liefde in mijn hart om een levende vis te zijn tegen de stroom in.” Al staat de zee dan hol en hoog en zweept de storm ons voort, wij hebben ’s Vaders Zoon aan boord en veilig strand voor ’t oog.

ds. H. de Graaf

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 21 jun 2014 10:25

Christus, de tedere Cedertak (1)

Ezechiël 17 : 22-24 1.

De Tak geplukt De tekst is genomen uit profetieën van Ezechiël. Ezechiël is een gevangene te midden van de weggevoerden naar Babylonië. De Heere heeft de ballingen in Babel een prediker in hun midden gegeven. Nu krijgt hij de opdracht: Mensenkind, stel een raadsel voor, en gebruik een gelijkenis tot het huis Israëls. Het is een raadsel in de vorm van een gelijkenis over een cederboom, twee arenden en een wijnstok. Na die gelijkenis vult Heere de boodschap nog aan met onze tekstwoorden: Alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal ook van den oppersten tak des hogen ceders nemen. Er was al een tak genomen en de Heere zal ook een tak nemen. Door wie was er een tak genomen van de ceder? We lezen over een grote gekleurde arend, groot van vleugelen, lang van vlerken en vol van vederen, die verscheidene verven had. Wie is deze arend? Het is Nebukadnezar, de koning van Babel. Deze arend komt tot de cederboom op de Libanon in het noorden van Israël. Wie is deze cederboom? De ceder is een beeld van het huis van David. De top van de jonge takjes, genomen door de arend, is koning Jojachin. Jojachin is de op één na laatste koning van Juda, die met de prinsen van het koninklijk huis is weggevoerd. Hij was toen 18 jaar oud en nog maar drie maanden aan de regering. De grote arend brengt deze takjes naar een land van koophandel en stad van kooplieden. Dit is een beeld van Babel. Daar werden de takjes geworpen op de straten om vertreden te worden. Daarna komt de grote arend terug naar Israël en neemt een zaadje van een wijnstok en plant dat in een zaadakker bij vele wateren. Dit zaadje is een beeld van koning Zedekia. Hij was door Nebukadnezar tot koning over Juda gesteld, maar moest hem schatting betalen. Deze wijnstok staat op een goede plaats bij vele wateren. Het stekje gedijt goed, maar, het blijft wel nederig van stam. Zedekia blijft onderworpen aan Nebukadnezar. Maar wat gebeurt er dan? Er komt een tweede arend. De wijnstok steekt zijn wortelen en takken uit naar de tweede arend. De tweede arend is de koning van Egypte. Zedekia verbreekt zijn eed waarmee hij onderworpenheid aan Nebukadnezar heeft gezworen. Daarover ontsteekt Gods toorn. Zal die wijnstok gedijen? Dat is de vraag die Ezechiël aan de oudsten moet stellen. De conclusie is duidelijk. God zal afrekenen met Zedekia vanwege zijn eedbreuk. Wie zal Juda dan nog verlossen als Zedekia ook wordt ontworteld? Het is voor de ballingen in Babel een hopeloze zaak. Maar voor die hopeloze ballingen mag Ezechiël een kerstboodschap prediken. We vinden hier een profetie van de komst van Christus. Ds. Moerkerken schrijft: We mogen dit vers gerust het kerstevangelie noemen naar de beschrijving van Ezechiël. Dat Ik zetten zal … Vier keer lezen we: ‘Ik zal’. De Heere zal dit werk doen. Het volk moet van alles afzien. Opmerkelijk dat de Heere deze boodschap pas brengt als alle hoop is afgesneden. Eerst moeten zij tot de conclusie komen dat het hopeloos is. Zo is het nog. Er is troost voor hen die geen hoop meer hebben. Wat zal de Heere doen? Van het opperste zijner jonge takjes, zal Ik een tederen afplukken. Wie is de tedere Tak? De kanttekenaar schrijft: Men versta hierdoor Zerubbabel en zijn opvolgers, maar inzonderheid Christus, van Wie zij voorbeelden waren. We menen dit woord met vrijmoedigheid op Christus te mogen betrekken. Hij wordt vaak een Scheut of Spruit genoemd. De bruid zegt van Hem: Zijn schenkelen zijn [als] marmeren pilaren, gegrond op voeten van het dichtste goud; Zijn gestalte is als de Libanon, uitverkoren als de cederen. Deze Cedertak zal afgeplukt, afgezonderd worden. Dit had Nebukadnezar ook gedaan. Hij had als doel het takje te laten vertrappen. God neemt ook een Stekje, maar met de bedoeling om een Boom te laten groeien. Met kerstfeest wordt het tedere Takje afgeplukt. De Cederboom is dan een afgehouwen tronk geworden. De tedere Tak is een afstammeling van het huis van David. Het Takje is gering en zwak. Maar toch is het een Cedertak. De Zaligmaker is van Koninklijken bloede. Zo vinden de herders de Cedertak: Gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. De boodschap komt nog tot zondaren die alle hoop zien afgesneden. Ik zal!

2. De Tak geplant Denwelken Ik op een hogen en verheven berg planten zal. De tedere Tak wordt geplant op een hoge berg. De kanttekenaar schrijft: Versta het ware Sion, dat is de ware Joodse en Christelijke Kerk en gemeente der heiligen. Nebukadnezar heeft de takjes niet geplant. De grote arend heeft de takjes laten vallen. Maar God de Vader heeft de tedere Tak geplant. Bovendien is er een groot verschil met het zaadje van de wijnstok. Dat werd geplant in de laagte. De Vader plant dit takje in de hoogte. De hoge berg is een beeld van de Kerk Gods. Deze Kerk wordt vaak vergeleken bij een berg. Zo ook bijvoorbeeld in Psalm 2, waar de Kerk genoemd wordt: ‘de berg Mijner heiligheid’. Waarom wordt Sion een hoge berg genoemd? De berg Sion was toch niet zo hoog? De berg is hoog vanwege haar verkiezing en waardigheid. In Gods oog is Sion veel hoger dan Basan. Daar zal het Takje tot ontwikkeling komen. Er lijkt echter niets van terecht te komen. Een afgebroken takje sterft. Zo is het met dit Cedertakje. Hij kwam om te sterven. Maar zie met Pasen hoe die gezegende Cedertak uitspruit en tot een grote Boom wordt. (wordt vervolgd)

Ds. A. Schot

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 21 jun 2014 10:26

Christus, de tedere Cedertak (2)

Ezechiël 17 : 22-24

Op den berg der hoogte van Israël zal Ik hem planten; en hij zal takken voortbrengen. Voor de herders was dat kleine afgebroken Cedertakje al zo dierbaar. Maar Hij blijft geen teder Takje. Het Takje wordt een vruchtdragende Boom. De takken aan deze Ceder groeien van het oosten naar het westen en van het noorden naar het zuiden. Bovendien zal de Ceder vrucht dragen. Hier overstijgt het beeld zichzelf. Een cederboom heeft geen eetbare vruchten zoals vruchtbomen. Maar de geestelijke Cederboom geeft geestelijke vruchten. Deze Ceder is zomer en winter groen. Deze Ceder draagt altijd vrucht. Hij brengt voort de vrucht van de gerechtigheid, van de heiligheid, van de vrede enz.

En hij zal tot een heerlijken ceder worden, dat onder hem wonen zal alle gevogelte van allerlei vleugel. De vogels zijn een beeld voor de gelovigen uit allerlei volken. Er is veel onderscheid in die vogels. Vergelijk een mus met een zwaluw. Maar van deze Ceder geldt: Zelfs vindt de mus een huis o Heer’, de zwaluw legt haar jongs’kens neer in ’t kunstig nest bij uw altaren. Daar zien we drieduizend vogels neerstrijken in Zijn takken: Parthers, Méders, Elamieten en die inwoners zijn van Mesopotámië. Daar is een Moorman. Daar komt een Cornelius met de vleugelen des geloofs. En nog steeds vinden vogels een plaats in de Cedertak. Hebben ook wij daarin al een plaatsje gevonden? De Cederboom is nog niet vol. Nog is er plaats. Van deze Ceder geldt: Komt herwaarts tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.
We lezen van de vogelen: in de schaduw Zijner takken zullen zij wonen. Zij zullen er rust vinden en wonen. Zijn takken geven schaduw. Velen zochten in de kerstdagen hun heil bij een dode dennenboom waarvan de naalden uitvallen. Dat heeft niets met kerst te maken. De ware gelovigen hebben een levende Cederboom.

3. De Tak gepredikt
God trekt Zelf een les uit deze gelijkenis: Zo zullen alle bomen des velds weten, dat Ik, de HEERE, den hogen boom vernederd heb, den nederen boom verheven heb. De Cedertak wordt gepredikt als een waarschuwend en als een vertroostend voorbeeld. De bomen des velds zijn de mensen. Wij zijn geplant om vruchten te dragen. We hebben er van nature geen besef van dat we vruchten dienen te dragen. Vruchteloze bomen zullen worden omgehouwen. Johannes heeft gepredikt: De bijl ligt alrede aan de wortel der boom. Alle boom die geen goede vrucht voorbrengt wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Welke bomen zullen vruchtdragend worden? Nederige bomen. De prediking die van dit raadsel uitgaat is: alle hoge bomen worden vernederd en de nederige bomen worden verhoogd. Een hoge boom was bijvoorbeeld koning Jojachin. Maar die opperste tak kwam terecht op de straten van Babel. Een hoge boom is Nebukadnezar, de koning van Babel. Maar ook deze boom zal vernederd worden. Leest het maar in Daniël 4 hoe die machtige boom door een wachter van de hemel afgehouwen wordt.

Nebukadnezar had zich als God verhoogd. De boom werd groot en sterk, en zijn hoogte reikte aan den hemel en hij werd gezien tot aan het einde der ganse aarde; zijn loof was schoon en zijn vruchten vele, en er was spijze aan denzelven voor allen; onder hem vond het gedierte des velds schaduw, en de vogelen des hemels woonden in zijn takken, en alle vlees werd daarvan gevoed. Maar deze hoogmoedige koning zal gras eten als de ossen en van de dauw des hemels natgemaakt worden. Die boodschap komt nog tot alle hoge bomen: uw vernedering is aanstaande. Leer dat uit de kerstgeschiedenis. En aan de andere kant: de nederige boom wordt verheven en de droge boom wordt bloeiende gemaakt. Het is of we hier de lofzang van Maria lezen: Hij heeft een krachtig werk gedaan door Zijn arm, Hij heeft verstrooid de hovaardigen in de gedachte hunner harten. Hij heeft machtigen van de tronen afgetrokken en nederigen heeft Hij verhoogd. Nederige bomen wil God verheffen.

Daarvan is de tedere Tak een sprekend voorbeeld. Hij begon als een Rijsje van een afgehouwen tronk. Maar deze tedere Tak wordt tot een Plant van Naam. De weg van de Borg is ook de weg van de Kerk. Gods kinderen worden afgeplukt van de oude stam om te sterven. Maar die stervende tak wordt geplant om te leven en vruchten te dragen. God zegt: Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen. En Hij is geen mens dat Hij liegen zou en geen mensenkind dat het Hem berouwen zou.

Ds. A. Schot

schelpje3
Maarschalk
Maarschalk
Berichten: 11410
Lid geworden op: 23 apr 2010 13:57

Re: Hedendaagse meditaties

Berichtdoor schelpje3 » 28 jun 2014 09:28

En omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen lofzangen voor God. En de gevangenen luisterden naar hen.’ Hand. 16: 25

In de wekelijkse eredienst wordt altijd gezongen door de gemeente. Het mag een opmaat zijn van het persoonlijke zingen dat in de week verder gestalte krijgt. Dat krijgt op een opvallende manier gestalte in een cel in de gevangenis van Thyatira. Daar wórdt me toch gezongen!

Zin in zingen?
U zult waarschijnlijk veel liederen uit het hoofd kennen. En ik hoop dat ze ook in uw hart zijn geworteld. Die liederen hebben heel verschillende thema’s: er zijn liederen waarin uitbundig Gods lof wordt gezongen, er zijn gebeden om hulp, er zijn klaagzangen vanwege een gemis aan Godservaringen … En al die thema’s komen op enig moment in het leven voorbij: bij een bruiloft zingen we graag Gods lof (Psalm 150), bij een begrafenis roepen we met overtuiging zijn hulp in (Psalm 121), in tijden van neerslachtigheid welt een klacht uit het hart (Psalm 42). Wij hebben niet altijd zin om willekeurig welk lied te zingen: bij een bruiloft gaan we niet klagen – althans dat is te hopen! – en bij geestelijke dorheid gaan we niet jubelen.

En toch … hebt u het nooit gehad dat je tijdens een periode van geestelijke neergang een kerkdienst bijwoonde, dat je werd gegrepen door de inhoud die op hooggestemd niveau was, en dat een loflied je sombere gedachten naar de achtergrond dwong, zodat je geestelijk verruimd de kerk uitkwam? Zin hebben om bepaalde liederen te zingen is blijkbaar niet het laatste woord dat daarover te zeggen is!

De zin van het zingen
De zin van het zingen gaat dieper dan de vraag of je zin hebt in zingen. De geschiedenis van Paulus en Silas helpt ons daarbij: daar zitten twee dienstknechten van God in de cel die opgepakt waren wegens vermeende ordeverstoring (vers 20). De menigte loopt tegen hen op, de kleren worden hen van het lijf gerukt, hun rug wordt een pijnlijk en bebloed lichaamsonderdeel vanwege de aframmeling die hun vanwege het stadsbestuur ten deel valt. En daarna: het gevang in, stevig vastgezet (vers 24). Je zou zeggen: genoeg reden om mismoedig te zijn, en om te klagen. Heb je dan zin om te zingen? Nou, áls daar al zin in hebt, dan zouden het op z’n best de woorden van Psalm 142 zijn: ‘Sla acht op mijn roepen, want ik ben volkomen uitgeteerd!’

En toch … de Heilige Geest leert een mens soms een soort ‘tegen de wind in hangen’. U kent dat toch? Als het eens flink stormt en je loopt op een wijde vlakte, dan kun je je door de wind laten meevoeren – met als resultaat dat je verder van huis weg raakt en een willoos slachtoffer van de wind wordt –, maar je kunt ook tegen de wind in gaan hangen en zodoende stapje bij stapje, al worstelend, je doel bereiken. De zin van het zingen is soms dat ‘tegen de wind in gaan hangen’: dwars tegen je gevoelens in het loflied in je ziel toelaten en dat uitzingen. Zo doen deze twee gevangenen: in het holst van de nacht nota bene (om middernacht immers), met de voeten in het blok, zingen ze … geen klaagliederen, maar lofliederen.

Het is een thema dat telkens in de Schrift terugkeert:
– In Psalm 22 is David voor zijn gevoel van God en mensen verlaten, hij schreeuwt het uit: ‘Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Maar even verderop: ‘Maar U bent heilig, U troont op de lofzangen van Israël.’ En eeuwen later maakt de grote Davidszoon, de Here Jezus, deze Psalm tot zíjn Psalm.
– In het boek Klaagliederen (de naamgeving van het boek tekent de geestelijke toon …) staan daar opeens die verrassende woorden in 3: 22 ‘het is de goedertierenheid van de Heere dat wij niet omgekomen zijn; groot is Uw trouw!’
– En Habakuk heeft leren zingen: ‘Al zal de vijgenboom niet in bloei staan – ik zal dan toch in de Heere van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil’ (3: 17-18).

Je niet laten overmeesteren door de (soms inderdaad forse) tegenwind in het leven, je laten bepalen door de overtuiging dat Gods heil en uitkomst daar dwars doorheen zullen komen en zo het loflied zingen middenin de nacht; dát is vrucht van genade en doorwerking van de kracht van Gods Geest!

Het zinvolle resultaat
Het zingen van dat zinvolle lied, zo ongedacht en ongerijmd, blijkt een heel zinvol resultaat op te leveren: de twee dienaren van de Heere worden door Gods eigen ingrijpen in vrijheid gezet. Maar er is meer en dat is misschien nog wel veel sprekender: de gevangenen luisterden naar hen! Het is een missionair getuigenis dat zijn uitwerking niet zal missen. Gods zin gaat vele malen boven onze zin uit.

Ds. D. Quant


Terug naar “[Religie] - Algemeen”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 3 gasten