Berichtdoor Jvslooten » 14 mar 2014 20:55
Ik heb vandaag het boekje 'wat is een waar geloof' van William Guthrie nog eens gelezen, voor het eerst uitgegeven in 1658. Op bondige wijze gaat hij in op de verschillende aspecten van de vraag. Ik hoop hiervan een korte samenvatting te geven.
William Guthrie schrijft dat iedere gelovige zeker kan zijn van zijn of haar deel aan God. Toch, schrijft hij, zijn er ook gelovigen die twijfelen aan hun zieleheil. Dit kan verschillende oorzaken hebben: met weet te weinig van God en van hoe Hij werkt, men is niet oprecht naar God, men is te druk met andere zaken of men let op de verkeerde kenmerken. Men beseft niet dat geloof een gave is, of dat God op verschillende wijze met mensen werken kan; heel direct of soms heel geleidelijk. Het is mogelijk om een ware christen te zonder het zelf al te weten (1 Joh. 5:13).
In het volgende hoofdstuk beschrijft Guthrie de wijzen waarop mensen tot Christus getrokken kunnen worden. Sommigen vanaf hun prille jeugd af aan (Timotheüs), anderen heel plots op krachtdadige wijze (Zacheüs), en een enkeling komt pas tot Jezus vlak voor de poorten van de dood (de moordenaar aan het kruis). Doorgaans echter worden mensen door Christus voorbereid, doordat ze gaan beseffen dat ze zondaar zijn en hun geweten hun aanklacht. Ze lerene beseffen, dat ze hulpeloos zijn en onder het oordeel liggen. Dán zijn ze gereed om de zaligheid van God te ontvangen, op Zijn tijd en op Zijn wijze. Dit brengt ook een verandering in het leven kenbaar. Soms heel plots (Paulus), soms heel langzaam dat het gedurende lange tijd nauwelijks waarneembaar is. Aan de mensen die twijfelen of hun zondekennis wel grondig 'genoeg' is stelt Guthrie vier vragen:
- weet u dat u zichzelf niet kan zaligmaken? Dat u Jezus nodig hebt, en dat Hij gekomen is om te zoeken wat verloren was?
- weet u dat Hij alleen u kan zalig maken, en acht u Hem boven alles in deze wereld?
- wilt u zich afkeren van de zonde, deze haten en tegen strijden?
- wilt u wat de Heere Jezus tegen u zegt dankbaar en gehoorzaam doen?
Als Hij ons geleid heeft tot deze kennis, ons geleerd heeft afstand te nemen van de zonde en ons geleid heeft tot het het doen van Zijn wil - dan mogen wij ons verzekerd weten dat wij oprecht God zoeken en de zaligheid door Hem.
In het volgende hoofdstuk schrijft hij dat niet iedere christen dezelfde mate van geloof kent. Iemand kan het ware geloof hebben, maar toch geen grootgeloof. Het geloof openbaard zich dus op verschillende wijzen. De vraag die wij onszelf ten alle tijde moeten voorhouden is: "ben ik verzoend met de Heere Jezus Christus?" Toch is er ook schijngeloof. Dit on-echte geloof wordt onderscheiden van het ware geloof, doordat het in iets anders probeert te rusten dan Christus alleen. Het schijngeloof vraagt: "Wat moet IK doen om het eeuwige leven te beërven?". Bovendien is de schijngelovige niet bereid Christus te volgen, in verdrukking, pijn en lijden. En, als laatste: het ware geloof zorgt dat ons innerlijk gereinigd wordt (hand. 15:9) en onze deugden geestelijk zijn (gal. 5:22-23). Dit zorgt voor onderscheid tussen ware- en schijn-gelovigen.
In het vervolg hoofdstuk schrijft Guthrie over de kenmerken van een waar geloof. Een ware gelovige dient God uit liefde, ze verlangen ernaar (Rom. 12:11). Een ware gelovige zoekt ook naar heiligmaking. Dit kunnen zij ook, omdat ze van God daarvoor de kracht ontvangen hebben. Het belangrijkste kenmerk wordt in ons binnenste gevonden. "Geloven begint in het hart."
In het hoofdstuk 'Als het geloof wordt aangevochten' gaat Guthrie in op de dingen die twijfel kunnen zaaien in het leven van de oprechte gelovige. Sommige christen twijfelen, omdat ze nog zo diep in zonde liggen. Toch hoeft dit geen reden zijn om te vertwijfelen. "Hebben wij ons voorgenomen om de zonde te haten en goed te doen? Is er iets in ons binnenste dat vecht tegen de zonde, en blij is als u Gods gebod doet? Als dat zo is, (...) mag u zichzelf toch als een gelovige beschouwen." Ook zijn er gelovigen die twijfelen, omdat ze de inwoning van de Heilige Geest niet denken te hervaren. Tegen hen zegt Guthrie: "Als u nadenkt over de heiligheid, de goedheid en de zuiverheid van God, verlangt u er dan naar dat ook in u daarvan iets gevonden mag worden? Welnu, als dat zo is dan is dat een gave van de Heilige Geest in u! (...) Elke gelovige heeft enig gevoel van Gods tegenwoordigheid; en ook dat is een gave van de Heilige Geest.
Ook gaat Guthrie in op het komen tot Christus. Allereerst betekend dit afstand doen van de gedachte dat wij onszelf zouden kunnen reinigen; wij kunnen Gods gunst niet verdienen. Ten tweede moeten wij Jezus zien als de enige, die ons een nieuw leven en de ware gelukzaligheid kan geven. Wij moeten ons aan Hem toevertrouwen, zoals we zijn. Hij is gezonden om te zoeken en zalig te maken.
(sorry dat het iets langer is geworden dan gepland)
