Berichtdoor Jvslooten » 28 mar 2014 09:06
Gevonden!
"Daar dus degenen, die als kleine kinderen gedoopt waren, toen voor de kerk geen belijdenis des geloofs gedaan hadden, werden ze tegen het einde van hun kinderjaren, of in het begin van hun jongelingsjaren wederom door de ouders voorgesteld, en door de bisschop onderzocht volgens inhoud van de catechismus, die men toen algemeen gebruikte. Opdat nu deze handeling, die overigens toch reeds terecht ernstig en heilig moest zijn, nog eerbiediger en waardiger zou plaats vinden, werd ook de ceremonie van de oplegging der handen gebruikt. Zo liet men dat kind, nadat zijn geloofsbelijdenis goedgekeurd was, met een plechtige zegening heengaan. Van deze gewoonte maken de ouden dikwijls melding. (...) Zulk een oplegging der handen dus, die eenvoudig als zegening geschiedt, prijs ik, en ik zou wel willen, dat ze tegenwoordig in haar zuiver gebruik hersteld werd. "
(Institutie, Boek IV, h. 19, 4e paragraaf, over de belijdenis des geloofs in de oude kerk)
"Och of wij de gewoonte bewaarden, die, gelijk ik heb vermeld, bij de ouden in gebruik geweest is, voordat dit ontijdig gedrocht van een sacrament geboren werd; niet opdat er een vormsel zou zijn, zoals zij er een verzinnen, dat niet genoemd kan worden zonder dat men de Doop onrecht aandoet; maar een onderwijzing waardoor de kinderen of de aankomende jongelieden rekenschap zouden afleggen van hun geloof. En dit zou de beste manier van onderwijzen zijn, indien een formulier geschreven was tot dit doel, bevattend en op gemeenzame wijze uitleggend de hoofdinhoud van nagenoeg alle hoofdstukken van onze religie, waarmee de ganse kerk der gelovigen zonder verschil van mening moet instemmen.En dat een kind van tien jaar zich aan de gemeente zou aanbieden om belijdenis des geloofs af te leggen; dat het dan ondervraagd zou worden over ieder hoofdstuk, en op alle vragen antwoordde; indien het iets niet wist, of minder goed begreep, dat het dan onderwezen zou worden. Zo zou het dan het enige, ware en zuivere geloof, waarmee het volk der gelovigen eendrachtig de enige God dient, onder getuige en ten aanschouwe der kerk belijden. Indien deze gewoonte tegenwoordig van kracht was, dan zou voorwaar de traagheid van sommige ouders opgescherpt worden, die het onderwijs hunner kinderen, alsof het een zaak was, die hun niet aangaat, onbekommerd verwaarlozen, terwijl ze het dan zonder openbare schande niet zouden kunnen nalaten. Er zou grotere eendrachtigheid. des geloofs zijn onder het Christenvolk, en de onkunde en onwetendheid van velen zou niet zo groot zijn; en sommigen zouden niet zo gemakkelijk door nieuwe en vreemde leerstukken meegesleurd worden; eindelijk allen zouden als het ware een zekere methodische gang in het onderwijs der Christelijke leer hebben."
(Institutie, Boek IV, h. 19, 13e paragraaf, over de belijdenis des geloofs in de oude kerk)